Tassen, meubels, kunstinstallaties, muziek; in het Hof van Cartesius, een culturele broedplaats langs de spoorbaan in Utrecht, kroop al van alles uit het ei.
Maar een vredesduif, dat was voor het eerst.
November 2023. Cultureel ondernemer Marije Lieuwens (47) liep mee met een demonstratie tegen het geweld in Gaza en zag het ongemak. Mensen wíllen zich wel uitspreken over wereldvrede, maar hoe? Eerst iedereen in het geel-blauw, nu weer rood-groen – bijna alsof je tegen die eersten zegt: we zijn jullie oorlog alweer vergeten. En dan dat geruzie over watermeloenen, over de definitie van genocide.
Alles, alles, is zo beladen geworden.
Met wat voor spandoek, welke leus of welke kleuren wilde ze zelf lopen? Ze wist het niet. Een Palestijnse of Oekraïnse vlag? Zo nationalistisch. Het ouderwetse peace-teken? Te verhippiet. Oplands iconische spotprent van het vrouwtje dat tegen een kernwapen schopt? Prachtig, maar ook zo jaren tachtig.
De vredesbeweging, vond ze, had nieuwe beelden nodig. Een iconisch vredessymbool dat recht doet aan deze ingewikkelde tijd. Een beeld dat alle oorlogen en verhalen samenbrengt en dat vooral niet polariseert. Want daar is ze he-le-maal klaar mee.
Ze dacht aan een simpel universeel beeld in zwart en wit, neutrale kleuren. Geen lading, een schone lei. Iets dat oorlogen in brede zin veroordeelt en stemt tot nadenken. Want vrede, wat is vrede? Is dat Trumps vrede? Poetins vrede? Westerse vrede? Wereldvrede? En wat zegt vrede over mensenrechten, wapenhandel, wereldpolitiek? Wanneer is die vrede bereikt?
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/15114353/data132133142-31eb82.jpg)
Ze bedacht een poster met de tekst ‘Peace Now’. Kort en bondig. En aan illustrator Max Kisman, die op dezelfde broedplaats werkt, vroeg Lieuwens: „Jij hebt toch wel eens een duif getekend?” Met een paar pennestrepen stond-ie. De klassieke vredesduif, het olijftakje niet in de snavel maar groeiend uit de w van ‘Now’. Omdat, vond Kisman, vrede kan groeien mits je hem onderhoudt. Lieuwens printte de poster en deelde ’m rond op de broedplaats. Vijftig stuks. En daarna nog eens enkele honderden, voor de vrienden van. Toen die na een week op waren, was de duif definitief uitgevlogen.
Een liedje tegen wapens
Amsterdam, april 2025. „Air-bus schan-de! Bloed aan je han-den!” Met een megafoon in de hand roept Wendela de Vries (61) het clubje vredesbetogers voor Hotel Okura op zoveel mogelijk herrie te maken. Binnen staat de aandeelhoudersvergadering van multinational Airbus Group op punt van beginnen „en dan gaan ze vertellen welke mooie wapens ze maken!”
Even daarvoor had De Vries haar fiets aan de overkant van de straat geparkeerd en uit een big shopper een spandoek gehaald met ‘Stop Wapenhandel’, de onderzoeks- en actiegroep waarvoor ze werkt. Van alle kanten arriveerden betogers, zo’n veertig in totaal. Veel vrouwen van middelbare leeftijd, mannen met een grijs knotje, Birmezen in een Canta en ook enkele jongeren, eentje zwaaiend met een Palestijnse vlag, en betogers met de logo’s van Bij1 en SP Amsterdam. „Oorlogsprofiteurs! Weg uit onze stad!”
Collega-activisten uit Duitsland zijn intussen aangeschoven bij de jaarvergadering om kritische vragen te stellen.
De Vries werkt sinds 2006 voor Stop Wapenhandel, op een kantoortje in Amsterdam in een voormalig kraakpand dat nog de revolutie ademt. Samen met twee andere betaalde krachten, enkele vrijwilligers en een wereldwijd netwerk van onderzoekers bestudeert ze de wapenindustrie. Ze pluist overheidsdocumenten en websites van militaire bedrijven uit om de wereldwijde lobby van wapenleveranties in kaart te brengen en schrijft daarover rapporten die ze onder de aandacht van parlementariërs brengt.
