Femke Halsema opent expositie Mokum: ‘Wie het Joodse leven in onze stad niet kent, kan niet beweren een echte Amsterdammer te zijn’

16 uren geleden 1

‘Want wie het Joodse leven in onze stad niet kent, die kan eigenlijk niet beweren een echte Amsterdammer te zijn”, met deze woorden opende burgemeester Femke Halsema donderdagavond de grote tentoonstelling Mokum. De biografie van Joods Amsterdam in de Nieuwe Kerk op de Dam. De burgemeester benadrukte in haar toespraak de veelzijdigheid aan identiteiten van Joods Amsterdam vroeger en nu; en ook dat de stad veel te danken heeft aan weldoeners als wethouder Monne de Miranda en ‘wereldverbeteraars’ als Henri Polak en Alleta Jacobs. Ook refereerde Halsema aan de „diamantwerkers die de basis legden voor georganiseerde solidariteit, waar nog generaties arbeiders van zouden profiteren.”

Ruim vier jaar geleden begon de Nieuwe Kerk in samenwerking met het Joods Cultureel Kwartier met de voorbereiding van deze tentoonstelling; het zou het begin markeren van het jubileum Amsterdam 750, maar door noodzakelijke restauratiewerkzaamheden aan de zuilen in het middenschip werd de tentoonstelling uitgesteld. Nu is Mokum het slotevenement voor de jarige stad.

Isaac Israëls, ‘Dr. Aletta H. Jacobs’, 1920.

Collectie Groninger Museum. Foto Marten de Leeuw

Maar in die vier jaar veranderde de politiek op het wereldtoneel ook ingrijpend, waardoor de tentoonstelling ineens in een andere context terecht kwam. „Na de Hamas-aanval op Israël van 7 oktober 2023 zijn de spanningen groot”, zegt Emile Schrijver, een van de initiatiefnemers en algemeen directeur van het Joods Cultureel Kwartier, „maar we vonden dat we juist nu en hier in de Nieuwe Kerk op de Dam de tentoonstelling moeten bieden. Als er één thema is dat Mokum rechtvaardigt, dan is dat de verwevenheid tussen de hoofdstad en de Joodse gemeenschap. Die verwevenheid is het cruciale woord. Het zou bedenkelijk zijn als we géén expositie zouden maken over dit onderwerp.”

Sarphati

Met conservator Hélène Webers van De Nieuwe Kerk staan we bij het begin van de expositie, die is opgesteld in de koorgang van de kerk: „Zonder de Joodse aanwezigheid zou Amsterdam er heel anders hebben uitgezien. Denk aan de negentiende-eeuwse Joodse arts Samuel Sarphati die zo veel betekende voor de stad en de Amsterdammers op het gebied van gezondheid. Hij was een drijvende kracht achter het Paleis voor Volksvlijt.” Ook warenhuizen als de Bijenkorf, Metz & Co, Hirsch & Cie, Gerzon en de Bonneterie zijn van Joodse herkomst, evenals bioscoop Tuschinski.

Warenhuis De Bonnetrie in 1989

Foto Paul Huf

De tentoonstelling beslaat de periode van 1600 tot nu en is verdeeld in onderwerpen als ‘Ruimte voor religie’, ‘Nieuwe kooplieden’, ‘Onbegrensde kennis’, ‘Het Jeruzalem van het Westen’, ‘Voor Joden verboden’ en ‘Naoorlogs Mokum’. Die biografie van Joods Amsterdam begint rond 1600 als de eerste Portugese Joden op de vlucht slaan voor de inquisitie en in Amsterdam een veilig toevluchtsoord en heenkomen vinden. Na deze Sefardische Joden, die een belangrijke impuls waren voor de welvaart van koopmansstad Amsterdam, arriveren rond 1630 de armere Asjkenazische Joden, afkomstig uit Oost-Europa. Zij leven van straathandel in ‘vodden’. Een van de oudste objecten is een torarol uit 1400 die de Duitse rabbijn Moses Uri ben Josef HaLevie in 1602 meenam, ook hij vluchtte voor geloofsvervolging. Hij wordt beschouwd als de oprichter van de Joodse gemeente in Amsterdam. Volgens Schrijver konden Joden pas hun religie uitoefenen als zich een torarol in de synagoge bevond.

