Marijn Beuker is in topvorm. Het is voorjaar 2024, en op een podium in een zaal van de Johan Cruijff Arena presenteert de directeur voetbal van Ajax zijn plannen aan de hele voetbalafdeling – van jeugdcoaches tot sportwetenschappers en fysiektrainers. Vier maanden eerder is hij begonnen, nu vertelt hij vol overtuiging over talentontwikkeling, de rol van hersenfuncties en het creëren van winnaarsmentaliteit.
Hoewel sommigen worden overrompeld door zijn gedetailleerde uiteenzetting en de ingewikkelde termen, is er enthousiasme onder de aanwezigen. Eindelijk een Ajax-directeur die een eenduidige visie presenteert op het opleiden van jeugd en de kenmerken van Ajax-voetbal.
Die visie is nodig, vinden ze. Er zit weinig lijn in de voetbaltechnische ontwikkeling van de Ajax-jeugd, de samenhang tussen afdelingen kan beter. Met Beuker denken medewerkers een vooruitstrevende directeur te hebben die een moderne, ambitieuze koers kan inzetten. In de vaak conservatieve voetbalwereld wordt hij al jaren op conferenties en in podcasts uitgenodigd om te vertellen over zijn vernieuwende aanpak.
Er zijn ook bedenkingen. Door de scherpe toonzetting krijgen sommigen het gevoel dat zij in de afgelopen jaren weinig goed deden. Beuker zag dat er „veel eilandjes” zijn binnen Ajax, zegt hij nu tegen NRC. „Ik wilde benadrukken dat de tijd van eigen dingen doen voorbij is.” Vanaf dan is plan-Beuker leidend. Wie daarin niet mee wil, maakt hij duidelijk, kan beter vertrekken.
Als het in de media over Ajax gaat, draait het vaak om het eerste elftal. Dat is het meest zichtbare deel van de club, met technisch directeur Alex Kroes die verantwoordelijk is voor de trainer en het transferbeleid. Maar in de beursgenoteerde onderneming met 483 fulltime medewerkers is het onzichtbare deel minstens zo belangrijk: de jeugdopleiding, scouting, medische en fysieke staf, de analyse-afdeling. Die onderdelen bepalen mede hoe het eerste elftal functioneert.
De tijd van eigen dingen doen is voorbij
Beuker (41) gaat over al deze ondersteunende disciplines sinds hij eind 2023 is binnengehaald op voorspraak van Louis van Gaal, voormalig Ajax-coach en nu adviseur van de raad van commissarissen. Hij wordt verantwoordelijk voor het „gehele inhoudelijke voetbalproces” van de zevenjarige pupillen tot en met het eerste, schrijft Ajax. Zijn komst wordt gezien als een belangrijke stap in de sportieve wederopbouw van de club die van crisis naar crisis gaat.
Voor de buitenwereld krijgt Beukers imago als vernieuwer extra glans als Ajax op zijn aanraden in voorjaar 2024 de jonge, onbekende Francesco Farioli aanstelt als hoofdtrainer. In zijn eerste seizoen brengt hij Ajax, na twee bijzonder slechte jaren, terug tot op de rand van de landstitel.
Maar intern zorgt de aanpak van Beuker dan al voor grote verdeeldheid, blijkt uit gesprekken met 21 mensen binnen en rond Ajax. Zij vertellen over een directeur die niet zit te wachten op opvattingen die botsen met de zijne. Iemand die zo overtuigd is van zijn eigen kunnen dat hij collega’s die tegen hem ingaan mijdt en uitsluit. Een deel spreekt op basis van anonimiteit, vanwege de angst voor juridische consequenties en om relaties en carrière te beschermen.
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/12/10124817/131225SPO_2026423882_2.jpg)
In de Johan Cruijff Arena, thuishaven van Ajax, zorgt de werkwijze van Beuker voor verdeeldheid.
