Hij is alleen gekomen, een man van achter in de twintig. ‘Ik heb sinds kort een vriendin’, zegt hij. ‘Het is serieus en we hebben elkaars vrienden en vriendinnen ontmoet. Ik ben ook bij haar ouders geweest’, gaat hij verder, ‘en dat was leuk. Aardige mensen. En zij heeft ook mijn ouders ontmoet en mijn broer, die nog thuis woont. Ze mag ze en zij mogen haar, dat merkte ik direct.’
Het is even stil. ‘Ik heb nog een zus’, vervolgt hij. ‘Die is getrouwd en woont verder weg. En daar zit ik nu mee. Ze is niet voor niets verder weg gaan wonen. Ik hoor dat ze regelmatig bij m’n ouders komt, maar met de feestdagen in december is ze altijd met haar man in het buitenland. Skiën is hun grote passie, zeggen mijn ouders vergoelijkend, maar ik weet dat ze het erg jammer vinden dat zij er op zulke familiedagen niet bij zijn. Ik ben er dan wel en daar komt het door.’ Weer valt een pauze.
‘Ik heb vroeger aan haar gezeten. Ik was elf, zij acht. Ik ben gestopt omdat ze begon te huilen.’ Hij kijkt weg.
‘Je zit er erg mee’, zeg ik.
Mail de redactie
Heeft u een tip over dit onderwerp, ziet u een spelfout of feitelijke onjuistheid? We stellen het zeer op prijs als u ons daarover een bericht stuurt.