Van de race die hem ogenschijnlijk uit het niets Europees kampioen maakte op de 800 meter, van de inhaalrace die hij inzette met nog een rondje te gaan, van het steeds luider wordende publiek in de Omnisporthal in Apeldoorn, van de ultieme push op de finishlijn die hem het goud opleverde, daar herinnert Samuel Chapple zich weinig meer van. „Ik weet nog dat ik langzaam naar voren begon te komen, en dat ik me echt goed voelde. Verder weet ik bijna niets meer.”
En dat is juist goed, zegt de 26-jarige atleet. Het liefst denkt hij zo weinig mogelijk na tijdens een wedstrijd, doet hij dingen die goed voelen, op instinct, komt hij in een flow. „Als ik op tweehonderd meter van de finish al bezig ben met mijn eindsprint, dan wordt het niks. Ik moet in het nu zijn. Intuïtief kan ik mijn kracht het beste benutten.”
Een half jaar na dat onverwachte succes op de EK indoor in eigen land zoekt Chapple opnieuw naar de flow. Mentaal had hij deze zomer een paar lastige maanden, maar nu staat hij voor de WK atletiek in Tokio, waar hij dinsdag begint aan de series op de 800 meter. Veel van de wereldtoppers die meedoen, sloegen het indoorseizoen over en dus zal de concurrentie een stuk steviger zijn, weet Chapple. „Uiteindelijk draait atletiek om outdoorwedstrijden, dus ik heb er veel zin in.”
Voor Chapple wordt het WK pas het eerste eindtoernooi in de buitenlucht. In 2022, net nadat hij Nederlands kampioen was geworden en op de WK indoor zijn debuut had gemaakt, botste hij in een wedstrijd met een tegenstander en scheurde bij de daaropvolgende misstap zijn enkelbanden. Ook brak hij zijn linkerenkel. De revalidatie duurde lang: Chapple moest tweemaal geopereerd worden.
Pijnvrij sporten
In de fitnessruimte van het bakstenen clubhuis van zijn atletiekvereniging Climax in Ede vertelt Chapple aan het begin van deze zomer hoeveel progressie hij heeft geboekt sinds hij vorig jaar onder coach Grete Koens is gaan trainen. Afgelopen winter kon hij voor het eerst in jaren zich blessurevrij voorbereiden op een nieuw atletiekseizoen. „Het was heerlijk om weer pijnvrij te kunnen sporten. En het was een mooie aanloop naar het indoorseizoen.”
Dat het daarna goed zat met zijn vorm bewees Chapple begin dit jaar door binnen enkele weken drie nationale indoorrecords te verbreken: op de 800, de 1.000 en de 1.500 meter. Het zijn de afstanden die het beste bij hem passen, zegt hij. „Als je me een 200 meter laat lopen, ben ik waarschijnlijk de langzaamste van het veld. Voor de langere afstanden ben ik te groot en te zwaar.” Het grootste deel van de tijd traint Chapple (1,92 meter, 80 kilo) als 1.000-meterloper; zo kan hij eenvoudig switchen tussen de 800 en 1.500 meter.
Op de middellange afstanden komt zijn specialisme het beste tot zijn recht. Chapple heeft het uithoudingsvermogen en de versnelling om in het laatste deel van de wedstrijd aan een inhaalrace te beginnen. „Op kop lopen vind ik echt verschrikkelijk, zelf het tempo moeten bepalen is intimiderend. Ik vind het makkelijker om mee te gaan in het tempo dat anderen lopen. Als het op het eind moeilijk wordt, ga ik door de pijn heen mensen inhalen. Ik weet: als ik er voorbijga zullen ze waarschijnlijk breken. Daar krijg ik vleugels van.” De tactiek van sit and kick, wachten en dan versnellen, leverde Chapple in maart de Europese indoortitel op.
