De arbeider is niet dood, hij is vooral onbegrepen, stelt socioloog Dekker

1 dag geleden 2

Wat hebben fabrieksarbeiders, circusartiesten en nachtwerkers met elkaar gemeen? Best een hoop, stelt arbeidssocioloog en SER-kroonlid Fabian Dekker. Allemaal hebben ze te maken met een groeiende onzekerheid in hun werk. En, niet minder belangrijk, allemaal kennen ze een sterke beroepseer. „Ik ben iedere keer weer trots wanneer ik een bakje saté in de winkel zie liggen”, zegt een medewerker uit de vleesverwerking. „Dan denk ik: de kans is groot dat ik die voorbij heb zien komen.”

Dekker interviewde tientallen werkenden in ogenschijnlijk zeer verschillende beroepsgroepen. Daar kwamen drie boeken uit voort, die als basis dienden voor De Onzichtbaren (2025). Naar een rode lijn hoefde hij niet lang te zoeken. Veel praktisch geschoolde werkenden hebben in de huidige, postindustriële diensteneconomie steeds minder grip op hun inkomen, dat onzekerder is geworden, en de manier waarop ze hun werk uitvoeren. Hun ervaringen botsen met de belevingswereld van politici en beleidsmakers, die zelf veelal theoretisch opgeleid zijn. Onbekend maakt onbemind, ongezien én onbegrepen.

En dat begint al jong. De circusartiesten die Dekker sprak, kregen in hun jeugd met veel scepsis te maken als ze zeiden dat ze het circus in wilden, docenten op school begrépen hun dromen gewoonweg niet. In de circustent vonden ze de saamhorigheid en vrijheid die ze zochten, maar ook een precaire arbeidspositie met een flinke afstand tot de realiteit in arbeidsmarktbeleid. Hoe moet een trapezeartiest zich bijvoorbeeld verzekeren tegen arbeidsongeschiktheid als verzekeraars de deur dicht houden? En wat moet een clown met termen als 'duurzamen inzetbaarheid'?

Net als de mensen in het circus, opereren ook nachtwerkers in de kantlijn van meer reguliere arbeid. Dekker sprak onder meer met schoonmakers, horeca- en zorgmedewerkers die nachtwerk als ‘vluchtheuvel’ gebruiken; een plek waar ze meer zeggenschap hebben over hun vak, niet door managers op de vingers worden gekeken of zich constant met administratieve taken bezig hoeven te houden. „’s Nachts heb je je eigen toko en eigen verantwoordelijkheden”, zegt een verpleegkundige die in haar vlucht naar de nacht de vrijheid vond die ze zocht.

Dekker wil niet alleen de nachtarbeiders, maar ook hun werkopvatting uit de schaduw tillen en vraagt zich af: waarom organiseren we werk niet ook zo overdag? Dat dit niet gebeurt, heeft volgens hem te maken met de ‘onttovering’ van de moderne werkvloer, een term die hij leent van de Duitse socioloog Max Weber. Bureaucratie en doelmatigheid zijn de boventoon gaan voeren, maar die neoliberale focus op ‘efficiency’ heeft een duidelijke keerzijde: in gestroomlijnde, gerationaliseerde processen delft de handelingsvrijheid van werkenden al snel het onderspit. Tel daar snelle technologische veranderingen en, in het geval van industrie, verplaatsing van productie naar het buitenland bij op en je krijgt 'ontzield' werk en groeiend onbehagen – zowel economisch als cultureel.

Lees ook

Lees ook: ‘Verheffen’ is geen vies woord – we hebben het hard nodig

Foto Merlin Daleman

Geen pleisters plakken op de arbeidsmarkt

Kan de vlucht van werkenden naar nachtwerk dienen als inspiratie voor een arbeidsmarkt waarin vakmanschap weer centraal, of in ieder geval centraler, komt te staan? Daarvoor is het volgens Dekker noodzakelijk meer naar de emoties en beleving van werkenden te kijken. Er zijn nog maar zo’n 340.000 fabrieksarbeiders in Nederland, maar een kwart van de werkenden voelt zich onderdeel van de arbeidersklasse. Die identiteit is dus allerminst uitgestorven. Praktisch geschoolden zien hoe de samenleving steeds meer ten dienste van theoretisch opgeleide werkenden is komen te staan en hoe hun sociaal-economische mobiliteit is afgenomen.

Vrijwel iedereen is het erover eens dat de inrichting van de arbeidsmarkt vanwege doorgeslagen flexibilisering drastische aanpassingen vereist. De val van kabinet-Schoof zal ingezette hervormingen allicht vertragen, maar kan ook ruimte bieden voor een nieuwe coalitie die werk maakt van een grote noodzakelijke systeemverandering. Uitvoerders in het sociale domein als UWV en de SVB luidden op de dag van de kabinetsval voor de zoveelste keer de noodklok door te stellen dat het huidige sociale stelsel te ingewikkeld is geworden om uit te voeren.

Dekker pleit voor een bredere sociale zekerheid voor álle werkenden en meer inspraak vanaf de werkvloer. Want bedrijven die meer aandacht hebben voor inclusie en autonomie van de medewerkers blijken op de langere termijn succesvoller. Geen pleisters plakken met een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen, maar drastisch omdenken: sociale bescherming voor alle werkenden, ongeacht het soort arbeidsrelatie. Simpel en eenvoudiger uitvoerbaar.

Werkenden kunnen ook zelf wat doen: medezeggenschap opeisen via de inkoop van aandelen in het bedrijf waar ze voor werken en een ingroeiquotum van praktisch geschoolde werknemers afdwingen in het bestuur van bedrijven. Hoe haalbaar zulke grote omwentelingen zijn, is vraag twee, maar Dekker durft de stip op de horizon in ieder geval te zetten, en zijn probleemanalyse is overtuigend en urgent.

Ook het huidige functiewaarderingssysteem, dat salariëring binnen bedrijven regelt, stelt Dekker ter discussie. Tijdens de coronapandemie werd voor iedereen opeens duidelijk dat de meest cruciale beroepen vaak niet de best betaalde beroepen zijn. Bedrijven die bijdragen aan maatschappelijk welzijn mogen ontlast worden. Ook daar zijn mitsen en maren over definities tegen in te brengen, maar de ideeën zijn bovenal een welkome steen in de vijver.

Als kleinzoon van scheepsbouwers en onderwijsstapelaar – Dekker begon op het mbo en promoveerde op de gevolgen van arbeidsmarktflexibilisering voor de sociale zekerheid – is zijn betrokkenheid bij praktisch geschoolden evident. Zijn scherpe oog voor arbeidsmarktontwikkelingen helpt hem om verbanden met de werkbeleving van arbeiders te leggen. Hij reikt daarbij nuttige handvatten aan om een inclusievere arbeidsmarkt te creëren, waarin het ‘menselijk kapitaal’ beter benut wordt dan nu het geval is. Zo maakt hij ‘de onzichtbaren’ niet alleen zichtbaar, maar geeft hij ook een belangrijke voorzet om hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren.

Lees het hele artikel