Foto Robin Utrecht/ANPDe weerstand zit niet alleen bij de conservatieve stroming binnen de club, die vindt dat je voetbal niet te ingewikkeld moet maken, maar juist ook in de wetenschappelijke hoek. Daar is het voornaamste bezwaar dat Beukers methodiek op veel punten onbetrouwbaar is en dat hij doof lijkt voor kritiek. Die onvrede leidde tot het vertrek van hoogopgeleide specialisten, van wie enkelen op prominente plekken in de club, zowel bij de data-afdeling, de jeugdopleiding als binnen de medische en fysieke tak.
Wie is Marijn Beuker? Waar staat hij voor? En waarom roept zijn werkwijze zoveel verzet op? Een profiel van een eigenzinnige directeur, die zich razendsnel heeft opgewerkt tot een van de invloedrijkste posities in het Nederlandse voetbal.
De verkoper
Marijn Beuker begint zijn loopbaan als ‘CEO’, staat op zijn LinkedIn. Fusion Sports Promotion & Events heet het evenementenbureau dat hij vanaf zijn 21ste probeert op te bouwen, tijdens zijn studie commerciële economie aan de Hogeschool van Amsterdam. Het idee: voetbaltoernooitjes organiseren op straat, en zo bijdragen aan de multiculturele samenleving.
De insteek was zakelijk, vertelt studiegenoot en medeoprichter Tony Bonsink. „Hij wilde ons concept uitrollen zodat we er winst op konden maken.” Beuker „zag overal mogelijkheden”, herinnert Bonsink zich. Met zijn „vlotte babbel” krijgt hij al snel subsidie los bij de gemeente Arnhem. Andere gemeenten moeten volgen.
Zover komt het niet, omdat Bonsink afhaakt. Maar hij ziet al een glimp van de kwaliteiten die Beuker ver zullen brengen: commercieel instinct, overtuigingskracht en enorme ambitie.
Beuker groeit op in een onderwijzersgezin in Zevenaar, bij Arnhem. Hij heeft een oudere broer. Hun vader was „heel streng”, vertelt Beuker. „Afspraken, normen, waarden. Als kind zocht ik een beetje de randjes op.” Aan het eind van havo 4 stopt hij met school omdat hij niet gelooft in het „proppen” en herhalen van voorgekauwde kennis. „Zelf ontdekken” werkt volgens hem veel beter. Hij is een zelfverklaard autodidact, met een onstilbare interesse in voetbal.
Vanaf zijn zestiende zijn vrijwel al zijn keuzes erop gericht om technisch directeur te worden van een profclub. Als tiener maakt hij al technische profielen van jeugdspelers bij zijn voetbalclub OBW in Zevenaar. Hij neemt een baantje in de horeca, waar hij beseft dat hij als toekomstig technisch directeur „managementvaardigheden” moet ontwikkelen en talen moet leren. Aangemoedigd door zijn ouders, die willen dat hij een diploma haalt, begint hij aan de mbo-opleiding ‘manager-ondernemer horeca’ in Wageningen.
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/12/10125353/131225SPO_2026423882_3.jpg)
V.l.n.r.: commercieel directeur Cas Biesta, directeur voetbal Marijn Beuker en de begin dit jaar vertrokken financieel directeur Susan Lenderink tijdens de aandeelhoudersvergadering (AVA) van Ajax in december 2024.
Foto Olaf Kraak/ANPTijdens die studie stuurt Beuker naar eigen zeggen tientallen brieven naar zaakwaarnemers en profclubs door heel Europa. De strekking, zo vertelt hij jaren later in een podcast: hij is op weg om technisch directeur te worden van een „Europese topclub”, moet nog „veel leren” en wil „gratis” meekijken.
