Kon ik maar voor eeuwig brullen over de noodzaak van praten

14 uren geleden 2

Beeld Lars Zuidweg

Dit is de laatste keer dat ik hierover schrijf. Vaarwel onderwerp. Het zou reden moeten zijn tot vreugde. Ik neem afscheid van iets waar ik tien jaar lang over heb geschreven, ik ken de materie tot op het bot, het is simpelweg klaar, ik heb alles gezegd wat er te zeggen valt.

Het is alleen niet waar. Mijn woede klopt nog precies even hard als in het begin, misschien zelfs wel harder, maar ik heb geleerd dat het leven makkelijker is als ik haar negeer. Onder verharde grond, met daaronder dikke lagen vettige modder, heb ik mijn woede begraven. In feite heb ik opgegeven, en dat neem ik mezelf kwalijk, evenzeer als ik het mezelf gun.

Ik weet niet precies wat mijn inzet was toen ik tien jaar geleden het essay Misbruik zonder dader schreef. Daarin sprak ik over een verkrachting die me werd aangedaan op mijn zestiende. Ik geloof niet dat ik een doel had. Het enige wat ik wilde was dat iets waar ik amper over sprak, niet langer hoefde te etteren in mijn lichaam. Het moest boven alles naar buiten.

Ik tikte het verhaal in een paar uur uit, de woorden hadden veertien jaar de tijd gehad om te rijpen, alles vloeide moeiteloos naar buiten. Er was geen twijfel, het was een declamatie over wat er zich in stilte had voltrokken. Ik mailde het naar mijn beste vriendin, ik waarschuwde mijn moeder, die nog van niets wist, en stuurde het stuk daarna op naar de krant.

Belofte

Twee jaar later, oktober 2017, barstte #MeToo los. Ik schreef meerdere stukken en schoof aan bij televisie en radio. Toen een talkshow belde terwijl ik in een schrijfresidentie in New Orleans zat, dacht ik dat het genoeg was om te zeggen dat ik me aan de andere kant van de oceaan bevond. Maar ze boden aan om me voor één uitzending over te laten vliegen. Hoewel ik mijn best moest doen om me niet toch een beetje gevleid te voelen, duidde het verzoek ook op een onderliggende aanname. Achter spreken gaat voor een ervaringsdeskundige een belofte schuil: als je praat zal het beter worden.

Ik maakte mezelf zieker door erover te schrijven

Ik sprak erover omdat er een vuur brandde in mezelf, er was een sprankje hoop dat er werkelijk iets zou kunnen veranderen en daar wilde ik aan bijdragen. Alles wat ik deed, elk stuk dat ik schreef, elke keer dat ik een microfoon op kreeg gespeld, maakte ik gebruik van dat vuur. Ik nam het voor lief dat ik de dagen erna niet in staat was om te werken. Ik dacht dat het me uiteindelijk makkelijker zou gaan vallen, maar het werd moeilijker, de nasleep zwaarder. Ik maakte mezelf zieker door erover te schrijven. Mijn armen voelden glibberig en broos aan. Soms vroeg ik me af of ik nog wel een huid had.

No go area

Steeds meer mensen stonden op en schreven intens prachtige stukken in het licht van #MeToo. Wat heb ik gehouden van vrouwen als Delphine Lecompte, ik kookte haast van strijdvaardigheid toen ze in Humo schreef: „Ik ben een onaantrekkelijke niet meer zo jonge korzelige weerspannige egocentrische dichteres met een abominabele kop en een rotkarakter, maar ook mijn verhaal mag gehoord worden.” En daarna: „Een slachtoffer mag gerust een schurftige schuimbekkende irrationele nijdige chagrijnige ondankbare onuitstaanbare tegendraadse misfit en asshole zijn!” Ik wilde een lans breken voor Hasna El Maroudi toen ze op Joop schreef: „Wanneer je werkgever je bij de borst grijpt, je oom je in je kut knijpt, de buspassagier zijn harde lul tegen je kont aan drukt, is er geen sprake van een grijs schemergebied. Het is een inktzwarte no go area. Daar mag je je over uitspreken en daar mag je je humorloos hondsdol kwaad over maken.” Ik wilde samen met Sarah Sluimer de barricade op klauteren toen ze reflecteerde op de backlash van #MeToo: „Ik dacht misschien wel even Jeanne d’Arc te zijn, maar was de brandstapel (in mijn geval een ietwat te warme radiator) vergeten.”

God, wat hield ik van al die vrouwen. Stuk voor stuk heb ik ze al lang niet meer zien schrijven over dit onderwerp. Het is stil geworden. Ikzelf heb mijn woede in mijn romans verstopt, daar wordt zij alleen gevonden door mensen die ernaar op zoek zijn.

