Bomen, wormen, bloemen… in de stad is alles beter dan een baksteen

8 uren geleden 2

‘Kijk naar al die libellen die hier rondvliegen en jagen.” Stadsecoloog Joeri Morpurgo (29) volgt aandachtig hun dans boven een smal strookje gras. Het stukje natuur midden in de stad ligt in de schaduw van hoge bomen, pal naast de Universiteit Leiden. „Ik vind het heel verbazingwekkend dat zelfs op zo’n klein stukje groen allerlei soorten hun huis maken en hun leven leven”, zegt Morpurgo.

Hij is een wetenschapper met de missie om ons perspectief op natuur in de stad te veranderen. „De traditionele gedachte is: als je natuur wilt zien, moet je de stad uit. Maar dat klopt helemaal niet. Je leeft elke dag ín de natuur, ook in een stad, als je maar even goed kijkt.” In geveltuinjes, tussen de voegen van stoeptegels en zelfs in een vergeten plantenbak op een balkon leven duizenden soorten planten en diertjes, zegt hij. „Dat ben ik heel erg gaan waarderen.”

Toch verdwijnt steeds meer stadsnatuur, terwijl steden groter en dichter bebouwd worden. „We weten dat steden eigenlijk te heet worden. Ze overstromen. En ze hebben vaak een slechte luchtkwaliteit”, zegt Morpurgo. „En dat kan potentieel allemaal worden oplost met stedelijk groen.”

De nadruk ligt hier op ‘potentieel’. Tot nu toe beschouwden beleidsmakers en stedebouwkundigen elk stukje groen als even nuttig om al deze problemen op te lossen. In zijn promotieonderzoek onderzocht Morpurgo of dat klopt en hoe we het groen in onze steden zo kunnen inzetten dat het de meeste voordelen oplevert voor biodiversiteit, klimaat en de bewoners. Zijn testlocatie was de stadsnatuur van Den Haag.

Gewapend met meetapparatuur trok hij twee jaar lang op zijn vouwfiets door Den Haag. Hij volgde daarbij een willekeurige steekproef van rond de tweehonderd groene plekken. „Ik had een rugzak van 55 liter vol spullen bij me. Twee dagen vallen uitzetten, twee dagen ophalen – dan fiets je zo tweehonderd kilometer per week.” Gelukkig kon hij altijd rekenen op de hulp van collega’s en studenten.

Bestuivers en slakken

Op elke locatie maten ze eerst de temperatuur en luchtkwaliteit. Morpurgo toont een rood-zwart meetapparaat dat iets groter is dan een mobiele telefoon en waarop je de nodige waarden op een klein scherm kunt aflezen. „Eigenlijk is deze voor binnen bedoeld”, merkt hij op. Maar er was niet genoeg geld beschikbaar om professionele buitensensoren te kopen. Zijn pragmatische oplossing: vijf goedkope sensoren op een bamboestok bevestigen en de gemiddelde waarde nemen. Om te controleren of zijn data betrouwbaar waren, legde hij zijn metingen nog naast die van overheidssensoren.

Net zo vindingrijk lijkt zijn manier om de diversiteit van insecten en andere kleine dieren in kaart te brengen. Hij gebruikte gele, blauwe en witte plastic bakjes, gevuld met water en een scheutje zeep. „De verschillende kleuren trekken de bestuivers aan, omdat ze normaal gesproken afgaan op de kleur van een bloemetje.” De zeep in het water zorgt ervoor dat het wateroppervlak breekt en de insecten verdrinken. Later kan Morpurgo ze dan via dna-analyse identificeren. Bodemdieren zoals slakken ving hij door plastic bakjes in te graven, waarin ze vervolgens vastliepen. „Dan ontdek je ineens duizenden soorten die in Den Haag blijken te leven”, zegt hij zichtbaar enthousiast.

Door het vele asfalt, steen en de verdichte bodem raken steden bij regenval snel onder water. Daarom is het belangrijk om te weten hoe goed de bodem regenwater kan opnemen. Om dat te onderzoeken gebruikte Morpurgo een holle metalen cilinder die hij in de grond sloeg, waarna hij er telkens dezelfde hoeveelheid water in goot. Vervolgens mat hij hoe lang het duurde voordat het water was verdwenen. Of zoals hij het zelf omschrijft: „Gewoon waterflessen meenemen, water op de grond gooien, kijken hoe snel het gaat.”

„De eerste strekking van mijn promotieonderzoek is eigenlijk: alles is beter dan een baksteen”, zegt de stadecoloog lachend. Bomen zorgen bijvoorbeeld voor verkoeling, wormen verbeteren de waterafvoer van de bodem, en bloemen verhogen de biodiversiteit in steden. Daarom nodigt hij iedereen ook uit: „Als je de stenen in je tuin of geveltuintje niet nodig hebt, haal ze dan weg.”

Een klein bos of een enkele boom

Zijn analyse van de opgenomen data reikt uiteraard verder. Morpurgo berekende of één type groen tegelijk alle voordelen kan bieden: verhoogde biodiversiteit, waterinfiltratie en luchtkwaliteit én temperatuurdaling. Het antwoord: nee. „Stedelijk groen is niet zomaar stedelijk groen”, legt hij uit. „We zien bijvoorbeeld dat een stukje natuur dat goed is voor verkoeling, niet per se ook goed is voor waterinfiltratie of luchtkwaliteit.” Daardoor is het lastig om in de stadsplanning te bepalen welk groen waar het meest effectief is.

De volgende stap zou dus zijn om een lijst te ontwerpen waarin staat welk type groen welk effect heeft. Daarvoor ontbreekt nog kennis, zegt Morpurgo. „We weten bijvoorbeeld dat bomen veel meer verkoelen dan lage vegetatie – niet zo gek vanwege de schaduw – maar we weten nog niet hoeveel bomen we moeten planten om verkoeling te krijgen, welke soort het meest geschikt is en waar die moeten staan. Dus hebben we een tiny forest nodig, of is een enkele straatboom al goed genoeg?”

Een ander probleem is dat gegevens over de stadsnatuur van één stad niet zomaar te vertalen zijn naar andere steden, laat staan wereldwijd. Elke stad is uniek door verschillen in bodemsoort, de aanwezige planten- en diersoorten en de manier waarop bewoners met groen omgaan. Eigenlijk zouden wetenschappers in elke stad dezelfde nauwkeurige metingen moeten doen om te weten welk groen het best past, maar dat kost veel tijd en geld. In de toekomst zouden Street View-data en drones daarbij kunnen helpen. „Maar daar zijn we nog niet”, zegt Morpurgo.

Welzijn van bewoners

Om stadsplanning nu al meer richting vergroening te sturen, werkt Morpurgo samen met Nederlandse gemeenten, het ministerie en een ngo om „allerlei mensen die bezig zijn met het vergroenen van steden met elkaar te verbinden”. Ook zijn twee nieuwe vervolgonderzoeken als postdoc aan de Universiteit Leiden en de HAS Green Academy in Den Bosch sluiten bij dit thema aan. Zo onderzoekt hij welke invloed stedelijk groen op het welzijn van bewoners heeft en hoe we de natuur in Nederlandse steden weerbaar kunnen maken tegen klimaatverandering.

Volgens hem schuilt de charme van dit werk in het feit dat zelfs kleine ingrepen zichtbaar verschil maken. „Of het nu gaat om een stukje park dat wordt aangelegd of iemand die zijn tuin vergroent door tegels weg te halen – daar zie ik dan in de zomer beestjes zoemen. Dat maakt zoveel impact op de belevingswereld in een stad.”

Lees het hele artikel