Het cao-stelsel holt zichzelf uit: ‘Als we niks doen, gaat het systeem aan het niks doen ten onder’

16 uren geleden 1

Salaris, vakantiedagen, pensioen: dit wordt in Nederland al ruim een eeuw geregeld via een collectieve arbeidsovereenkomst (cao). Werkgevers en werknemers maken in cao’s afspraken over de arbeidsvoorwaarden van miljoenen Nederlanders.

Maar het aantal werkenden dat valt onder zo’n cao is al een aantal jaren aan het dalen. In de meest recente cijfers, uit 2022, betrof het 71,8 procent van de werknemers, flink onder de Europese Richtlijn van 80 procent waaraan EU-lidstaten zich moeten committeren. Zelfstandigen meegerekend vallen nog slechts drie op de vijf werkenden onder cao’s. Voor het eind van dit jaar moet de Nederlandse overheid met een plan komen om dat aandeel te verhogen. Het percentage werkgevers (met meer dan tien werknemers) dat onder een cao valt, lag vorig jaar volgens een TNO-enquête iets onder de 60 procent.

De sociale wetenschappers Wike Been (Rijksuniversiteit Groningen) en Maarten Keune (Universiteit van Amsterdam), beiden gespecialiseerd in arbeidsverhoudingen, maken zich zorgen over de ‘uitholling’ van het poldermodel, waarin werkgevers en werknemers vrijwillig met elkaar om de tafel gaan om te praten over collectieve arbeidsvoorwaarden. Ze pleiten voor een brede discussie over hoe het stelsel gered kan worden. Afgelopen maand publiceerden ze een artikel in het Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, waarin ze een aantal mogelijk oplossingen aandragen om het stelsel te versterken. Daarbij pleiten ze er nadrukkelijk voor om buiten de kaders van het huidige stelsel te denken.

Meer ‘cao-shoppen’

Om te begrijpen waarom het stelsel van cao’s kwetsbaar is, zoomen Been en Keune in op de kern van de polder. „De basis is lidmaatschap: voor werknemers van vakbonden en voor werkgevers van brancheorganisaties”, zegt Wike Been, universitair docent Gedrags- en Maatschappijwetenschappen. Net zoals werknemers steeds minder vaak lid worden van een vakbond, zijn ook werkgevers steeds minder geneigd lid te worden van een brancheorganisatie die betrokken is bij cao-onderhandelingen, stelt ze. Dat is zeker het geval in opkomende sectoren als de zakelijke dienstverlening. „De meeste werknemers vallen onder een cao omdat hun werkgever lid is van een brancheorganisatie die de cao afsluit”, zegt Been. Maar hoe minder werkgevers lid worden van zo’n vereniging, hoe minder werknemers onder een cao vallen.

„We willen vooral de discussie in de volle breedte opentrekken. Cao’s gaan ons allemaal aan.”, stelt Wike Been, universitair docent Gedrags- en Maatschappijwetenschappen aan de RUG.

Maarten Keune, hoogleraar Sociale Zekerheid en Arbeidsverhoudingen, ziet dat de trend van de dalende animo onder werkgevers al een tijd geleden is ingezet. „Werkgevers hoeven niet meer zo nodig”, zegt hij. „De reden waarom ze historisch gezien cao’s wilden – om rust in de sector te hebben, niet te veel stakingen te hebben, of om niet te veel te concurreren met elkaar binnen een sector – zijn steeds minder relevant geworden.” Dat kan leiden tot wat Keune „cao-shoppen” noemt. In de zoektocht naar een flexibeler bedrijfsmodel zit een cao soms in de weg. Het meest in het oog springende recente voorbeeld is de onlinesupermarkt Picnic, die niet onder de supermarkt-cao wil vallen, omdat die de concurrentiepositie aan zou tasten.

Ondanks de afkalvende cao-dekkingsgraad, is het merendeel van de werknemers en werkgevers tevreden met het huidige systeem. Maar actief verdedigen doen ze het niet, constateren Been en Keune. Ook de overheid heeft dit nagelaten. Maar om de erosie van de polder tegen te gaan, zou het stelsel toch echt meer uitgedragen en onderhouden moeten worden, stellen de wetenschappers. Zulk onderhoud is al lang niet gepleegd. „De wetgeving is oud, en de actoren zijn vrij archaïsch”, zegt Keune. „Er wordt gewoon te weinig gedaan om een goede dekkingsgraad met cao’s van een goede kwaliteit in stand te houden.”

Verplicht lidmaatschap

Daarom leggen Been en Keune een aantal onorthodoxe maatregelen op tafel, om het debat over mogelijke oplossingen te stimuleren. Werkgevers- en werknemersorganisaties moeten worden versterkt, zoveel is duidelijk. Dit zou bijvoorbeeld kunnen via een verplicht lidmaatschap, iets wat voor werkgevers al bestaat in Oostenrijk. Of verplichte cao-onderhandelingen, zoals in Frankrijk of Roemenië het geval is. Daarbij zou de overheid een voortrekkersrol moeten spelen. „Als je cao’s een goede manier vindt om de arbeidsmarkt te reguleren, waarom zou je het dan niet verplicht stellen? Bij een baan hoort een contract, waarom zou je dan niet zeggen: bij een baan hoort een collectief contract”, aldus Keune.

