Lang leve de ivoren toren

2 uren geleden 1

De ivoren toren heeft een slechte naam: een toevluchtsoord voor wereldvreemde geleerden waarin ze zich met het hoofd in de wolken wijden aan nutteloos onderzoek.

Gelukkig is de wetenschap vandaag de dag geen burcht meer achter hoge muren en diepe slotgrachten. Zij kent laagdrempelige marktpleinen waar de producten van onderzoek voor iedereen staan uitgestald. Maar het zou een groot verlies zijn als de bouwmeesters dit marktplein betegelen met bakstenen van afgebroken torens.

De hoogste tijd dus voor een vurig pleidooi voor de ivoren toren. Een goed begin is het prachtige essay ‘In Defense of the Ivory Tower’ uit 1957 van de Duits-Joodse kunsthistoricus Erwin Panofsky. Net als Einstein, vertrok hij in de jaren dertig uit Duitsland naar de Verenigde Staten. Trouwens, hun toevluchtsoord, het Institute for Advanced Study in Princeton, wordt wel het penthouse in de ivoren toren genoemd.

Het beeld van de ivoren toren is door de eeuwen heen langzaamaan afgebrokkeld. Oorspronkelijk een frase uit het Bijbelse Hooglied, was het in de christelijke traditie een symbool van nobele zuiverheid. In de negentiende eeuw werd het een begeerlijke plaats voor dichters en denkers, weg van de alledaagse hectiek en buiten bereik van de gedachtenpolitie. De negatieve betekenis van geprivilegieerde wereldvreemdheid kwam pas later. En tegenwoordig wil niemand meer in een ivoren toren worden gezien.

Maar Panofsky wijst erop dat de waarde van een ivoren toren niet enkel afzondering en introspectie is. De toren biedt ook een superieur gezichtspunt op een mogelijke betere toekomst dan wel op een dreigend gevaar voor ons bestaan of onze vrijheid. De torenwachter heeft daarmee een belangrijke maatschappelijke functie: niet de macht om in te grijpen, maar wel de plicht te waarschuwen. Deze verantwoordelijkheid komt niet ondanks, maar juist vanwege de verheven positie.

Panofsky illustreert deze belangrijke rol van de ivoren toren met een passage uit het tweede deel van Goethe’s Faust, de befaamde tragedie over de wetenschapper die zijn ziel aan de duivel verkoopt. Goethe plaatst Lynceus, de Griekse mythologische figuur met de scherpe blik van een lynx, in de rol van torenwachter. Zum Sehen geboren, zum Schauen bestellt (geboren om te zien, aangesteld om te schouwen) bezingt hij het magnifieke uitzicht op de sterrenhemel en de natuur.

Maar tot zijn verbijstering is hij plotseling getuige van een catastrofe. Hij ziet een oprukkende brand die het idyllische huisje van een bejaard echtpaar dreigt te vernietigen, samen met de nabije kapel en lindebomen. Dit alles gebeurt op bevel van Faust die hun land nodig heeft voor een reusachtig bouwproject waar mens en natuur voor moet wijken. Maar niemand hoort de waarschuwingskreten van Lynceus. De ramp voltrekt zich letterlijk onder zijn ogen.

Dit verhaal illustreert de zegen en vloek van het bestaan van de torenwachter. De verre blik brengt niet alleen het unieke uitzicht op grandioze schoonheid, maar ook de machteloosheid naderend onheil te zien zonder direct in te kunnen grijpen.

Al deze geleerden keken verder dan hun tijdgenoten omdat ze boven het rumoer van de actualiteit uitstegen

Er zijn vele voorbeelden van wetenschappelijke torenwachters die ver vooruitkeken en naar wie slecht is geluisterd. De Zweedse scheikundige Arrhenius berekende al in 1896 dat het verbranden van fossiele brandstoffen door het broeikaseffect zou leiden tot een drastische opwarming van de aarde. Zijn complexe berekeningen voorspelden dat een verdubbeling van de hoeveelheid CO2 in de atmosfeer de temperatuur met zo’n 5 graden zou verhogen – een uitkomst die verrassend dicht ligt bij de huidige wetenschappelijke consensus.

In 1945 bedacht Vannevar Bush, de wetenschappelijke adviseur van president Roosevelt, een informatiemachine die verdacht veel lijkt op een huidige smartphone gekoppeld aan het internet. (Jawel, hij noemde het een „supersecretaresse”). Bush voerde de exponentiële schaalverkleining van computers, camera’s en geheugenopslag tot een logisch einde. Maar hij voorzag ook de huidige informatieoverload en de noodzaak kennis én ons leven anders te organiseren.

De Amerikaanse biologe Rachel Carson sloeg in 1962 alarm met haar boek Silent Spring over de desastreuze effecten van pesticiden op mens en milieu in een tijd dat de chemische industrie en de overheid dit totaal negeerden. De Hongaarse wiskundige John von Neumann waarschuwde al in 1955 dat in de toekomst klimaatverandering een grotere bedreiging voor de wereldvrede zou worden dan nucleaire wapens.

Al deze geleerden keken verder dan hun tijdgenoten omdat ze boven het rumoer van de actualiteit uitstegen en vanuit fundamentele kennis redeneerden. Ze hadden de moed een impopulaire boodschap te brengen vaak tegen directe economische of politieke belangen in.

Het is maar zeer de vraag of we nog de waarde zien van contemplatie en de verre blik naar buiten. Of er nog plaats is voor een Lynceus van onze tijd die waarschuwt voor de gevaren van ongecontroleerde AI, biotechnologie of sociale media. Die ziet hoe een moderne Faust uit puur eigenbelang de maatschappij en natuur offert aan zijn megalomane projecten.

Wetenschap is een gevoelig radarscherm dat hoog in de ivoren toren de eerste echo’s van een verre toekomst opvangt en de maatschappij waarschuwt voor naderend onheil. Dit vraagt de complementaire verantwoordelijkheden en frustraties van de torenwachter en de pleinbewoner. De eerste heeft de taak te kijken en te waarschuwen, maar kan niet handelen. De tweede heeft de plicht te luisteren en handelen, maar mist de verre blik.

Maar vergeet ook niet de derde partij: de bouwmeester die ivoren torens moet blijven bouwen. Zodat we niet de laatste woorden van Lynceus hoeven te herhalen als alles is afgebrand: „Waar we eeuwen van konden genieten, is in een ogenblik verdwenen.”

De journalistieke principes van NRC
Lees het hele artikel