Via de iPhone bereikten me oproepen om vooral online een handtekening te zetten onder een petitie voor het behoud van Vitesse, zo’n beetje de allerlaatste stuiptrekking om toch nog je zin te krijgen. De KNVB had de licentie ingetrokken, niet omdat ze er nu niet goed bezig zijn, maar vanwege alle foute eigenaren uit het recente verleden. Een onrecht dat helaas alleen in Vitesse-gebied nog uit te leggen is.
Met dat eenzame gevoel in de achterzak reed ik met mijn oudste dochter op de fiets van Amsterdam naar een huisje in het bos bij Velp. In twee etappes. Ze vroeg regelmatig wanneer we in Vitesse-gebied waren. Ik liet dat even na Utrecht beginnen. Helemaal in de geest van voormalig voorzitter Karel Aalbers die ooit de punt van een passer in Arnhem plantte en een dusdanige cirkel trok dat het Ruhrgebied ook nog onder het Vitesse-gebied viel. Hij kwam zo uit op ongeveer 12 miljoen potentiële supporters.
Het is heilzaam om met de fiets door Nederland te trekken. Bij familiehotel ‘Het Rechthuis’ bij Naarden kregen we ondanks dat we er geen gasten waren gewoon te drinken en praatte de eigenaresse mijn dochter over de eerste inzinking heen. Ze stond in de keuken af te wassen toen we aankwamen en vertelde dat ze het aantal kamers hadden verminderd, ze mikten sinds kort op een hoger segment. Op het internet vond ik later een tien jaar oude foto van de vrouw, een witte gebreide trui op een rode broek, met haar man en toen nog twee kleine kinderen, duidelijk nog niet op de hoogte van de hoeveelheid werk in het verschiet.
Aan het eind van de bar hing een Ajax-shirt aan het plafond, voor mijn dochter reden voor een nieuwe inzinking omdat we zelfs nog lang niet aan de randen van het Vitesse-gebied waren.
Een dag later stond in een weiland een bord met de tekst dat er in Brummen geen plaats is voor asielzoekers. Het maakte somber. Als ze zelfs in het vriendelijke, van Veluwse welvaart haast uit elkaar spattende Brummen zo vatbaar zijn voor het gehits dat ze er ongastvrij van worden dan is er een onderstroom boven gekomen waarvan ik het bestaan nog niet kende. Ik kende de inwoners als literatuur-, vogel en bomenliefhebbers, waar we vroeger graag tegen sportten omdat je er altijd van won. Ze hielden van wandelen, maar bewegen met een bal was te moeilijk. En nu willen ze hun bossen voor zichzelf houden. Wat gelukkig nooit verdwijnt is de weldaad die je overvalt als je met goed gezelschap op de fiets tussen die bomen rijdt.
Marcel van Roosmalen schrijft op maandag en donderdag een column.