De Amsterdamse Joden vestigden zich vooral aan de oostzijde van de Amstel, op het eiland Vlooienburg, waar nu de Stopera staat. Tal van historische kaarten van de stad tonen als een tijdlijn de plekken waar de Joden leefden. Het schilderij Gezicht op de Grote en Portugese Synagoge te Amsterdam (1675-1680) van Berckheyde laat de monumentaliteit van het gebouw zien, destijds een van de grootste synagogen ter wereld. Joden krijgen geen toegang tot de ambachtsgilden of de schutterij, daarom moesten ze zich toeleggen op handel, boekdrukkunst en bankwezen. Schrijver staat stil bij het handgeschreven register van de Portugees-Joodse gemeente, de Escamoth, waarin de banvloek uit 1656 tegen vrijdenker Spinoza werd opgetekend. Spinoza verzette zich tegen een groot aantal Joodse wetten. Schrijver: „Als je die verstoting leest, word je er stil van.” Ernaast ligt de namenlijst van de school op Vlooienburg die Spinoza bezocht: zijn naam is doorgestreept. Vanaf een prachtig geschilderd portret uit 1666 door Berend Graat kijkt een jonge, wellevende Spinoza de beschouwer aandachtig aan.

Barend Graat, ‘Portret van Spinoza’, 1666

Foto Pieter de Vries

Paleis voor Volksvlijt

De tentoonstelling vertelt het verhaal van migratie, integratie en segregatie, van pijn die de Joden trof en ook van levenskracht, zoals de burgemeester stelde. Hoe welkom de Joden aanvankelijk ook waren in de zeventiende eeuw, geleidelijk ontstaat er een onderstroom van antisemitisme. Het schilderij Johanna en de Joodse kooplieden  (1741) van Cornelis Troost toont de stereotypen van Joodse handelaren met voddige kleding aan, haakneus en geldzucht.

Een zelden getoond object is het met een gouden lauwerkrans omlijste, gipsen hoofd van het Paleis voor Volksvlijt, dat in 1929 afbrandde. Het is slechts één van de heel weinige relicten van dit glazen tentoonstellingsgebouw, in 1859 door Sarphati geïnitieerd ter verheffing van het volk. Het gelaat heeft iets van een gevallen engel.

Jacob Olie, Het Paleis voor Volksvlijt gezien vanaf de Weteringschans, 1892.

Stadsarchief Amsterdam

Dramatisch dieptepunt is de aangrijpende ruimte, nagenoeg geheel in zwart-wit ingericht, van het lot van de Amsterdamse Joden in de Tweede Wereldoorlog. Uit geen stad in West-Europa werden zo veel Joden gedeporteerd of, zoals Schrijver zonder omwegen benoemt, „vermoord”. De beruchte ‘Stippenkaart’, door gemeenteambtenaren op gezag van de Duitse bezetter in mei 1941 in korte tijd vervaardigd, toont met stippen de woonadressen van Joodse Amsterdammers: één stip staat voor tien Joden. Vanaf de oostelijke binnenstad via de Transvaalbuurt naar Nieuw-Zuid ziet het zwart van de stippen.

De kaart hangt levensgroot aan de wand als één beklemmende dreiging. Een foto van Hans Krieg (piano) en zijn dochter Mirjam die het lied ‘Waar zijn toch de Joden van ons Amsterdam?’ (1947) ten gehore brengen, geeft extra diepte. Het aantal Joodse oorlogsslachtoffers (ca. 60.000) is ongekend hoog en het is de zwartste bladzijde van dit veelbezongen Mokum. Het echte verhaal achter dat aantal is uitzonderlijk en komt voort uit de opdracht gezagsgetrouw te zijn, zoals de regering in ballingschap in Londen verordonneerde, en „een vleugje antisemitisme”, aldus Schrijver. De presentatie van deze Amsterdamse bladzijde is in de vormgeving even verstild als beklemmend gedaan.

Etty Hillesum, Dagboek, 1941-1942.

Collectie Joods Museum

Schrijver benadrukt dat het Joodse verhaal in de stad „méér is dan alleen de Holocaust, hoe verschrikkelijk ook”. Het levensverhaal van Amsterdam toont een Charlestonjurk voor de Joodse modezaak Hirsch & Cie, de originele dagboeken van Etty Hillesum, een replica van het standbeeld van Anne Frank, indringende portretfoto’s van Erwin Olaf van Joodse Amsterdammers uit 2013 en veel meer. Aan het slot vertelt de jongste generatie Mokummers wat zij verwachten van de toekomst in de hoofdstad: saamhorigheid, inclusiviteit, verdraagzaamheid, begrip voor elkaar zijn de sleutelbegrippen. Het is de kracht van deze expositie die, zoals Schrijver het uitdrukt, „mooi en lelijk” laat zien, door de eeuwen heen, met als kern de Joodse gemeenschap.

Mokum. De biografie van Joods Amsterdam. De Nieuwe Kerk, Amsterdam. T/m 6/4. Catalogus: Atlas van Mokum. Uitg. WBooks, 192 blz. Prijs €37,95

Lees het hele artikel