Niet dat De Vries zoals een pacifist volstrekt tegen geweld is, vertelde ze eerder op haar kantoor. Ze kan zich best situaties voorstellen waarin wapens een oplossing kunnen bieden, maar, zei ze er gelijk bij: „Niet heel vaak”. Want het is in haar ogen juist de wapenindustrie die de wereld zo op stang jaagt. Omdat met oorlog zulke grote financiële belangen gemoeid zijn. De Amerikaanse investeerder BlackRock heeft grote belangen in wapenbedrijven „en daarmee invloed” op de Amerikaanse politiek. En Europa exporteert wapens naar Azië en het Midden-Oosten waarmee het Westen „conflicten en repressie versterkt”.
Hoe meer wapens in de wereld, hoe groter de kans op escalatie, is haar overtuiging. En wat ze als kind al niet begreep: dat mensen hun geld verdienen met de dood van een ander. „Het is een aanbodmarkt. Telkens bedenkt de wapenindustrie weer iets nieuws en nóg dodelijkers. Inclusief een financieringsmechanisme, zodat arme landen die wapens met geleend geld kunnen kopen.”


Wendela de Vries werkt sinds 2006 voor Stop Wapenhandel en organiseert demonstraties.
Foto’s Roger CremersLiever zou De Vries, die zich antimilitarist noemt, zien dat landen hun energie steken in wapenbehéérsing zoals met verdragen. Maar in plaats daarvan ziet ze vooral sinds ‘Oekraïne’ en ‘Gaza’ de bewapening toenemen. Politiek leiders onderstrepen het belang van een Europees wapenprogramma en inmiddels roept Mark Rutte alle NAVO-landen op 5 procent van hun bruto binnenlands product in defensie te steken. Afschrikking, is het idee. „Maar je hebt het risico dat het fout gaat.”
„Trouwens, is er ook iemand van PINK! aanwezig?” De Vries, megafoon in de hand, kijkt om zich heen. PINK!, de jongerenorganisatie van de Partij voor de Dieren, staat ook als organisator van het protest tegen Airbus Group op de flyer. Maar niemand steekt z’n vinger op. „Nee? Nou, die hebben ’t ook druk, met Gaza. Zeg Joke” – opzij kijkend – „zou jij dan nog een liedje voor ons willen zingen?”
Gratis voor iedereen
Nadat de vredesduif de broedplaats in Utrecht had verlaten, landde hij eerst drie kilometer verderop, in de hal van Bibliotheek Neude. Daar lag-ie in een stapel op een poster in A3-formaat, gratis beschikbaar voor iedereen.
Houd het laagdrempelig, wist Marije Lieuwens, die met een populaire Nijntje-poster in coronatijd al wat lokale bekendheid verwierf. Dus liet ze na het winnen van een pitch, duizend euro, bij een bevriende drukker nog meer ‘Peace Now’-posters printen en stuurde die in doosjes van vijftig stuks naar plekken in het hele land waar interesse was. Boekwinkels, duurzame kinderkledingwinkels. Een zonnestudio in Hoogeveen wilde ’m ook hebben. Een huisarts in Amsterdam-Noord had ’m via de gratis downloadlink in duizendtal uitgeprint, voor in de wachtkamer.
„Goh, wat ben jij toch allemaal aan het versturen?” vroeg de man van de tabakswinkel waar ze de doosjes heen bracht. Ze begon een crowdfundingactie om de druk te bekostigen en stilaan groeide het project uit de klauwen. Een ploegje vrijwilligers hielp met inpakken, de Utrechtse Fietskoeriers met versturen en het Vredesmuseum in Delft nam de poster op in zijn collectie. En telkens als er weer iets gruwelijks was gebeurd in Gaza of Oekraïne, stroomden de aanvragen binnen.
„Heb je weleens wervingsfilmpjes van Defensie gezien?” Bob Steenmeijer (27), voorzitter van PINK!, nipt op een zonnig terras in Den Haag van een ijskoffie. „De boodschap is stoer verpakt. Ze spreken jongeren aan met ‘Generatie D’. ‘Alles uit het leven halen.’ Maar nergens staat dat je bijdraagt aan het vermoorden van mensen.”