Keizersgracht

Ik heb twaalf versies van dit stuk tussen mijn opgeslagen documenten staan. Eens in de zoveel maanden pak ik het weer op om te zien of ik de juiste woorden heb gevonden. Maar telkens faal ik. Het tegenovergestelde van tien jaar geleden voltrekt zich. Dat komt omdat ik niet kan kiezen. Ik laveer tussen twee werelden.

De ene dag ben ik ervan overtuigd dat het mogelijk is: in 2051 vindt de laatste verkrachting plaats. Ik weet niet waarom ik voor 2051 kies. Het is het eerste jaartal dat in me opkwam. Dan ben ik 67 jaar oud, ik wil dat jaar bewust meemaken.

De volgende dag weet ik zeker dat de mensheid verrot is: tot in de eeuwigheid stelen we andermans lichaam, om ermee te doen wat we willen.

Het nieuws geeft om de paar maanden een nieuwe reden om de moed met een rotvaart uit mijn lichaam te laten vloeien. Dit keer was het een verkrachting in de hoofdstad op Koningsdag. Op de Keizersgracht is, in het zicht van de vierende menigte, een vrouw tegen de grond gewerkt. De filmpjes ervan werden veelvuldig gedeeld, de Amsterdamse burgemeester Halsema moest oproepen daarmee op te houden. En hoewel er mensen hebben geprobeerd om het leed te stoppen, is de tragedie niet voorkomen. Een aantal maanden ervoor kwam het nieuws aan het licht dat tientallen mannen Gisèle Pelicot decennialang hebben verkracht terwijl zij gedrogeerd was door haar echtgenoot.

Geen spijt

Ik ben de wereld langzaam aan het accepteren zoals ze is. Misschien is dat wat ouder worden met me doet. Op mijn dertigste kon ik me nog razend maken over de staat van de mensheid, omdat ik geloofde in verbetering. Nu weet ik dat niet meer zo zeker. Tegelijkertijd wil ik niet cynisch worden. Ik wil dat er iemand is die schreeuwt dat de laatste verkrachting daadwerkelijk plaatsvindt in 2051 en daar hartgrondig in gelooft. Maar op dit moment zijn er hulpverleners die zeggen dat seksueel geweld nooit helemaal is uit te bannen. Als degenen die ons moeten helpen niet eens in een ideaalbeeld durven te geloven, dan weet ik niet waar we moeten zoeken naar hoop.

Ik wil alleen niet meer mijn eigen trauma inzetten om aan te tonen dat er mensen lijden in stilte

Op iedere mogelijke wijze zit ik in een spagaat. Want ik heb geen enkele spijt van wat ik heb opgeschreven, ik zou het nooit terug willen nemen. Papier is ruimhartig, daarop heb ik me altijd vrij gevoeld om te tieren. Om alle hoeken van mijn brein in te rennen en alles neer te smijten. Alleen hier ben ik volledig mens, iemand die vrij is, iemand die lelijk en groots mag zijn, iemand die opgegeten wil worden, en anderen wil opeten. Ik wil alleen niet meer mijn eigen trauma inzetten om aan te tonen dat er mensen lijden in stilte.

Ik zou willen dat ik onvermoeibaar was. Dat ik elke keer opnieuw in rust zou kunnen uitleggen waarom het zo moeilijk is het zwijgen te doorbreken. Waarom mensen die zoiets meegemaakt hebben dat tien, twintig jaar of langer verbergen. Ik zou willen dat ik voor eeuwig kon brullen over de noodzaak van praten.

Overlevingstactiek

Maar het lukt me niet meer. Het kost me te veel. En ik gun mezelf het recht op stilte. Ik ben moe. Het vuur waar ik jarenlang op teerde om te kunnen vechten, is gedoofd. Nu schrijf ik het stuk dat ik niet wil schrijven. Ik wil niet pleiten voor stilte, ik wil niet geloven dat stilte beter is. Toch gaat het soms niet anders, het is een overlevingstactiek. Ik was stil vanaf mijn zestiende, op mijn dertigste vond ik mijn stem en nu ben ik te moe om die nog te laten klinken. Daarbij wil ik niet gedefinieerd worden door een voorval dat mijn leven toch al zo bepaald heeft.

Er zijn nog schrijvers die razend blijven. Dat zijn de mensen die onze bescherming nodig hebben, degenen die nog niet uitgeblust zijn, die nog hoop koesteren. Ik zal kaarsjes voor ze branden. Want elke wandaad verdient represaille. Iedere verkrachting verdient 24 essays. Verdient een tegengedicht, misschien wel 120. Verdient een schouwspel, een schilderij, en 60 romans. Zonder tegengeluid wint de status quo. Ik wil dat er strijders blijven zingen voor mensen met een broze huid, die bijna niet meer durven te geloven dat het ooit nog beter wordt. En ik hoop dat degenen die weten wat het is een keer hun mond mogen houden. Laat de mensen die zich weerbaar noemen het maar eens oplossen. Ik trek me terug.

Lees het hele artikel