De bloemenstal was dicht en het was rustig op straat.
De jonge vrouw keek wat vertwijfeld om zich heen, zag ik van een afstandje. Intens tevreden met mezelf vanwege de zojuist geleverde prestatie en high van de dopamine zwaaide ik haar vrolijk toe: „Hé, hallo! Ben je op zoek naar bloemen? Hallo?”
Aangehouden asielzoeker (22) in moordzaak Lisa (17) vermoedelijk ook betrokken bij derde incident
Op een sukkeldrafje liep ik haar kant op en gebaarde dat ze naar rechts moest. Even verderop was een bloemenstal die wel open was op zondag, wist ik. „Naar rechts! Op de Stadionweg! Die is wel open!”, schreeuwde ik. Een moment stond ze als aan de grond genageld. Toen sprong ze op haar fiets en reed weg alsof de duivel haar op de hielen zat.
Ze keek om en ik zag de angst op haar gezicht.
Even begreep ik het niet, maar toen het kwartje viel zag ik mezelf zoals zij mij had gezien: een ouwe vent in een vieze joggingbroek, zwetend en hijgerig, die onsamenhangend liep te schreeuwen en wild gebarend op haar afkwam. Alle goede bedoelingen ten spijt; ik schaamde me diep dat ik haar zo had laten schrikken.
Stom, dat gebrek aan inzicht. Die fout maak ik nooit meer, dacht ik, maar zo eenvoudig is dat niet.
Lisa (17) uit Abcoude vermoord op fietspad
Na het afschuwelijke nieuws over de dood van de zeventienjarige Lisa schoot ik, net als vele anderen, door in mijn onbegrip. Waarom fietste ze verdorie alleen op dat ongure fietspad? Om vier uur ’s nachts! Had ze niet beter…
Vermoorde Lisa (17) staat symbool voor de angst van veel vrouwen: ’De nacht is ook van ons’
Als je zo denkt, gaat het roofdier dat haar vermoordde in feite vrijuit. En ja, het is een open deur dat alleen de dader schuld heeft, nooit het slachtoffer, maar kennelijk moeten wij allemaal die open deur steeds weer opnieuw intrappen.
Vorige maand deed EenVandaag onderzoek naar straatintimidatie en de cijfers zijn schrikbarend. Van de 2000 geënquêteerde vrouwen onder de 35 jaar werd liefst 75 procent seksueel geïntimideerd in het openbaar. Een derde werd achtervolgd; een kwart werd ongewild aangeraakt; meer dan de helft van de vrouwen voelt zich ’s avonds niet veilig op straat en ’s nachts zelfs twee derde, 64 procent.
Een van hen zegt: „Ik ken geen enkele vriendin, zus, nicht of bekende die dit niet meemaakt. Het is een bizar groot probleem.”
Ik besef dat als ik zou denken dat vrouwen dan maar niet ’s nachts alleen de straat op moeten gaan, of dat ze ’gewoon’ aangifte moeten doen, dit mij medeplichtig maakt aan het bagatelliseren of zelfs ontkennen van het probleem en de verantwoordelijkheid afschuif op hen die er op geen enkele wijze verantwoordelijk voor zijn.
Dit klinkt allemaal heel verlicht en hypercorrect, maar ik maak me geen illusies.
In de ogen van het meisje bij de bloemenstal ben ik nog steeds die vieze ouwe vent die haar op een zondagmiddag achternazat.