Hij krijgt als „stagiair” een kijkje „in de keuken bij topclubs”, zegt Beuker in 2019 in vakblad De Voetbaltrainer, iets wat in andere verhalen vaak terugkomt. Concreet ging het om OGC Nice en RCD Espanyol, in die jaren beide ver verwijderd van een topklassering. Over die eerste club zegt Beuker nu dat hij in de stad Nice werkte voor zijn opleiding; als hij vrij was ging hij bij het trainingsveld kijken en maakte hij notities. Ook naar Espanyol gaat hij veelal „op de bonnefooi”. „Het was helemaal niet zo’n officieel iets”, zegt Beuker er nu over.
Beuker kleurt verhalen achteraf vaak nét iets mooier in. Zo vermeldt hij op LinkedIn dat hij een bachelor behaalde in ‘sportmanagement’ en ‘sportpsychologie’ – wat niet zo is. „Het waren componenten” van zijn studie commerciële economie aan de Hogeschool van Amsterdam, zegt hij nu, een vervolg op zijn mbo-opleiding. „Ik heb daar geen papiertje voor.” Hij ziet er weinig kwaad in. LinkedIn is toch „per definitie nét een mooier visitekaartje” dan de werkelijkheid?
De verbinder
Chelsea en FC Barcelona. Dat zijn de clubs waar de blonde jongen tegenover AZ-directeur Toon Gerbrands hardop van droomt. De jonge twintiger wil er ooit technisch directeur worden, vertelt hij. Dat willen er zoveel, pareert Gerbrands. Begin nou maar eens in Alkmaar en „laat maar zien wat je kan.”
Bij AZ hebben ze geen stageopdracht voor derdejaars student Marijn Beuker, dan 22. Toch wil hij er per se heen: het is een „interessante club waar ze anders denken”. Vooruitstrevender. Hij stelt voor om te onderzoeken hoe de AZ-jeugdopleiding binnen vijf jaar de beste van Europa kan worden. Een stagevergoeding is niet nodig. Hij verlaat Gelderland en trekt in een krappe studio in Alkmaar.
Beuker is in 2007 op het juiste moment op de juiste plek. Waar lang het oog van de scout of trainer de doorslag gaven, komen nu sportwetenschap en data-analyse opzetten in het topvoetbal. Dat biedt kansen. Dat geldt ook voor de topsportbegeleiding van jeugdspelers.
Op dit vlak bouwt Beuker onder hoofd-opleiding Aloys Wijnker een relatief nieuw domein op. Ze maken ontwikkelplannen voor spelers, geven adviezen over gezonde voeding en goede nachtrust, werken aan een meer didactische benadering. Beuker stort zich op de „motoriek, het mentale aspect, de cognitieve kant”, zegt Gerbrands nu. Hij lijkt van alle markten thuis, verdiept zich voortdurend in nieuwe ontwikkelingen en kan al die brokjes kennis razendsnel aan elkaar knopen.
Analyseren is zijn grootste kracht, zien collega’s. Beuker signaleert dat de voetbalafdelingen niet vanuit één vastomlijnd programma werken, maar veelal los van elkaar. Waarom richt de ene trainer zich meer op verdedigen dan de ander? Hoe kan het dat er niks op papier staat? „Er waren veel goede mensen, maar er was niets geborgd”, zegt Beuker er nu over. „Op dat gebied was AZ nog een soort amateurvereniging.”
Zijn status in Alkmaar groeit snel. Na zijn stage krijgt hij een baan als coördinator talentontwikkeling, in 2013 wordt hij hoofd voetbalontwikkeling en strategie. Langzaam verschuift ook zijn aandacht naar een complex, veelomvattend vraagstuk: het op vroege leeftijd herkennen van talent. Welke factoren zijn bepalend bij het voorspellen of een jeugdspeler later topvoetballer wordt?
Ik geloof heel erg in het plusjesmodel
Het is de kapitale vraag voor scouts, opleiders en technisch directeuren. Een eensluidend antwoord is er niet, omdat de progressie van een jeugdspeler van oneindig veel variabelen afhangt. Toch wil Beuker die code kraken. Het is een cruciale afslag in zijn jonge carrière. Hier begeeft hij zich op een terrein waar de toekomst van spelers mede kan worden bepaald door zíjn werkwijze. Als AZ-jeugdtrainer Nick van der Velden hem eens vraagt naar zijn ambitie, antwoordt Beuker: „De voetbalwereld veranderen, en dat gaat me lukken ook”.