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/15114406/data132133276-38bd9f.jpg)
PINK!, de jongerentak van de Partij voor de Dieren, haalde onlangs het nieuws omdat die in tegenstelling tot de eigen Tweede Kamerfractie – en op de SP na alle andere politieke partijen in de Tweede Kamer – tegen verdere bewapening is. Daar had het zevenhoofdig bestuur amper discussie over gehad. „Gelukkig accepteert de moederpartij ons geluid.”
Steenmeijer, sinds een half jaar voorzitter, wil een „duurzame, rechtvaardige vrede” en daar passen nieuwe miljardeninvesteringen in wapens niet bij. Dat gaat immers ten koste van de verzorgingsstaat en het klimaat. PINK! is ook voor uittreding van Nederland uit de NAVO want „dat dient vooral de belangen van de VS”. En ja, zijn partij is heus vóór Oekraïne en vóór stabiliteit. Maar dan via de diplomatieke weg.
„Maak je toch niet zo druk”, zegt zijn moeder. Maar hij kán niet anders
„Maak je toch niet zo druk”, zegt zijn moeder wel eens. Maar nu Steenmeijer eenmaal alle onrecht ziet, kán hij niet anders meer. Hij studeerde sustainable development en ging gaandeweg inzien „dat alles met alles te maken heeft”. Van dierenleed tot klimaatcrisis tot armoede tot oorlog. „Alles is terug te voeren tot ongelijkheid.”
De overheid moet daar eerlijk over zijn, vindt hij, en dus ook over de gevolgen als je in militaire dienst gaat. Niemand van zijn generatie, oorlog ontwend, staat stil bij wat zoiets betekent. „Terwijl, moeten wij, de pechgeneratie die al geen huis kan kopen, ons straks ook wegcijferen voor de staat?”
Een gebroken geweertje
„No way”, zou Willem de Haan uit Groningen zeggen, tweehonderd kilometer verderop.
Toen Lieuwens’ poster het land over ging, van Ameland tot Maastricht, belandde er ook al gauw eentje achter het raam van De Haan (68), auteur van het binnenkort te verschijnen Vrede als Daad en pacifist van de zuiverste graad.
De Haan – die Lieuwens overigens niet kent – vindt geen enkel wapen gerechtvaardigd. Want waar ligt de grens? „Accepteren we één dode? Twee? Honderd? Duizend? Honderdduizend?” Desnoods, vindt hij, moet een land dat wordt bezet overgaan tot niet-militaire defensie, volgens de jarenzeventigtheorie van ‘geweldloze weerbaarheid’. Waarbij een samenleving wel fysiek is onderworpen maar niet mentaal en verzet pleegt middels sabotage, boycot, stakingen, demonstraties. Vreedzaam protest zoals Gandhi dat in de jaren 20 van de vorige eeuw organiseerde tegen de Britse overheersers.


Willem de Haan draagt sinds zijn 20ste een speldje van een gebroken geweer op zijn kleding.
Foto’s Roger CremersSinds zijn twintigste draagt De Haan dagelijks op zijn revers een speldje met een gebroken geweertje: symbool van antimilitarisme. Geweld vond hij als kind al „iets primitiefs”. Jongens die vochten op het schoolplein, begreep ’ie niks van. En met zo’n achternaam werd hij heus wel eens geplaagd – ‘hé Haantje!’ – „maar dan liet ik dat gewoon van me afglijden”.
In 1979 werd De Haan landelijk bekend als totaalweigeraar: iemand die de militaire dienstkeuring weigert en ook geen beroep doet op de Wet Gewetensbezwaren. Hij kreeg achttien maanden celstraf opgelegd, waarvan hij er twaalf heeft uitgezeten. En toen hij eruit kwam, vertelt hij aan de keukentafel, voelde hij zich toch heel even, nou ja, bijna, een soort volksheld. Hij kreeg steunbetuigingen tot uit Japan en in kerken lagen lijsten ‘solidair met de totaalweigeraar’ waarop je je handtekening kon zetten.
Het waren, begin jaren tachtig, de hoogtijdagen van de vredesbeweging. Wereldwijd was na de Vietnam-oorlog een bewustzijn gegroeid dat oorlog niet altijd gerechtvaardigd is en de angst voor een kernwapenwedloop – Rusland versus het Westen – had in Nederland vele vredesclubjes bij elkaar gebracht. Er was hoge werkloosheid, vertellen de activisten van toen, dus velen hadden tijd genoeg. Vooral vrouwen, geëmancipeerd maar zonder baan, voelden zich aangetrokken tot het vrijwilligerswerk.