Veel tijd om van dat succes te genieten, had Chapple niet. Vijf dagen later zat hij in het vliegtuig naar China voor de WK indoor. „Ik had helemaal geen zin in dat toernooi. Ik had net mijn mooiste prestatie ooit geleverd, ook nog eens voor eigen publiek, ik moest dat mentaal allemaal nog verwerken.” Dat hij toch nog vierde werd op de WK ziet hij als een bevestiging van de goede vorm waarin hij verkeerde. „Als ik net zo scherp was geweest als op de EK, had ik daar een medaille gewonnen.”
Daarna kwam de klap. Chapple werd ziek, was mentaal uitgeblust, en baalde van het mislopen van een WK-medaille. „Iedereen in Nederland zag me als de nieuwe Europees kampioen, maar ik bleef hangen in mijn laatste prestatie.” Toen hij na een paar dagen rust en een paar weken rustig opbouwen het trainen weer oppakte, „liep het voor geen meter”, herinnert Chapple zich.
In de spotlights
Met die terugval na een zwaar indoorseizoen vol nieuwe ervaringen had zijn coach Grete Koens wel rekening gehouden; logisch, vond ze het zelfs. Maar Chapple werd er onrustig van. „Ik had het idee dat er een spotlight op me stond als Europees kampioen.” In de eerste outdoorwedstrijden eindigde hij achter tegenstanders van wie hij vond dat hij ze op basis van zijn beste tijden zou moeten verslaan. Dat maakte hem nerveus.
Het is ook wel een beetje zijn Spaanse temperament, zegt Chapple, die een Spaanse moeder en Britse vader heeft, maar zelf geboren werd en opgroeide in Den Haag. „Mensen kennen mij wel als overdreven of denken dat ik kleinzerig ben. Maar ik zeg gewoon wat ik denk of wat ik voel.” Hij kan zich soms snel druk maken, zoals toen hij op hoogtestage moest hoesten en bloed in zijn hand zag. Chapple dacht dat hem iets ernstigs mankeerde. Tot bleek dat hij een bloedneus had, iets dat veel voorkomt bij sporters die trainen op hoogte.
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/09/15210914/web-1509SPO_Chapple2.jpg)
„Ik kan dingen in mijn hoofd snel groot maken”, zegt Chapple. „Als het goed is, is het heel goed en kijk ik alleen maar naar het positieve, Maar als het slecht is, is het ook meteen heel slecht en kan ik heel hard zijn voor mezelf.”
Door de tegenvallende resultaten in die eerste maanden van het outdoorseizoen verloor Chapple het plezier. „Ik was mijn onbevangenheid helemaal kwijt. Iedereen vond het vet dat ik naar allemaal wedstrijden mocht afreizen, maar omdat het totaal niet draaide, kon ik er niet van genieten.” Thuis merkte hij dat hij tegenover zijn vriendin niet leuk was. „Ik was alleen maar bezig met mezelf, heel egocentrisch.”
In de zomer bezocht Chapple voor het eerst een sportpsycholoog om met zijn nieuwe status om te leren gaan en de mindere periode na zijn EK-titel een plek te geven. „Fysiek doe ik eigenlijk al alles goed, ik ben gezond, maar het mentale aspect is minstens net zo belangrijk. Ik vind het belangrijk me daarin te ontwikkelen.”
Inmiddels heeft hij een aantal sessies gehad. De begeleiding deed Chapple inzien dat mensen minder bezig zijn met hem en zijn prestaties dan hij dacht. Ook herkent Chapple nu beter wat wel en niet werkt voor hem. „Eigenlijk heeft hij me geholpen mezelf beter te leren kennen. Omdat ik nu weet hoe ik reageer op bepaalde situaties, kan ik er beter mee omgaan.”
12.500 dollar
Zijn EK-titel leverde Chapple niet alleen hogere verwachtingen op, maar ook nieuwe kansen. Eind mei werd hij uitgenodigd voor de Grand Slam Track in Philadelphia, een serie atletiekwedstrijden die oud-atleet Michael Johnson heeft opgezet. „Het was echt een show, de atleten daar zijn net popsterren”, vertelt Chapple.
