En weer stonden deze week de treinen stil. Dinsdag was er eerst een storing rondom Schiphol door een brand in kabels langs de rails, waarbij de politie rekening zei te houden met een misdrijf, mogelijk in verband met de NAVO-top. Woensdag konden van en naar de luchthaven opnieuw fors minder treinen rijden, ditmaal door een seinstoring. Elders in de Randstad waren er trajecten onbegaanbaar door een wisselstoring, een beschadigde spoorbrug en een defecte bovenleiding. Intussen werd ook het wegverkeer ernstig gehinderd, omdat wegen rondom Den Haag afgesloten waren vanwege de NAVO-top.
Een slechte week dus voor forenzen. Toch bleef de grote chaos uit die hierdoor in het land had kunnen uitbreken. Wat scheelde is dat de overheid iedereen van tevoren had opgeroepen deze week zoveel mogelijk thuis te werken en de Randstad te mijden. Niet voor iedereen was dat mogelijk, maar wie weg kon blijven had aan het advies gehoor gegeven.
Treinen die nog wel tussen de grote steden in de Randstad reden, waren tijdens de spitsuren soms verrassend leeg. Ook op de wegen bleef het relatief rustig. Volgens de ANWB waren er zelfs veel minder dagelijkse files dan normaal. Rijkswaterstaat complimenteerde weggebruikers op X: „Door jullie aangepaste reisgedrag tijdens de NAVO-top blijven lange files op de snelwegen tot nu toe uit. Dank daarvoor!”
Natuurlijk zullen er genoeg mensen zijn geweest die hinder ondervonden, maar grosso modo werd er door het publiek opvallend mild gereageerd op alle verstoringen en pasten mensen zich makkelijk aan.
Misschien komt het doordat Nederland de afgelopen weken al een beetje murw raakte door de ontregeling van het treinverkeer, vanwege de stakingen van het NS-personeel. Maar het heeft ook zeker te maken met de flexibiliteit die de samenleving erbij heeft gekregen door de mogelijkheid tot thuiswerken, een verworvenheid die in een week als deze uitstekend van pas kwam.
Uit onderzoek van vakcentrale CNV onder 1.200 thuiswerkers bleek vorige maand alleen dat werkgevers minder enthousiast zijn geworden over deze manier van werken. Eén op de drie ondervraagden zei nu minder vrijheid te hebben om thuis te werken dan twee jaar geleden. Sinds de coronatijd was twee à drie dagen per week naar kantoor komen voor veel werknemers min of meer de norm geworden. Dat is nu weer aan het opschuiven naar drie à vier dagen per week.
Aan de ene kant is het begrijpelijk dat werkgevers eraan hechten dat hun werknemers regelmatig op kantoor verschijnen. Samenwerken vraagt nu eenmaal dat mensen elkaar ook van tijd tot tijd fysiek ontmoeten; dat is goed voor de teamgeest en het onderlinge begrip en arbeidsproductiviteit.
Het lijkt verstandig als werkgevers en werknemers hierin samen een middenweg bewandelen, en in gesprek blijven over de juiste balans. Daar hebben niet alleen individuele bedrijven en werknemers baat bij, het hele land vaart er wel bij als het thuiswerken kan worden ingezet op momenten dat er even wat meer flexibiliteit in de mobiliteit nodig is. Thuiswerken is een nuttig middel om op momenten in te zetten, maar het mag niet, hoe verleidelijk ook, als oplossing worden gezien voor hardnekkige mobiliteitsproblemen in Nederland in het ov en op de snelweg.