Hoe kijken wij naar een vrouw als actrice Isabelle Huppert? Daarover gaat het in het toneelstuk ‘Bérénice’

15 uren geleden 1

Door een schemerige sluier van mist heen is vaag een tekstprojectie te ontwaren. Het is een opsomming van de elementen waaruit het menselijk lichaam bestaat. Zuurstof. Koolstof. Waterstof. Tegelijk wordt er ook een tekst uitgesproken, maar een knisperend geluid maakt de woorden onverstaanbaar. Geef tekst niet te veel gewicht, lijkt regisseur Romeo Castellucci zijn publiek mee te willen geven, meteen in deze eerste minuten van zijn productie Bérénice. Geef je over aan het niet-verstaan. Het is maar taal.

In Bérénice, toneelstuk uit 1670 van Jean Racine, gebeurt opvallend weinig; zelfs Racine zelf was er verrukt over met hoe weinig handeling hij het in zijn stuk had weten te stellen. Maar, zo schreef hij in zijn voorwoord (hier geparafraseerd): ook spreken is een handeling.

In het kort: Titus (net keizer van Rome geworden) en Bérénice (koningin van Palestina) zijn verliefd, maar omdat het volk van Rome daar niet zo blij mee is, heeft Titus besloten Bérénice te verlaten. Het stuk gaat over zijn poging haar dat duidelijk te maken, en haar poging zich tot die boodschap te verhouden. Racine schreef de tekst in rijmende verzen, waarin de personages zich zo beleefd en beheerst mogelijk uiten, terwijl emoties er door die hermetische vorm halsstarrig onder worden gehouden. Het is in zekere zin de taal zelf, die zich in dit stuk tegen de geliefden keert. Het stuk ontleent zijn dramatische kracht aan het onvermogen met taal uitdrukking te geven aan gevoelens, om werkelijk contact te maken.

Buitengewoon alleen

Regisseur Castellucci benadrukt dit door het stuk te strippen van alle personages, op Bérénice na. Zij staat alleen op het podium, vertolkt door de Franse steractrice Isabelle Huppert. De verzen van Bérénice worden integraal door haar uitgesproken, soms ratelend, soms mechanisch, soms kalm, soms schreeuwend – maar antwoord krijgt ze niet. We zien haar rondslepen met een elektrisch kacheltje op dat grote, koud uitgelichte, mistige speelvlak. Soms is het alsof ze zich onder water begeeft. Ze is buitengewoon alleen.

Wát ze zegt verdient ook aandacht, want hemeltjelief, wat een ongemakkelijk vrouwbeeld krijgen we hier voorgezet. Ontredderd is ze, zegt Bérénice, wanneer Titus haar ontloopt. Haar hart klopt slechts voor hem. Zonder commentaar toont Castellucci zo het vrouwelijke personage zoals dat zo veelvuldig in de (theater- en film)geschiedenis is herhaald (en in die keuze rijmt de voorstelling met het geweldige The Brotherhood van Carolina Bianchi, komende week eveneens in het Holland Festival te zien), namelijk: de vrouw die haar bestaansrecht alleen ontleent aan de begeerte van mannen.

Subtiel maakt Castellucci daarbij de vertaalslag van het personage naar de actrice die haar speelt. „Bérénice is al die tranen niet waard,” staat er bij Racine, wanneer Titus moet huilen. „Isabelle is al die tranen niet waard,” spreekt Huppert. Waar kijken we naar? Naar Bérénice? Naar Isabelle Huppert? Zijn niet beiden, door onze ogen gezien even fictief?

Castellucci, die naast regisseur ook beeldend kunstenaar is, paart Bérénices zelf-kleinerende clausen aan beeldtaal waarin vrouwelijke archetypen te herkennen zijn: de huisvrouw, de heks, het lustobject. Ook hiermee dwingt hij weer aandacht af voor ons kijken zelf: wat zien we, als we naar vrouwenlichamen kijken? Lichamen die, dat weten we best, feitelijk gewoon bestaan uit deeltjes zuurstof, koolstof, waterstof, stikstof.

Als Huppert tenslotte haperend en vertragend, als een machine waarvan de batterij zijn einde nadert, tot stilstand komt, is het niet zozeer het personage, maar het vrouwbeeld dat ze vertegenwoordigt dat we in elkaar zien zakken. „Kijk niet naar mij,” zegt Huppert als de mist is opgetrokken. Die woorden zijn niet van Racine. Ze zegt het kalm, dan luider, dan ijzingwekkend fel. „Kijk niet naar mij.” Bérénice toont: ook kijken is een handeling.

Lees het hele artikel