Inflatie VS komt onverwachts uit op ‘maar’ 2,7 procent – maar er zijn twijfels over de data

Door de Amerikaanse overheidsshutdown is het zicht op de grootste economie ter wereld al maandenlang slecht. Met grote vertraging begint er nu meer informatie naar buiten te komen. Maar hoe betrouwbaar is die informatie?

Donderdag bleek dat de inflatie voor november op jaarbasis op 2,7 procent uitkwam – best hoog, maar toch een stuk lager dan de ongeveer 3 procent die werd verwacht. In principe goed nieuws voor Amerikanen, die zich meer en meer zorgen maken over de kosten van levensonderhoud. Maar direct na publicatie lieten veel economen zich sceptisch uit over het cijfer.

Door de overheidsshutdown van oktober en november zijn wekenlang geen inflatiedata verzameld (een zeer analoog proces waarbij mensen van het Bureau of Labour Statistics in winkels naar prijskaartjes kijken). Het lijkt erop dat dit de berekening van het cijfer flink in de weg heeft gezeten, zeggen een groot aantal analisten en economen tegen de Financial Times.

„Het was een verkorte maand qua data, dus je moet dit met een korrel zout nemen”, zegt bijvoorbeeld Diane Swonk, hoofdeconoom voor de VS bij KPMG. Veel mensen die de FT sprak lijken te denken dat het cijfer in de praktijk hoger ligt. De financiële markten reageerden ook nauwelijks op het nieuws.

Economen en analisten kijken reikhalzend uit naar meer informatie over de Amerikaanse economie. Ofschoon het bbp aardig doorgroeit, zijn er indicaties dat er achter de schermen problemen zijn. Woensdag bleek bijvoorbeeld dat de werkloosheid is opgelopen tot 4,6 procent, het hoogste cijfer in vier jaar. Ook bestaan er zorgen over het consumptiegedrag van de onder- en middenklasse, en over het verstorende effect van AI-investeringen op de bbp-cijfers.

Consumenten klagen ondertussen met name over hoge prijzen, iets wat de populariteit van president Donald Trump in de weg zit. Woensdagavond gaf hij op nationale televisie een uiterst defensieve toespraak, waarin hij consumenten spoedig lagere prijzen beloofde en alle blaam hiervoor afschoof op zijn voorganger Joe Biden.