De methode-Beuker komt in de kern neer op het „objectiveren” van jeugdtalent, zegt hij zelf. Subjectiviteit uitsluiten en keuzes maken op basis van zo veel mogelijk data en andere informatiebronnen: fysiek, mentaal, cognitief, wedstrijdstatistieken. Daarmee legt hij dwarsverbanden tussen uiteenlopende vakgebieden, wat intern als een noviteit wordt gezien.
Zo kan je op een „eerlijke manier”, zonder vooroordelen, naar spelers kijken, meent Beuker. „Ik geloof heel erg in het plusjesmodel. Als jij honderd spelers hebt en je moet er tien selecteren, dan kies je de tien met de meeste plusjes. Dan doe je aan kansvergroting.”
Hij bouwt in Excel een formule waarin verschillende factoren worden meegewogen bij het bepalen van de prestaties en potentie van jeugdspelers, die bij AZ vanaf tien jaar instromen. De eindscore geeft Beuker als advies mee aan de jeugdtrainers en de technische leiding van de opleiding – zelf neemt hij bij AZ geen beslissingen over spelers.
„Het was een soort rekenmodel om te voorspellen waar een speler eindigt”, zegt Barend Verkerk, die stagiair data was onder Beuker en later hoofd data werd. „Het was niet één onderdeel dat de doorslag gaf, meer een mix van factoren. In het algoritme konden we zaken aanpassen, zoals een bepaalde fysieke test belangrijker of minder belangrijk maken.”
Voor zijn formule is het essentieel dat Beuker eigenschappen meetbaar maakt. Snelheid en wendbaarheid bijvoorbeeld, door sprinttesten te doen. Maar hij is ook op zoek naar minder zichtbare voorspellers van talent. Zo vraagt hij in 2018 aan stagiair Mees Snijder of het mogelijk is om de wilskracht van (jeugd)spelers te toetsen.
Snijder stuit op het begrip ‘grit’ van de Amerikaanse psycholoog Angela Duckworth, een combinatie van doorzettingsvermogen en passie. Dat wordt getoetst aan de hand van vragenlijsten. Snijder ziet een kwetsbaarheid: spelers kunnen de vragen sociaal wenselijk invullen. Sowieso bestaan er binnen AZ, niet alleen bij Snijder, twijfels over de voorspellende waarde van grit in het voetbal.
Hij had geen geduld met heilige huisjes
Het advies van Snijder: zie grit als een nuttige eigenschap die je als opleiding probeert te ontwikkelen, niet iets waar de club spelers op moet gaan beoordelen. Hij merkt dat Beuker aan die bedenkingen voorbijgaat. „Marijn wilde het al van tevoren vaststellen, zodat je erop kan scouten”, zegt Snijder. Zo belandt grit in Beukers model.
Een ander voorbeeld van een mogelijke, onzichtbare voorspeller van succes die Beukers interesse wekt is cognitief vermogen. Over tactiek en techniek is al veel bekend, experts verwachten dat de rol van hersenfuncties misschien wel net zo’n belangrijke rol speelt in het topvoetbal. Rond 2013 komt Beuker via een collega in contact met het Amsterdamse bedrijf BrainsFirst, dat claimt dat het de hersenfuncties van voetballers „meetbaar en voorspelbaar” maakt.
Beuker omarmt het meteen. „Hij kwam over als iemand die haast had, in de positieve zin van het woord”, herinnert Eric Castien zich, mede-oprichter van BrainsFirst. „Hij had geen geduld met heilige huisjes.” Jeugdspelers van AZ gaan vanaf dat moment computertesten doen van BrainsFirst, waarin ze onder toenemende druk snel en nauwkeurig moeten handelen. Een hoge score zegt iets over hoe snel een brein informatie registreert en verwerkt, en dus hoe goed voetballers in drukke spelsituaties oplossingen kunnen vinden.
