Demonstraties blijven, maar aandacht voor Gaza ebt weg in Nederland

6 uren geleden 1

De wind giert door de passage onder het ministerie, maar verder is er op een donderdagmiddag begin mei weinig te horen. De paar honderd mensen die zich verzameld hebben bij het ministerie van Buitenlandse Zaken staan en zitten stil. Voormalige ambassadeurs dragen een spandoek met de tekst ‘against genocide’ en kijken stoïcijns voor zich uit. Ambtenaren op sneakers en met arafatsjaal om de nek turen in de verte. Een man in pak, ambtenarenpas om de nek, kijkt naar de grond. Twintig minuten lang praat er niemand.

Al anderhalf jaar demonstreren ambtenaren elke donderdag tijdens hun lunchpauze voor het ministerie van Buitenlandse Zaken. Het begon, zegt een rijksambtenaar, toen kort na het begin van de oorlog in oktober 2023 Haagse ambtenaren „pijn” en „ongemak” voelden bij de vrijwel onvoorwaardelijke steun die het kabinet uitsprak voor Israël. Ze wil, net als andere ambtenaren met wie NRC sprak, vanwege haar werk niet met haar naam in de krant. Toen die ambtenaren doorkregen dat er op méér ministeries zo over gedacht werd, kwamen ze samen. Die eerste keer, eind december 2023, was „retespannend”. „Velen van ons hadden nooit gedacht dit ooit te doen.” Het was ook emotioneel. „Oh mijn god”, zegt ze, „er wordt een genocide gepleegd.”

Jan van Diepen is er ook. Hij is geen ambtenaar, ook niet geweest, maar is er wel bijna elke week bij, al vanaf het begin. In die tijd nam hij een keer een bordje mee met de tekst ‘Israel, stop starving Gaza’. De organisatie, zegt hij, vond dat te ver gaan. Ze wilden eerst met de minister in gesprek, misschien dat daar iets uit zou komen. „Maar dat bleek een doodlopende weg. De teneur is omgeslagen.”

En er komen, zeggen hij en de organiserende ambtenaren, steeds meer mensen op de sit-in af. „Vooral sinds het verbreken van het staakt-het-vuren is het drukker”, zegt een van hen.

Steun kabinetsbeleid neemt af

Groeit de Nederlandse steun voor de Palestijnen en neemt de afkeer van Israël inderdaad toe, ruim anderhalf jaar sinds het uitbreken van deze oorlog op 7 oktober 2023, die tienduizenden mensen het leven kostte? Dit weekend worden grote demonstraties verwacht in Amsterdam (zaterdag) en Den Haag (zondag) – voor die laatste demonstratie hebben zich al meer dan vijftienduizend mensen aangemeld.

Recent onderzoek van onderzoeksbureau Ipsos I&O toonde bovendien dat steun voor het kabinetsbeleid inzake de oorlog daalt. Die was al nooit groot; kort na de Hamas-aanval en daaropvolgende Israëlische inval in Gaza stond ongeveer een derde van de Nederlanders achter het kabinetsstandpunt, inmiddels is dat gedaald tot 15 procent.

Uit het onderzoek blijkt ook dat steeds meer Nederlanders zich afwenden van de oorlog. Jazeker: vraag ze wie verantwoordelijk is voor het geweld en veel meer mensen dan anderhalf jaar geleden noemen nu de Israëlische premier Benjamin Netanyahu – inmiddels net zo vaak als de Palestijnse terreurbeweging Hamas. En een ruime meerderheid vindt het Israëlische geweld „buitenproportioneel”. De onvrede over het kabinetsstandpunt vertaalt zich bovendien voor een krappe meerderheid in de wens dat het kabinet zich kritischer opstelt tegenover Israël. Alleen: die groep is even groot als kort na het uitbreken van de oorlog. Het aantal Nederlanders dat zich zegt zorgen te maken het conflict nam sindsdien af: van acht op de tien naar amper zes op de tien - waarom precies, is onduidelijk. Amper de helft zegt Gaza überhaupt nog te volgen.

Relevante onderwerpen

De oorlog, zegt opiniepeiler Peter Kanne, „is niet iets dat heel erg top of mind is, of veel prioriteit heeft”. Wordt deelnemers aan zijn panel een lijst met onderwerpen voorgelegd die een rol kunnen spelen in hun keuze voor een politieke partij, dan kruisen ze veertien onderwerpen váker aan dan de oorlog in Gaza. Zeven procent noemt het als een van de drie relevante onderwerpen – op grote afstand van de topdrie immigratie, waarden en normen, en wonen.

