Het is oorlog in het hoofd van Patrick Laureij. Hij weet wat hij wil zeggen, wat hij wil voelen, maar steeds dringen zich andere emoties en gedachten op de voorgrond. Die vechten om aandacht. Kintsugi (de Japanse kunst van het repareren van gebroken aardewerk met speciale lak, waardoor de breuken sierlijk worden benadrukt) is zijn vierde programma in tien jaar. Laureij vertelt over wat hij heeft meegemaakt. Maar eigenlijk draait zijn programma om het continue, ongefilterde commentaar in zijn hoofd op gebeurtenissen en andere mensen. In de botsingen die dat venijn oplevert, zit een fijn schurende humor.
In eerdere programma’s ging het bij Laureij (1982) veel over zijn verleden als kickbokser en zijn agressieprobleem, dat hij met yoga te lijf ging. In zijn stoere houding, zijn Rotterdamse accent en zijn taalgebruik, met tussenwerpingen als „Je weet toch”, klinkt nog steeds die aloude lefgozer door. Maar Laureij is een veertiger nu, en zegt zichzelf onderhand beter te kennen. , heeft hij geleerd de tijd te nemen om tot zichzelf te komen, want zijn eerste emoties – „woede, verdriet, angst en schaamte, onder een laag van spanning” – vergen rust en aandacht.
Zijn punt is dat hij daar geregeld niet aan toekomt, want hij heeft nu een hondje en een klein kind, die verzorging vergen en ’s ochtends niet wachten tot hij klaar voor hen is. Met veel smaak en details vertelt hij over zijn onmachtige pogingen om alleen maar de deur uit te komen voor een wandeling. Hond en kind behandelt hij met zachtheid en liefde, maar tegenover de zaal kan hij royaal zijn tegelijk opborrelende frustraties en verbijstering laten horen over deze twee, elk op hun eigen manier volstrekt eigenzinnige wezens. Ze doen alles, behalve wat hij wil. „Dan kickt de PTSS meteen in.”
Kookpunt
De botsing tussen de meegaandheid waarmee hij optreedt en wat hij denkt, wordt een slag grimmiger bij de ontmoetingen op straat met andere wandelaars. Elke vorm van small talk analyseert hij genadeloos, en dan ontdekt hij voortdurend lelijkheid, foute aannames en beledigingen. Pardoes stijgt dan zijn woede „tot het kookpunt”. Als een oudere dame plagend ‘Wat kijk je lelijk’ zegt tegen zijn dochtertje, dan wil hij de vrouw slaan. Maar hij vermant zich.
Sterk is ook de fantasie waarin hij het publiek naar zijn tijd in de peuterspeelzaal voert. De verzonnen discussie tussen hemzelf als peuter en een brutaal vriendje transformeert ook zijn kindertijd tot een bruut strijdperk.
Zo bouwt hij met elke anekdote aan een kwetsbaar zelfportret, van een man die zijn gevoelens niet onder controle heeft, maar daar toch mee om weet te gaan. Dat culmineert in een trefzeker en hilarisch slotverhaal over een ontmoeting met een oude vriend uit het criminele circuit. Daarin balt hij nog eens de wijze les samen die hij zichzelf voorhoudt: er alles aan doen om niet jouw pijn als volwassene over te dragen aan je kinderen. Het is een mooi, onverwacht ontroerend slot.
De journalistieke principes van NRC


/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/12/08122921/191225WEE_2021376241_2.jpg)
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/12/16192817/161225VER_2027458662_ElFasherWEB.jpg)

English (US) ·