Bij AZ kennen ze de kanttekeningen. Beukers getallen, soms tot zeven cijfers achter de komma, wekken de schijn van wetenschappelijke precisie. Specialisten weten: het is niet zo zwart-wit, zeker niet bij kinderen. Lichaam, brein en persoonlijkheid zijn op jonge leeftijd nog vol in ontwikkeling. Inschatten hoe een jeugdspeler er over een paar jaar voorstaat, is onmogelijk in cijfers tot achter de komma te vangen. Daardoor wordt de formule van Beuker nooit leidend in de beoordeling van jeugdspelers bij AZ.
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/12/10125244/131225SPO_2026423882_4.jpg)
V.l.n.r.: Marijn Beuker, financieel directeur Shashi Baboeram Panday, management trainee Siem de Jong en technisch directeur Alex Kroes op de tribune tijdens het uitduel tegen Sparta begin oktober.
Foto Maurice van Steen/ANPOok irriteert het collega’s dat hij het succes van de opleiding nadrukkelijk naar zich toetrekt in lezingen over de AZ-werkwijze. Terwijl die prestatie volgens mensen in en rond de club net zo goed het werk is van Wijnker, psycholoog en bewegingswetenschapper Bart Heuvingh of Paul Brandenburg, sinds 2015 hoofd van de jeugdopleiding. Maar ze gedogen het, omdat ze óók de voordelen zien van iemand als hij: niemand kan beter aan ouders uitleggen wat de aanpak van AZ is. Beuker opent deuren bij grote clubs, zijn bevlogenheid werkt aanstekelijk.
Zo groeit in de buitenwereld de status van Beuker. De media weten hem te vinden omdat hij vernieuwend en ogenschijnlijk wetenschappelijk werkt. Ook Louis van Gaal, voormalig coach van AZ en voorstander van het laten doorstromen van eigen jeugd, is onder de indruk. In 2016 bezoekt hij de opleiding voor een review. Beuker vangt hem op en legt hem zijn methode uit. „Daar is het geklikt tussen ons”, zegt Beuker nu.
De directeur
In een hoek van het kantoor van Marijn Beuker op Ajax-trainingscomplex De Toekomst zitten vijf specialisten van de afdeling football analytics aan een tafel. Zij hebben zich grondig voorbereid op deze vergadering met de directeur voetbal. Het is begin 2024, Beuker is net begonnen bij Ajax. Hij heeft de data- en analyse-afdeling, waar veel sportwetenschappelijke kennis zit, gevraagd zijn methodieken uit te werken, waaronder zijn model voor het volgen en voorspellen van jeugdtalenten.
Beuker wil tempo maken. De club heeft sturing nodig, het eerste elftal beleeft een dramatisch seizoen, bestuurlijk is er veel onrust, in de jeugdopleiding ontbreekt structuur. Zijn visie, in ruim vijftien jaar opgebouwd, moet nu leidend worden bij de grootste club van het land.
Maar bij football analytics, onder leiding van sportwetenschapper Vosse de Boode, zijn ze minder enthousiast. Waar is de wetenschappelijke onderbouwing? Op grond waarvan is bepaald welk gewicht een sprinttest of een cognitieve test krijgt in de rekensom? Hoe kun je überhaupt tot zo’n formule komen zonder die te toetsen bij grote groepen spelers, over langere periodes?
Dit gaan ze niet zomaar invoeren. Op basis van theorie en onderzoek vertellen ze puntsgewijs waarom zij zaken anders zien. Ze dragen oplossingen aan waarmee de werkwijze voor hun acceptabel zou worden, maar merken dat Beuker niet openstaat voor een inhoudelijke discussie en aanpassingen. Hij wil door met zijn plannen.