Maar de mensen die zich wél met Gaza bezighouden, zegt Kanne, „worden steeds wanhopiger”. Ze beginnen in zijn onderzoeken steeds vaker zélf over ‘genocide’. „Voor hen voelt de situatie uitzichtloos.”

Dinsdagochtend staat een jonge vrouw op de binnenplaats van de Utrechtse universiteitsbibliotheek. Ze draagt een kleurrijk T-shirt met de tekst ‘God is a dyke’ (‘God is lesbisch’) en tussen haar vingers sterft een jointje. Haar naam wil ze niet zeggen.

Het is dan de zevende dag van een ‘encampment’: studenten en andere pro-Palestijnse activisten hebben een tentenkamp gebouwd op het universiteitsterrein, omdat ze eisen dat de universiteit alle banden met Israëlische universiteiten verbreekt. Zelf studeert ze niet aan de universiteit. Maar dat ze hier vrijwel elke dag is en er ook slaapt, vannacht nog onder de sterrenhemel, komt behalve haar steun voor de Palestijnse zaak ook door iets anders: „Hier voel ik me gezien.”

Ze was nooit heel erg met Palestina bezig geweest. In het dorp waar ze vandaan komt had niemand het er ooit over. Haar zorgen lagen vooral bij Zwarte Piet en klimaatverandering.

Tot ze er na 7 oktober 2023 „superhard” indook. Het was een „stoomcursus” over „genocide op de Palestijnen”. Die begon, zegt ze, niet na 7 oktober, maar met de Nakba, de verdrijving van de Palestijnen in 1948 die uitmondde in de stichting van de staat Israël. Het was als in de film The Matrix, beaamt ze: wie de rode pil heeft geslikt, ziet ineens hoe de wereld écht in elkaar zit en kan dat niet meer níet zien.

Het voelt „vervreemdend” en „vereenzamend” hoe zij met het geweld in Gaza bezig is, hoe zij allemaal filmpjes van bombardementen en dode kinderen ziet, en hoe de rest van de Nederland, publiek en politiek, er minder mee bezig is. Waarom, vraagt ze zich af, „ziet de rest niet wat ik zie?”

De rijksambtenaar die elke week demonstreert voor het ministerie herkent dat gevoel, hoewel het misschien even duurde voordat ze het zelf ook kreeg. Kort na het begin van de oorlog was ze nog „naïef”, zegt ze. Ze dacht: als het kabinet ziet wat ik zie, dan stoppen ze Israël. „Zij kijken alleen het NOS Journaal, zij zien niet de beelden die ik op Instagram zie.” Dus begon ze die beelden door te sturen naar hoge ambtenaren en leden van het kabinet, met de verwachting dat „als ze zien dat de internationale conventies die we hebben afgesproken worden geschonden, ze tegen Israël zullen zeggen: dít is niet wat we bedoelden met het recht op zelfverdediging. We staan allemaal voor de grondwet en voor mensenrechten, dacht ik. Later heb ik geconcludeerd: dat is dus niet zo.”

‘Rode streep is uitgebleven’

Dat was ook het moment waarop ze zich realiseerde dat haar beeld van Nederland als „voorvechter van mensenrechten, hoeder van de internationale rechtsorde, niet door het kabinet wordt gedeeld”.

Er zijn zoveel rapporten uitgekomen over de situatie in Gaza, zegt ze, zoveel beelden, er was zelfs het tussenvonnis waarin het Internationaal Gerechtshof waarschuwde voor genocide. „Maar een rode streep is uitgebleven. Dat er nóg niks wordt gedaan, voelt wanhopig.” Dat het kabinet anderhalve week geleden aankondigde een onderzoek te willen naar naleving door Israël van het associatieverdrag met de Europese Unie, is volgens haar „te laat”. “En gaat ondertussen de levering van onderdelen voor gevechtsvliegtuigen door?”

Ze praat daarover veel met collega’s. Aan het begin kreeg ze wel schouderklopjes, maar vonden, zegt ze, veel ambtenaren het ook te ver gaan om tegen hun eigen politieke bazen te demonstreren. „Nu groeit de groep. Vooral de laatste tijd zie ik veel collega’s van wie ik het niet had verwacht toch zeggen: het kan echt niet meer. En meegaan naar de demonstratie.”

In Utrecht hoeven de activisten elkaar niet te overtuigen van wat er in Gaza gebeurt, zegt de activist. Ze roemt de „gemeenschap” die er op het universiteitsterrein is opgebouwd, ze koken er „fucking lekker” voor elkaar, houden de boel schoon, organiseren lezingen. „De samenleving is zo geïndividualiseerd, ik mis vaak het gevoel van gemeenschap. Hier is dat er wel. Dat gevoel van samenzijn werkt mijn wanhoop tegen.”

Lees het hele artikel