Ik sta op wacht, achter de deur van onze groep 2’er. ‘Mama! Ik heb het zo warm …’, klaagt ze voor de derde keer. Half negen al.
‘Ik pak een nat washandje voor je’, zucht ik terug. Hopelijk slaapt haar broertje verder. Zelfs het kraanwater lijkt lauw. Hoofdpijn klopt weer aan. Dreunend, op links.
De washand op haar voorhoofd. ‘Zo, en nu lekker slapen, anders heb je morgen te weinig energie om fijn te spelen.’
Haar ogen wijd open in het schemerdonker. ‘Maar ik kán niet slapen.’ Bozig trapt ze haar laken van zich af. ‘En ik heb het nog steeds warm.’ Ik voel de avond krimpen, mijn lijstje actiepunten opzwellen.
‘Als je zo wild doet, krijg je het natuurlijk nooit kouder.’ Mijn stem bokkig; harder dan nodig bedwing ik de boze benen.