Het vrijwillige lidmaatschap van een werkgeversorganisatie of vakbond is een hoeksteen van het bestaande stelsel. En aan zo’n heilig huisje tornen, is niet eenvoudig, realiseren de wetenschappers zich. Maar oplossingen buiten de gebaande paden zien ze simpelweg als noodzakelijk. „Er is geen logische manier binnen het huidige stelsel waarmee je het kunt redden”, zegt Keune. Als algehele verplichtstelling niet haalbaar is, zou je ook nog kunnen denken aan een soort light-versie, vult Been aan. „Dan kun je bij aanbestedingen van de overheid bijvoorbeeld zeggen: als je een aanbesteding wil winnen, dan moet het bedrijf aangesloten zijn bij een cao.”

Lees ook

Verveel je je op je werk, mis je uitdaging? Wie weet heb je een bore-out

Illustratie Caitlin Becker Hof

Een andere manier om meer mensen onder een cao te laten vallen, zou zijn om cao’s aantrekkelijker te maken, opperen Been en Keune. Werkgevers kunnen bijvoorbeeld worden verleid tot het afsluiten van cao’s, als ze daarin kunnen afwijken van de wet, binnen bepaalde grenzen. Die mogelijkheid, die nu al voor sommige arbeidsvoorwaarden bestaat, zou meer passen binnen de Nederlandse poldercultuur, maar brengt ook risico’s met zich mee. Cao’s zouden dan bijvoorbeeld alleen voor dat deel kunnen worden afgesloten waarin ze van wet mogen afwijken. Het is daarom cruciaal dat pogingen de cao-dekkingsgraad te verhogen, hand in hand gaan met de kwaliteit en de naleving van cao’s, benadrukken Been en Keune.

„Het idee: ik heb die cao, ik moet ook iets bijdragen, dat kennen we eigenlijk niet in Nederland”, stelt Maarten Keune, hoogleraar Sociale Zekerheid en Arbeidsverhoudingen aan de UvA.

Nationale minimum-cao

Een laatste mogelijkheid waar Been en Keune aan denken, is een nationale minimum-cao. Zo’n overeenkomst zou dan landelijk worden geregeld, waarna in sectoren en bij bedrijven aanvullende cao’s kunnen worden afgesproken. „Cao’s zijn eigenlijk een heel goed middel om maatwerk te kunnen leveren in verschillende sectoren”, aldus Been. Met algemene wet- of regelgeving is dat veel lastiger. Denk aan zwaar werk-regelingen of regulering van arbeidstijden, die in bijvoorbeeld de zorg of het openbaar vervoer heel anders zijn dan in het onderwijs.

Om het stelsel toekomstbestendig te maken, heb je niet alleen meer leden nodig, maar vooral actievere leden. En ook dat is een probleem. In Nederland staan vakbondsvertegenwoordigers meestal op flinke afstand van de werkvloer, waar ondernemingsraden zich ook met arbeidsvoorwaarden bezighouden. Zelfs Maarten Keune en zijn collega’s aan de Universiteit van Amsterdam kennen hun eigen vakbondsvertegenwoordiger bijvoorbeeld niet: „Ik ben lid van de vakbond, omdat ik dat belangrijk vind. Maar er is nog nooit iemand van de vakbond langsgekomen. Als er dan bijvoorbeeld een keer gestaakt moet worden, wordt wel contact gezocht, maar dan ken je elkaar niet”, zegt Keune.

Meer betrokkenheid van werkenden zou helpen om het stelsel levendiger te maken, denkt Keune. „Nu denken we vaak: ik val onder een cao, die kreeg ik toen ik m’n contract kreeg, en dat is wel fijn. Maar het idee: ik heb die cao, ik moet ook iets bijdragen, dat kennen we eigenlijk niet in Nederland.”

Langzame uitholling

Been geeft aan dat de twee vooral de discussie over het stelsel in de volle breedte willen opentrekken. „Cao’s gaan ons allemaal aan.” Voorlopig ontbreekt het aan een publiek debat. En als er wel over gesproken wordt, gebeurt dat binnen kaders van het huidige stelsel door de geijkte actoren: de sociale partners.

Been en Keune zien hoe die gesprekken vaker leiden tot discussies waarin de legitimiteit van het systeem vanwege de dalende lidmaatschapsaantallen in twijfel wordt getrokken. „Naarmate het lidmaatschap van werkgevers- en werknemersorganisaties verder afneemt, kun je voorspellen dat die legitimiteitsvraag vaker op tafel komt”, aldus Been.

De uitholling van het huidige cao-stelsel gaat langzaam maar heel geleidelijk. De tijd om de polder te stutten dringt, waarschuwen Been en Keune. „We zien het echt als een noodzaak om dit gesprek te voeren. Als we niks doen, gaat het systeem aan het niks doen ten onder”, zegt Been. „Dus we moeten de oogkleppen afgooien en kijken: wat voor mogelijkheden zijn er nu waar we normaal gesproken niet aan denken?”

Lees het hele artikel