Kiezen tussen artikel 1 en goede dienstverlening

12 uren geleden 2

Omdat ik in mijn privéleven dieper en dieper in Duitse dingen verzeild raak, was ik erbij toen Schwörmontag dit jaar nogal in het water viel. De burgemeester van de Zuid-Duitse stad Ulm was van plan geweest op het balkon te gaan staan en te beloven dat hij dienstbaar zou zijn aan de bevolking, maar het regende.

Nu hij niet op het ‘Schwörbalkon’ van het ‘Schwörhaus’ stond, zag ik hem via een scherm in een grote kerk staan praten. Hij zwoer zijn eed, vertelde wat het gemeentebestuur had gedaan en wat het zou gaan doen, waarna de zon doorbrak en de gehele bevolking zich met rubberbootjes in de Donau stortte. Maar dat laatste, de fameuze ‘Nabada’, behoort niet meer tot mijn verslag hier, want ik wilde het over de dienstbaarheid hebben.

Dienstbaarheid en trouw zijn mooie, grote begrippen, al zijn ze staatsrechtelijk misschien niet zo precies afgebakend. In 1397 werd met de instelling van een Schwörbrief een machtsstrijd beslecht in de stad Ulm. Vanaf nu had iedereen stemrecht, beloofde men elkaar trouw en legde de burgemeester jaarlijks verantwoording af. De traditie stopte rond 1800, werd in 1933 door de nazi’s heringevoerd, na hun bewind afgeschaft en weer ingesteld. Al met al geeft Schwörmontag veel over dienstbaarheid te denken.

Eenmaal terug in Nederland was ik er nog lang niet over uitgedacht toen ik een artikel in de krant las over dienstverlening van de kant van onze eigen overheid. Het ging over de Belastingdienst, die kennelijk in dubio staat over de taak die zij voor de burger heeft te vervullen. Belastingdienst balanceert tussen privacy en goede dienstverlening, luidde de kop.

De dienstverlening heet goed te zijn, begreep ik, als aan twee voorwaarden is voldaan. Eén: er worden veel fraudeurs opgepakt. Twee: vragen via de Belastingtelefoon worden snel beantwoord. Om efficiënt met vragen en fraudeurs te kunnen dealen, moet de Belastingdienst toegang krijgen tot grote hoeveelheden gegevens van burgers. Oké, tot zover kunnen we het volgen.

Helaas blijkt de toegang tot grote hoeveelheden gegevens al snel te leiden tot „een onzorgvuldige, bevooroordeelde of discriminerende selectie” van belastingbetalers. O jee, discriminatie en onzorgvuldigheid, dat klinkt bij nader inzien toch niet echt als goede dienstverlening. Maar gek genoeg bleken die akkefietjes het oordeel over de dienstverlening helemaal niet aan te tasten. Want onzorgvuldigheid en discriminatie vallen onder privacy.

Wacht even, dacht ik, dit moet nog een keer, anders begrijp ik het niet. Je hebt dus aan de ene kant goede dienstverlening, ambtenaren die de telefoon oppakken en zo, en daar werkt de Belastingdienst hard aan. Aan de andere kant heeft de Belastingdienst puur vanwege die goede dienstverlening „jarenlang de privacy en mogelijk grondrechten van burgers” geschonden, zoals het kabinet eerder dit jaar beaamde. Maar dat is bijzaak.

Nog een laatste keer, omdat het er bij mij maar niet in wil. De Belastingdienst discrimineert, omdat burgers blij zijn met snelle antwoorden via de telefoon. Had een andere krantenkop deze kwestie niet beter samengevat? ‘Belastingdienst balanceert tussen artikel 1 van de grondwet en goede dienstverlening’.

Terwijl ik nog steeds verbijsterd naar de krant staarde, bereikte mij het bericht dat Duitsland een administratief plan heeft opgevat voor een ‘Sonderregister’. Een speciaal register voor mensen die in het verleden hun geslacht hebben gewijzigd. Ik las dat minister Alexander Dobrindt van de CSU een lijst wil maken waarmee het voor ambtenaren makkelijker wordt zulke mensen te herkennen.

Die Begründung fällt vage aus”, schrijft de Frankfurter Rundschau. De reden is niet helemaal duidelijk, maar het lijkt de minister handig. Dan weet de ambtenaar bij het opnemen van de telefoon tenminste dat de burger een verleden heeft.

Volgens het wetsontwerp wordt de geslachtsverandering in het vervolg niet alleen in het bevolkingsregister geregistreerd, maar ook bij de pensioenverzekering en het federale belastingkantoor. Het heeft vast te maken met goede dienstverlening, dacht ik, zo’n nieuw Sonderregister. En, nou goed, dan hoor je mij ook niet zeuren over details als grondrechten en zo.

Nog steeds enigszins verbouwereerd deed ik mijn best tot een conclusie te komen over het verschil in de wereld tussen dienstverlening en dienstbaarheid. Door de focus op dienstverlening raakt de onderliggende verplichting tot dienstbaarheid gemakkelijk uit het zicht, dacht ik. Toch geldt die verplichting wel degelijk tussen burgers en ambtsdragers onderling. Wat zijn we als leden van de samenleving wezenlijk aan elkaar verplicht? Zorgvuldigheid, denk ik. Zorgvuldigheid en zoveel mogelijk onbevooroordeeldheid.

Maxim Februari is jurist en schrijver en heeft om de week een column in NRC.

Lees het hele artikel