De vredesbeweging kreeg een bekende leider, Mient Jan Faber, en tot in de Tweede Kamer werd voor ontwapening gepleit. Door de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP), die later opging in GroenLinks, maar ook de humanisten, de katholieken en de PvdA spraken zich openlijk uit voor een vrede zonder wapens. En op het hoogtepunt, 21 november 1981, kwamen 400.000 mensen bijeen op het Museumplein om te betogen tegen de plaatsing van Amerikaanse kruisrakketen in Nederland.
Daarna viel de vredesbeweging stilaan uiteen. Er werden ontwapeningsverdragen getekend waardoor het gevoel van urgentie afnam. De economie trok aan en zowat alle vrijwilligers stapten over naar een betaalde baan. En na de opschorting van de dienstplicht in 1997 voelde oorlog voor velen ‘ver weg’. Dat was iets voor professionals, in voormalig Joegoslavië, in Afghanistan, Irak.
De duif in een loopgraaf
Kerst 2023, had Marije Lieuwens gedacht – dan zal er in Gaza en Oekraïne toch wel een bestand zijn? Want ze was er eigenlijk wel een beetje klaar mee, al dat postzegelplakken. En toen zo’n bestand er niet kwam, dan toch zeker mei 2024? Goed moment om te stoppen met de posters.
Maar de oorlogen gingen door en de duif landde ook op stickers, buttons en vlaggen. Hij werd gespot in Pisa, Bratislava en Parijs. Hij vloog de Noordzee over naar Engeland en Lieuwens, die het bijhoudt op Instagram, trof er zelfs één in een loopgraaf in Oekraïne.
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/15120609/web-1705ZAT_LEV_pacifist_wendela.jpg)
Intussen gebeurde ook iets dat ze niet had voorzien: haar vredesduif maakte óók haat los. Ze ontving online dreigementen. Want was dat lieve beestje eigenlijk wel zo onschuldig? Wáárom gebruikte ze niet de kleuren van Palestina? En als ze vóór vrede was, was ze dan niet vóór Poetin? En was er niet ook een Israëlische vredesbeweging die ‘Peace Now’ heette? – „wist ik oprecht niet” – en was ze dan dús niet geheim agent van Israël?
De samenleving verleiden tot reflectie, dat is wat Marije Lieuwens met haar vredesduif beoogt. Laatst, op het Bevrijdingsfestival in Zwolle, hees de voorman van rockband Kane de Peace Now-vlag op het podium. Op hetzelfde moment deden in Zoetermeer, de woonplaats van premier Dick Schoof, honderd mensen in Peace Now-T-shirt een flashmob. In Den Helder stond een groep in hetzelfde shirt te dansen en in Utrecht, Den Haag en Amsterdam lieten kinderen zich erdoor inspireren met tekeningen.
Van de duif zijn er nu bijna 200.000 uitgevlogen en wie erop let, ziet ’m hangen achter tal van ramen. Maar Lieuwens krijgt soms ook berichtjes van mensen die het niet aandurven, angstig voor de reactie van een buurman. En dat heet dus, zegt ze, polarisatie. In haar ogen het grootste probleem van deze tijd.
Een Nieuwe Vredesbeweging
Het idee voor een Nieuwe Vredesbeweging kwam alweer ruim twee jaar geleden uit de koker van inmiddels veelal gepensioneerde oud-vredesactivisten. Decennialang had een groot deel van de beweging op z’n gat gelegen. Maar toen de oudgedienden zagen dat landen in deze tijd hun wapentuig weer afstoften, oorlogszuchtig in plaats van -moe, schrokken ze wakker. Aan de talkshowtafels zagen ze generaals en militair analisten vertellen over het belang van bewapening en in Den Haag hoorden ze amper weerklank. Zelfs de SP hield zich op de vlakte. Want ja, pacifisme… geen onderwerp waarmee je kiezers trekt.
PINK!-voorzitter Bob Steenmeijer ziet het gesprek over vrede in de Tweede Kamer ondersneeuwen door een permanente crisissfeer van politici die over elkaar heen buitelen „om te scoren”. En dat scoren, ziet hij, gaat makkelijker met oorlogstaal. Zwart-witdenken. „Goed of kwaad. Vóór óf tegen. Niets ertussenin.”