In de twee voorgaande jaren heeft hij, na veertien jaar AZ, een uitstap gemaakt naar Schotland. Bij het ambitieuze Queen’s Park FC uit Glasgow bouwt Beuker aan een organisatie vol jonge, onervaren, maar uiterst gretige werknemers. Er is nog heel weinig, Queen’s Park speelt al jaren in lagere divisies, vrijwel elke ingreep voelt als een verbetering.
Voor Beuker is het de eerste kans om zijn methode buiten AZ te proberen. Met zijn kennis en gedetailleerde aanpak maakt hij indruk op collega’s, die zien hoe snel het niveau verbetert. In een Brits medium wordt de sportieve opmars van de club, die in zijn periode promoveert naar het tweede profniveau, toegeschreven aan ‘datagoeroe’ Beuker.
Bij Ajax, waar hij binnenkomt op voorspraak van Van Gaal, komt hij in een totaal andere organisatie. Daar is al veel kennis in huis bij gespecialiseerde afdelingen, zoals fysiek, performance en medisch. En er is een complete tak met experts op gebied van data en wetenschap die internationaal hoog aangeschreven staat. Afdelingshoofd De Boode, die football analytics vanaf 2011 mede opbouwde en zag uitgroeien tot een ploeg van 24 medewerkers, spreekt regelmatig op prestigieuze sportconferenties.
Het grote verschil tussen hoe deze afdeling opereert en de methode-Beuker zit in het gebruik van data. Football analytics maakt óók uitgebreide analyses van jeugdspelers en hun ontwikkeling, maar heeft forse bezwaren tegen de door Beuker ontwikkelde formule om te beoordelen met een score. Hij gooit veel uiteenlopende eigenschappen bij elkaar, terwijl ze bij Ajax weten: hoe voller de blender, hoe lager de betrouwbaarheid van de formule. Elke variabele kent immers al een bepaalde onbetrouwbaarheid.
NRC kreeg inzage in de vertrouwelijke formule van Beuker. Het is een complex bouwwerk met tal van parameters. Belangrijk is het potentiecijfer, dat is opgebouwd uit scores op vier factoren. ‘Fysiek’, op basis van testresultaten zoals snelheid, kracht en explosiviteit. ‘Cognitief’, de breintesten van BrainsFirst. ‘Voetbal’, over spelintelligentie en functionele techniek. En ‘attitude’, voor eigenschappen als mentaliteit en passie – grit dus.
Die laatste twee zijn „subjectiever”, zegt Beuker. Daar weegt het „oog van de meester” het zwaarst: het cijfer komt tot stand door een discussie tussen specialisten en trainers, niet door vragenlijsten. Tweede pijler is het prestatiecijfer. Daarin is de huidige sportieve bijdrage, deels in data gevangen, leidend.
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/12/10125341/131225SPO_2026423882_5.jpg)
Ajax-directeur Beuker voor de aandeelhoudersvergadering van afgelopen november.
Foto Robin Utrecht/ANPDe scores op de twee hoofdfacetten – potentie en prestatie – worden gecorrigeerd voor de biologische leeftijd, dus waar jeugdspelers fysiek staan ten opzichte van leeftijdsgenoten. Dat moet het eerlijker maken voor laatrijpe kinderen, die anders worden benadeeld. Onderaan de streep rolt uit deze formule een getal: de ‘sportieve waarde’, op een schaal van 0 tot 100. Hoe jonger, hoe zwaarder potentie meeweegt. Hoe ouder, hoe groter de factor prestatie.
Wanneer je ‘sportieve waarde’ 80 of hoger is krijg je het label ‘goud’. „Als iemand op al die verschillende facetten goed presteert, dan weten we dat dat een interessante speler is”, zegt Beuker in zijn kantoor op De Toekomst. „Dan gaat hij in ieder geval niet weg.” De ‘high-potentials’, talenten die hoog scoren, krijgen meer aandacht: zij doen mee aan aanvullende trainingsprogramma’s.
