Op de overslaglocatie van Meerlanden in Rijsenhout, vlakbij Hoofddorp, weerkaatsen de muren het gegrom van vrachtwagens. Elke dag rijden er zestig de hal binnen om te lossen of laden. Piepend kiepen ze plastic, glas en grofvuil op de betonnen vloer. Grote, gele shovels schuiven het de juiste kant op.
Op bruine veiligheidsschoenen stapt Wendy de Wild (50) door het afval. Ze is afzwaaiend directeur van de gemeentelijke afvalbedrijven en reinigingsdiensten (NVRD). Dit afvalbedrijf is een van haar leden, die niet alleen sorteren, maar ook huisvuil inzamelen, gft-afval composteren, textiel sorteren en afval verbranden. Nadat de hoek van de hal is afgezet met pionnen vanwege het vrachtverkeer, trekt De Wild haar veiligheidsjas uit voor een foto aan de voet van een berg plastic. In haar roze jurk, met pareloorbellen staat ze tussen de Lays-chipszakken, Sourcy-waterflesjes, Unox-blikken, en een verdwaald vervuild matras. De berg is zeker vier meter hoog.
Gemeentelijke afvaldiensten zien dat spullen die ze verwerken van steeds slechtere kwaliteit zijn, dus minder geschikt voor hergebruik of recycling
Dit is waar de wegwerpeconomie tastbaar wordt. Gemeentelijke afvaldiensten zien de immense hoeveelheid afval die huishoudens produceren. Ze zien dat spullen die ze verwerken van steeds slechtere kwaliteit zijn, dus minder geschikt voor hergebruik of recycling. „We draaien ons steeds verder vast in een systeem van opruimen”, zegt De Wild. „Afval dat we beter aan de voorkant kunnen voorkomen.”
De Wild ziet dat pogingen van het kabinet de afvalstroom te beperken, vooral „leidt tot nog meer rituelen aan de achterkant, en aan de voorkant niets verbeteren”. Producenten van meubels, elektronica en verpakkingen missen „intrinsieke motivatie om echt iets anders te doen”.
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/23114249/data132622996-606faa.jpg)
Vier jaar geleden stapte u over van ProRail, waar u directeur Regio Zuid was, naar de gemeentelijke afvalbedrijven. Wat heeft u verbaasd?
„Wat me heeft verbijsterd is hoe verschrikkelijk hoog de bergen afval zijn. Goh, van hoeveel weken is dit, vroeg ik de eerste keer op een overslaglocatie in Heerlen. Ze keken mij aan. Dit is van gisteren, zeiden ze. Vrij snel vallen in deze branche de schellen van je ogen.”
Dus eigenlijk gunt u het iedereen om eens op een van de overslaglocaties te kijken? Te zien hoeveel we weggooien?
„Ja het te zien, en te voelen. Tegelijkertijd ben ik eigenlijk niet van mening dat je de consument dit kwalijk moet nemen. Want het is te groot. We worden murw van alle crises in de wereld. Dat er overal oorlog is, dat er klimaatissues zijn. Om alles op individuele schouders te nemen, dat is best veel.
„Wat ik eerder kwalijk vind, is dat fabrikanten alle ruimte hebben om bewust te zorgen dat we veel nieuwe spullen kopen. En dingen te produceren op een manier dat ze snel kapot gaan. En vervolgens de route van hergebruik en reparatie af te sluiten.”
Hoe ziet u dat terug in het afval?
„Bijvoorbeeld bij meubels, dat is een aanzienlijk deel van wat er nu verbrand wordt. De levensduur van zitmeubels is sinds 1985 meer dan gehalveerd, van 14 naar 6 jaar. Dat komt mede door een slechtere kwaliteit en omdat de huidige banken en stoelen niet zijn ontworpen voor eenvoudige reparaties. Fast furniture, heet dat. Trendgevoelige meubels van lage kwaliteit, voor een lage prijs.
„Een aantal leden van ons is gaan onderzoeken: kunnen we sommige meubels uit die verbrandingsstroom houden? Er zit hout in, er zit ijzer in, er zit schuim in. Daar zou je iets mee kunnen. Maar het blijkt moeilijk de huidige meubels op een circulaire manier te demonteren. Onderdelen zijn verlijmd, of aan elkaar geniet. Het blijft niet heel als je het uit elkaar wil halen. Dat zorgt er mede voor dat er geen droog brood mee te verdienen valt. Verbranden is goedkoper.”
