Wie vogeltrek zegt zegt Schiermonnikoog. Zo kwam het dat de AW-redactie op Schiermonnikoog logeerde toen daar de resten van een tropische cycloon passeerden. Het regende dat het een aard had, het waaien nam geen eind en de veerboot voer niet. Maar soms was het even droog en dan trokken daar die trekvogels. Vaker nog stonden ze gewoon te wachten tot het hoge water lager werd en er wat te eten viel.
Het kwam niet in hun hoofd op zich te goed te doen aan de overvloed aan wilde appeltjes die het duinlandschap van Schiermonnikoog, verder zo stampvol bottelrozen, duin- en meidoorns, zo’n apart aanzien geven. Bekijk het plaatje. Er zijn mensen die elk jaar terugkomen voor de appeltjes.
Het zijn niet écht wilde appels, dat is het aardige, het zijn wilde tamme appels. Ze zijn vaak gewoon eetbaar, in ieder geval beter eetbaar dan echt wilde appels (Malus sylvestris) die in Nederland uiterst zeldzaam zijn. Met wat goede wil herken je nog de smaak en de kleur van de appels waarvan ze afstammen: Golden Delicious, Granny Smith, James Grieve.
De vreemde appeltjes van Schiermonnikoog werden rond 1981 ontdekt door de fruitveredelaar Tijs Visser. In 1989 beschreef hij hun verspreiding in het tijdschrift Euphytica en Vermeerderingstuinen Nederland maakte daar in 2001 een brochure van. NRC besprak de appels in 2002.
Stelselmatig weggevreten
De bomen met die kleine appeltjes staan bijna zonder uitzondering vlak langs wegen en paden. Daarom wordt aangenomen dat ze opschoten uit klokhuizen die de Schiermonnikoogse toeristen in de berm wierpen. Vóórdat de lokale, zeer omvangrijke populatie konijnen rond 1960 door de virusziekte myxomatose werd gedecimeerd werden de appelscheuten, net als veel andere scheuten, stelselmatig weggevreten. Daarna wist een deel van de zaailingen te overleven. Visser, inmiddels overleden, heeft het afgeleid uit de geschatte leeftijd van de boompjes die hij in de loop van de jaren ontdekte.
Dat de boompjes er niet als gewone appelbomen uit zien komt doordat ze, zoals dat heet, ‘op eigen wortel’ groeien en niet zoals de bomen van de commerciële teelt zijn geënt op een onderstam die zo bepalend is voor de vruchtzetting. En dat ze zo weinig te lijden hebben van de schimmelziekte schurft lijkt vooral te danken aan de harde groeiomstandigheden op het eiland (aldus Euphytica in 1989), al blijkt er ook een zekere schurftresistentie te zijn uitgeselecteerd (voegde de brochure van 2001 toe).
Het klinkt allemaal aannemelijk genoeg, al vraag je je af waarom er niet nog steeds appelbomen uit klokhuizen opschieten want er zijn sinds het uitbreken van een nieuwe konijnenziekte (RHD) rond 1990 en een variant daarvan in 2015 nog steeds nauwelijks konijnen op Schiermonnikoog. Misschien worden de klokhuizen inmiddels opgevreten door de ratten en egels die zo welig tieren in de schaduw van het sociaal toerisme, denkt de divandenker. Waarschijnlijker is dat het vegetatiedek op veel plaatsen door langdurige afwezigheid van konijnen zó dicht is geworden dat appelkiempjes geen kans meer krijgen uit te groeien. Het schort aan open kiemplekken.
De veronderstelde klokhuizenregen is minder goed in kaart gebracht dan leuk is. Visser schatte uit de (héél) losse pols dat op Schiermonnikoog misschien maar 1 op de 10.000 appelpitten kans zag tot een boompje uit te groeien. Omdat er een paar honderd wilde-tamme appels zijn gevonden moeten er wel een paar miljoen klokhuizen in de berm zijn gegooid. De enige winkel die appels verkocht was Schut’s Warenhuis (inmiddels de Spar). Kon die al die appelen wel leveren en verkocht die ook echt de rassen die zijn teruggevonden, dat had je graag gecheckt gezien. Inclusief een fotootje van de veronderstelde klokhuisvracht die in de berm belandde en de wespen die erop afkwamen.
En wie waren dat die al die klokhuizen weggooiden? Je bent geneigd te denken dat het de kampeerders van de camping waren, die ligt immers midden tussen de zaailingen, maar er is reden om aan te nemen dat het niet zo is. Bedenk dat je 3,5 minuten nodig hebt om een appel op te eten en dat je, als je het kalm lopend doet, daarbij ongeveer 250 meter aflegt. Fietsend: 750 meter. Het kaartje dat Tijs Visser kort na 1986 van de zaailingenverspreiding maakte (zie de brochure van Vermeerderingstuinen) laat zien dat veel bomen op nog geen 100 meter van de camping staan. Waarschijnlijker is daarom dat de klokhuiswerpers uit het dorp kwamen. De dorpelingen zelf verorberden de Schut-appels natuurlijk in hun eigen huisjes. Dat voert tot de hypothese dat het scholieren uit jeugdherbergen en kinderboerderijen waren, schoolkinderen die in klassenverband van de natuur moesten genieten en een gezonde appel meekregen in het lunchpakket.
Het vreemdst aan de affaire is dat opslag uit klokhuizen alleen op Schiermonnikoog voorkwam, zoals Visser veronderstelde. Terwijl er toch overal klokhuizen worden weggegooid. Er wórden ook overal in de natuur wilde cultuurappelen gevonden, zegt de Utrechtse ecoloog Bert Maes die een leven lang bossen inventariseerde, ook op de andere Waddeneilanden. Het is niets bijzonders.
En waarachtig, ook in Engeland is het een welbeschreven verschijnsel. Sinds erop gelet wordt, en dat is sinds 2019, zijn er bijvoorbeeld in Cornwall al 600 ‘wildings’ geïnventariseerd. Binnen het project Some Interesting Apples hoopt men rassen op te sporen die extra goed zijn opgewassen tegen klimaatverandering. Veel Britse ecologen hebben trouwens de pest aan het gesmijt met klokhuizen want de wilde tamme appels die opschieten kunnen kruisen met de zeldzame echte wilde appels die men juist in zuivere vorm probeert te conserveren. In Nederland telt dat niet, de wilde appel is hier al praktisch verdwenen, zegt Maes.










English (US) ·