Scoor je onder de 50, dan krijg je een rode kleur. Dit hoeft volgens Beuker niet per se te betekenen dat een jeugdspeler weg moet – maar het helpt niet. Waar zijn model bij AZ slechts adviserend was, heeft het bij Ajax een veel centralere plek door de machtige positie van Beuker.
Dat een meer objectieve beoordeling van jeugdspelers een goede ontwikkeling is, betwijfelt bijna niemand binnen Ajax. Te vaak was het persoonlijke oordeel van een trainer doorslaggevend en ontbrak een zorgvuldige onderbouwing om een speler van de opleiding te sturen. Minder nattevingerwerk, meer keuzes op basis van statistieken, daar pleiten de specialisten binnen de club al jaren voor.
Toch zijn de bezwaren talrijk. Hoe hard een kind van negen sprint, zegt volgens specialisten weinig over hoe snel hij als achttienjarige zal zijn.
Een ander bezwaar is de manier waarop Beuker in zijn formule de biologische leeftijd van spelers inschat – via gewicht en lengte (staand én zittend). Die methode, Mirwald genaamd, is volgens kenners verouderd. Het onderzoek is volledig gebaseerd op witte westerlingen, terwijl inmiddels duidelijk is dat kinderen met een donkerder huidskleur een andere groeicurve volgen. Beuker zegt dat hij die kritiek deelt: hij wil op zoek naar een moderner meetmodel. Nu bestaat het risico dat de beoordeling van spelers met een andere achtergrond minder nauwkeurig is.
Het is dus vooral „beeldvorming” dat kinderen eerlijker worden beoordeeld, zegt een voormalig medewerker van de club. De meetlat mag dan zijn uitgebreid, hij is vooral ook „niet valide”. Dit wordt bevestigd door andere betrokkenen. Hun boosheid gaat dieper dan hun gelijk willen halen: het gaat over de toekomst van kinderen die dromen van een loopbaan als profvoetballer. Een toekomst die nu deels wordt bepaald door wankele cijfers.
„We zijn hier geen wetenschappelijk bedrijf”, reageert Beuker. Wat heeft het voor zin om als club tien jaar te wachten tot een idee onomstotelijk bewezen is, als je het ook in de praktijk kan proberen en gaandeweg evalueert of het werkt? „Embedded science”, noemt hij dat. „Als je de voorsprong wil houden, moet je met dingen aan de gang.”
Zo stelt Beuker zich ook op bij de rol van hersenfuncties, een belangrijke maatstaf in zijn methode. Net als bij AZ en Queen’s Park haalt hij daar BrainsFirst voor binnen. Dat is een opvallende stap, omdat Ajax vóór zijn komst al onderzoek heeft gedaan naar de methode van dit bedrijf. Toen is besloten niet verder te gaan, volgens betrokkenen bij het onderzoek bestonden er twijfels over het nut en de validatie van de breintesten bij jeugdspelers.
Met het Amsterdam UMC, medisch partner van Ajax, wordt besproken of zij eerst inhoudelijk wetenschappelijk onderzoek kunnen doen. Om te achterhalen wat precies de waarde is van breintesten en of je toptalenten hiermee kunt identificeren. En vervolgens te kijken hoe het eventueel toegepast kan worden in de opleiding.
Maar die terughoudendheid verandert met de komst van Beuker. Die ziet zo’n onderzoek niet zitten, gaat in zee met BrainsFirst en voert de testscores door in zijn formule. Beuker is „overtuigd van de meerwaarde” van die methode omdat hij „anders vijf jaar moest wachten totdat dat andere systeem was gemaakt”.
Daarnaast bestaan er binnen Ajax zorgen over de toepassing van de breintesten. Met name vanwege de jonge leeftijd van spelers. Aan het eind van de onder-11 beginnen ze er mee, zegt Beuker. „Dan leren ze alvast om die testen te doen.” Het „gebruiken” van de uitkomsten begint vanaf de leeftijd van „twaalf”, stelt hij.