Waar zien jullie het nog meer?
„Ook bij textiel is de kwaliteit ontzettend hard achteruitgegaan. Dat zorgt ervoor dat consumenten het sneller afdanken, maar ook dat wij afvalverwerkers er daarna minder mee kunnen. Er zit minder kwalitatief spul bij voor de tweedehandsmarkt, maar ook recyclen is lastig.
„Want dat kán wel. Er zijn meerdere start-ups in Nederland die kledingstukken helemaal uit elkaar trekken voor recycling. Maar als de vezels van slechte kwaliteit zijn, wordt dat moeilijker. Wat ik persoonlijk heel jammer vind, is dat de prijzen ook niet op kunnen tegen nieuw materiaal. Dat wordt bijvoorbeeld in Azië uit goedkope olie gemaakt. Dus op dit moment is er heel veel expertise aan het ontstaan, maar jonge bedrijven gaan vervolgens weer kapot. De gerecyclede vezels die zij creëren worden niet afgenomen, omdat ze duurder zijn dan de nieuwe vezels.”
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/05/23114250/data132623005-357b7f.jpg)
Hoe zou de overheid hiertegen moeten optreden?
„Ik vind dat de overheid best mag normeren dat er in Europa geproduceerd, gerecycled materiaal verwerkt moet worden in nieuwe producten die bij ons op de markt komen. Of dat nou bij textiel is, of plastic, of meubels, dat maakt eigenlijk niet uit. Zo zorg je dat de recyclers van Europa daadwerkelijk een afzetmarkt hebben. Ik gun ons een overheid die een rechte rug heeft en durft door te pakken.”
Dat is niet het geval?
„Nee, nee. We hebben het Nationale Programma Circulaire Economie gezien, in 2023 kwam dat uit. Hoofdstuk 1 is fantastisch, daar staat in waar we heen moeten. Maar dan had hoofdstuk 2 moeten zijn: en wat gaat de Rijksoverheid organiseren om dat ook echt te regelen?”
In 2030 moet Nederland de helft minder grondstoffen gebruiken, staat in dat plan. Ziet u dat gebeuren?
„Nee, totaal niet.”
De politiek heeft niet stilgestaan, zo zijn er de afgelopen jaren steeds meer producentenverantwoordelijkheden bij gekomen. Daarbij moeten fabrikanten meebetalen aan de inzameling en recycling van verpakkingen, glas, autobanden, textiel, matrassen, ga zo maar door.
„Ik denk dat het een interessant instrument is om producenten meer verantwoordelijkheid te geven voor de afvalfase van hun spullen. Maar we zien fabrikanten denken: ik betaal nu voor een fonds dat zorgt dat de inzameling en recycling wordt vergoed, dus klaar. Er wordt onvoldoende gestuurd op dat producenten bij hun ontwerp al nadenken over de levensduur. Dat hun product demonteerbaar is. Dat wat ze erin stoppen weer herbruikbaar is. Dat is nog totaal niet het effect van de producentenverantwoordelijkheid. Daar moet echt nog wet- en regelgeving voor komen om die producenten daartoe te dwingen.”
Wat ik kwalijk vind, is dat fabrikanten alle ruimte hebben om bewust te zorgen dat we veel nieuwe spullen kopen
Wat had u gehoopt toen u begon aan deze baan, wat niet is gelukt?
„Waarover ik misschien wel hoopvoller was geweest, is toch wel die samenwerking met de rest van de keten. Dat er de afgelopen jaren iets meer veranderd zou zijn. Misschien was ik daarin wel naïef.
„Sommige producenten zijn echt koplopers en proberen duurzaamheid echt onderdeel van hun businesscase te maken. Maar de meeste producenten staan anders in de wedstrijd. Want uiteindelijk als het geld kost, stagneert het al vrij snel.”
U denkt vast ergens aan.