„Je trapt op de rem, terwijl iedereen vooruit beweegt”, zegt Willem de Haan. „Het geluid van de pacifist is in tijden van onzekerheid niet populair.” Hij ziet het terug in de reacties op zijn standpunten op sociale media. „Laf”. „Makkelijk praten.” En laatst: „Had jij dan ook zes miljoen Joden aan hun lot overgelaten?”
Tijd voor een tegengeluid, klonk onder oud-vredesactivisten. Maar ze beseften ook dat de beweging was gemarginaliseerd, verouderd, versnipperd. Geen nieuwsmedium dat hen nog serieus nam. De beweging moest verjongen, vernieuwen. En alleen met samenwerking viel iets te bereiken.
Genoeg vredesclubjes wilden meedoen. Stop Wapenhandel, Kerk en Vrede, The Hague Peace Projects, Vredesbeweging Pais, DiEM25, XR Justice Now. En zo nog een tiental. Want sinds de oorlog in Gaza – „het Vietnam van deze generatie” – zag mede-initiatiefnemer Wendela de Vries ook onder jongeren oplaaiend activisme. De clubjes vonden elkaar in hun blik op de wereld: bezorgd over de toekomst, begaan met de onderdrukten en bovenal allergisch voor oorlogsretoriek. ‘De Russen’ in onze voortuin? Kom nou toch!
Over wel of geen wapens leveren aan Oekraïne werden vredesactivisten het aanvankelijk niet eens
Maar niet al die clubjes hadden dezelfde agenda. Over bepaalde thema’s, zoals wapenleveranties aan Oekraïne, bleken ze het niet eens. Géén wapens leveren, vond de één; daarmee vergoelijk je geweld. Alléén verdedigingswapens, vond de ander, anders winnen de Russen. Véél wapens, klonk ook, om het conflict zo snel mogelijk te beslechten. De emoties liepen bij zulke gesprekken hoog op, zag De Vries.
Vrede, wat is vrede? Het antwoord bleek niet meer zo’n helder als in de jaren tachtig. Toen draaide de vredesbeweging op de angst voor één speler: Rusland. En één wapen: de kernbom. Maar nu is het onderscheid tussen ‘de goede’ en ‘de slechte’ niet in elk conflict zomaar te maken. ‘Het gevaar’ lijkt net zo goed te komen van onderzeese internetkabels als uit de lucht – drones, satellieten. Zelfs van binnenuit – complottheorieën. Rusland, China, Israël, ‘bondgenoot’ VS. Wie is nog te vertrouwen? En welke rol speelt het Westen zelf in dat geheel?
Bovendien, wat is het alternatief? Geen van de vredesactivisten, ze zeggen het eerlijk, weet precies het antwoord. Minder wapens, méér diplomatie, werd in de Nieuwe Vredesbeweging de consensus. Want ook in Oekraïne, denkt Wendela de Vries, zijn er momenten geweest dat er ruimte was om met Poetin te onderhandelen. „Die zijn niet benut. En nu, tweehonderdduizend doden later, zijn we nog geen steek verder.”
Maar voor je ’t weet krijg je met zulke woorden het verwijt dat je een ‘Poetin-lover’ bent, „alleen omdat je vóór vrede bent”. Daarom neemt ze bij protesten tegenwoordig vaak een bord mee, waarop Poetin een schop onder de kont krijgt. En inderdaad ziet ze bij vredesbetogingen nu geregeld Forum-aanhangers meedoen, die graag de overwinning van Rusland zien. „Maar dat is zo waar ik níét voor sta.”
Een gesprek over een alternatief voor wapens, dat zou al heel wat zijn. Maar in de samenleving komt zo’n dialoog moeilijk op gang, constateert De Vries als de betoging voor Hotel Okura is afgelopen. En ja, de begin dit jaar gelanceerde Nieuwe Vredesbeweging – ze vouwt intussen haar spandoek weer op – „begint langzaam van de grond te komen”. Maar het vlot nog niet zoals sommigen hadden gehoopt.
Even volhouden nog, denkt Marije Lieuwens. Want bijna, bijna, ze weet het zeker, is de duif geland in het Kamergebouw in Den Haag. En dan hoopt ze dat het gesprek over vrede er toch nog komt. En dat politici de duif in de ogen kijken, en zien dat-ie wat stemmig is.