Neurowetenschappers die NRC sprak maken duidelijk dat testscores op die leeftijd niet veel zeggen, omdat het brein nog in ontwikkeling is. Niet alleen intern wordt Beuker geconfronteerd met dergelijke nuances. Pas vanaf 16 jaar geven de tests een „goede inschatting” over het cognitief vermogen van spelers, zei BrainsFirst-oprichter Castien vorig jaar nog in een interview met een Griekse krant, dat het bedrijf op de site heeft geplaatst.
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/12/10122753/131225SPO_2026423882_1.jpg)
Marijn Beuker, de 41-jarige directeur voetbal van Ajax.
Foto ANPCruciaal voor Beuker om zijn methode toepasbaar te maken bij Ajax, is het softwareprogramma van een ander bedrijf: Soccerlab. Hierin komt alle spelers-informatie samen, kan hij analyses draaien en houdt hij dus controle over zijn methode. Bij AZ en Queen’s Park werkte hij er ook mee. Bij Ajax levert de invoer spanningen op, vooral bij de medisch specialisten.
Zij werkten met een programma waar alleen artsen en fysio’s in mogen. Maar Beuker wil de medische dossiers van spelers in Soccerlab. Dit zorgt voor argwaan, want het vermoeden bestaat dat hij daar zelf bij kan. Om duidelijkheid te krijgen over wie in Soccerlab precies bij de medische dossiers kan wordt intern een melding gedaan, bevestigt Ajax na vragen van NRC.
Mensen die tegen Beuker ingaan hebben het gevoel dat ze genegeerd worden. Ze zien dat Beuker vrijwel onaantastbaar is omdat hij de dekking heeft van Van Gaal. Ze krijgen de indruk dat ze niet anders kunnen dan meegaan in wat hij vraagt, terwijl ze het er inhoudelijk vaak niet mee eens zijn. „Tegengas geven betekent exit”, zegt een ervaren medewerker. „Dat geeft een heel onveilig gevoel.” Zeven anderen benoemen dat ook.
De oplopende onvrede leidt er mede toe dat acht hoogopgeleide specialisten vertrekken, met name bij football analytics, maar ook op prominente plekken in de medische en fysieke hoek. Sommige vertrekkers hebben een harde aanvaring met Beuker, anderen gaan de confrontatie uit de weg en zoeken een nieuwe baan. Hoofd data en analyse De Boode, die in december 2024 vertrok, hield het er op LinkedIn op dat het tijd was voor een nieuwe stap in haar carrière.
Minimaal zes mensen stapten naar een externe vertrouwenspersoon van Ajax, vertellen ze tegen NRC. Zij krijgen niet het idee dat er iets is gebeurd met hun klachten. Meerdere mensen vertrokken met een vaststellingsovereenkomst waarin is opgenomen dat zij zich – op straffe van een geldboete – niet publiekelijk over Ajax uitlaten. De gerenommeerde data en analyse-afdeling, in vijftien jaar opgebouwd, is flink verzwakt.
Huidige werknemers vinden het zorgelijk dat in korte tijd veel specialisten zijn vertrokken. Daarnaar gevraagd, zegt Beuker: „Het zijn er niet zo heel erg veel, moet ik zeggen.” Volgens hem wilden bij zijn komst „bij wijze van spreken vijftien mensen vijftien verschillende richtingen op”. Of zijn richting de juiste is, moet blijken. „Er is geen volledig wetenschappelijk verklaarbaar model waardoor je kan zeggen: dit is de beste weg. De beste weg is om één visie te hebben, één programma.”
Lees ook
‘De datarevolutie in het voetbal gaat nog niet ver genoeg’
De journalistieke principes van NRC


/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/12/12221517/121225VER_2027061762_2.jpg)

English (US) ·