Hij liep er tegen de nummers 1, 2, 3 en 5 van de 1.500 meter op de Olympische Spelen in Parijs en eindigde op een bescheiden zevende plaats. „De eerste zes waren gewoon beter. Op een gegeven moment liepen ze alle zes zo bij me weg terwijl ik voor mijn leven aan het sprinten was, echt wel iets om nachtmerries van te krijgen.” Maar het werkte ook motiverend, zegt Chapple. „Ik wil ook zo goed worden, in die zin was het een goede prikkel.”
Het had hem ook een bedrag van 12.500 dollar (10.600 euro) op moeten leveren, ware het niet dat de Amerikaanse organisatie met geldproblemen kampt en aan geen van de deelnemende atleten geld heeft uitgekeerd. Voor Chapple was het een welkome bijdrage geweest aan zijn topsportbestaan; hij heeft geen A-status en wordt niet op een andere manier financieel ondersteund door de Atletiekunie. Zijn coach betaalt hij zelf, met geld van persoonlijke sponsoren en start- en prijzengeld. Tot vorig jaar sprongen zijn ouders bij.
„Indooratletiek is geen olympisch onderdeel, dus dat telt niet mee voor een A-status en bijbehorend stipendium. Door mijn prestaties en het prijzengeld kan ik nu wel van mijn sport leven, maar het is geen vetpot. Dat is helaas de harde realiteit voor veel atleten.”
WK-limiet
Na een nieuw trainingskamp op hoogte in het bergdorp Font Romeu in de Pyreneeën keerde eind juli de goede vorm terug bij Chapple. Hij werd Nederlands kampioen op de 1.500 meter, verbeterde zijn persoonlijk record op die afstand met vier seconden (naar 3.31,65) en liep voor het eerst onder de 1 minuut en 44 seconden op de 800 meter.
Daarmee liep hij ook onder de WK-limiet, en hoewel Chapple zich op basis van zijn ranking waarschijnlijk toch wel had geplaatst voor het toernooi in Japan, was dat een fijne bonus, zegt hij. „Er doken zoveel atleten onder die limiet, dat het nog een beetje spannend werd. Bovendien: als ik die limiet niet zou kunnen lopen, wat heb ik dan te zoeken op de WK?”
Op kop lopen vind ik echt verschrikkelijk, het tempo bepalen is intimiderend
De flow is terug, zegt Chapple een week voor de WK beginnen, via een videoverbinding vanuit Shiba, de voorstad van Tokio waar de Nederlandse equipe zich voorbereidt. „Ik voel me fitter, ben ontspannen, begin dingen weer op de automatische piloot te doen. Het lopen gaat weer op instinct.”
„Het duurde langer dan ik had gehoopt, maar ik heb me over die teleurstelling heen gezet. Ik loop nu op een niveau waar ik nooit eerder op heb gelopen, dat heeft even tijd nodig gehad”, zegt Chapple. Want vergeet niet dat hij dit jaar voor het eerst meedeed aan de FBK Games, voor het eerst Nederlands kampioen outdoor werd, en nu voor zijn eerste WK staat.
Chapple leeft er ontspannen naar toe, ziet zichzelf als een outsider die niets te verliezen maar alles te winnen heeft. Hij voelt zich mentaal weer fris en weet dat hij rustig moet blijven; alleen dan maakt hij de juiste beslissingen. Zijn lange revalidatie na zijn enkelbreuk heeft hem daarin gevormd, denkt hij. „Dat ik na zo’n zware tegenslag ben teruggekomen, heeft ervoor gezorgd dat ik meer plezier heb, rustiger ben.”
Stiekem rekent Chapple erop in Japan de halve finale op de 800 meter te halen, en hij hoopt op meer. „De finale halen is best wel onrealistisch, maar ik ben dit jaar al eerder boven mezelf uitgestegen. Ik weet dat ik in topvorm ben, Tokio is een ideaal moment om mijn beste prestatie neer te zetten, en dan zien we wel wat eruit komt. Ik denk niet meer in limieten.”