„Aan verschillende dingen. Bijvoorbeeld elektronica. Aan de ene kant zie ik een producentenorganisatie die echt wel goede intenties heeft. En aan de achterkant ook veel fabrikanten die de reparatie van hun producten bewust, heel bewust ontmoedigen. Niet alleen richting consumenten, maar ook juist richting installateurs en reparateurs. Dat echt wordt aangegeven: wij willen niet dat je deze spullen repareert. Dan ben je niet eens onbewust onbekwaam. Dan ben je zeer bewust, welwillend bezig te zorgen dat je spullen minder lang meegaan. Daar schrik ik van.”
In Nederland wordt jaarlijks meer dan zeven miljard kilo afval verbrand. Wat wordt volgens uw leden verbrand, dat niet nodig is?
„Kijkend naar huishoudelijk restafval is een opvallend groot deel – ongeveer een kwart – groente-, fruit- of tuinafval. Dat doen mensen onterecht in het restafval, en wordt daarom verbrand. Terwijl we juist een mooi proces hebben om uit gft biogas te halen, en het te composteren. We zien ook dat er flink wat verpakkingen in het restafval belanden, die zouden kunnen worden gerecycled. Dat is ongeveer 10 procent van het huishoudelijk restafval. Van textiel weet ik dat meer dan de helft van het afgedankte textiel in het restafval wordt gegooid, in plaats van naar de kringloop of textielbakken gebracht. Dat is zonde.
„Ook luiers zijn een grote fractie, namelijk ongeveer 8 procent van het huishoudelijk restafval. Kinderen worden steeds ouder zindelijk, gemiddeld zijn ze nu drie jaar en twee maanden oud.”
Er zijn veel fabrikanten die de reparatie van hun producten bewust, heel bewust ontmoedigen
Sommige gemeenten organiseren programma’s tegen luierafval. Merkte u als directeur verschil in bereidheid tussen gemeenten om serieus werk te maken van de circulaire economie?
„Heel erg. Er zijn gemeenten die inderdaad vooroplopen. Rotterdam heeft bijvoorbeeld ‘Plasklas’ ontwikkeld en er zijn meer gemeenten die dat overnemen. De Plasklas helpt ouders om hun kinderen eerder zindelijk te maken. Dat vind ik een briljante manier om aan de bron te zorgen dat je minder afval hebt.
„Maar er zijn ook heel veel gemeentelijke bestuurders die zeggen: dat is mijn taak niet. Ik moet het alleen netjes inzamelen. En de rest vind ik franje.”
U zit vaak aan tafel bij overleggroepen, ook met het ministerie. Wat ziet u daar?
„We zien al kabinetten lang dat de lobby van producenten heel sterk is, ongeacht over welke stroom afval het gaat. Ik heb me als directeur heel vaak kleinduimpje gevoeld. Wij zijn een kleine branchevereniging. Bij ons klotst het geld niet over de plinten. Ik trek niet zomaar even een paar advocatenkantoren van de Zuidas erbij. Ik kan niet wapperen met allemaal dure rapporten. En ja, dat kunnen producenten wel.”
Wat is daarvan een voorbeeld?
„We zien dat nu met de plannen voor een producentenverantwoordelijkheid op luiers, waardoor producenten moeten meebetalen voor inzameling en meer recycling. Producenten gooien behoorlijk de kont tegen de krib. Ze noemen het voorstel een ‘op drijfzand gebaseerd luchtkasteel’ en waarschuwen voor de ‘zware belasting voor gezinnen met jonge kinderen’ als de luier een paar cent duurder wordt. Dat hoeven ze natuurlijk niet door te belasten in de prijs van de luiers. Zeg ik er dan even bij.
„Het is niet alleen dit kabinet, dat het heel moeilijk vindt om met dit soort zware lobby om te gaan. We zagen het ook bij de vorige kabinetten. Toen zei onze branche al: roep nou niet alleen dat je minder grondstoffen wil verspillen, zorg nou ook dat we dat doen. Ik ben ervan overtuigd dat het in ieders voordeel is. Want achter de schermen zijn er óók producenten die zeggen: als er maar een gelijk speelveld is, als er maar regels komen die voor iedereen hetzelfde zijn. Dan willen we best wel. Alsjeblieft, dwing ons.”