Engeland voegt zich bij de plaatsen waar mensen al heel vroeg vuur gebruikten. Vierhonderdduizend jaar oud is de rode klei met door hitte verbrijzelde vuistbijlen die archeologen op vijf meter diepte vonden in een verlaten kleiput in Suffolk. Uit onderzoek van dit verkleurde sediment uit ‘East Farm Barnham’ blijkt duidelijk dat het meermaals heel lokaal door houtvuren is verhit, tot een temperatuur van 750 graden. Dit is niet ontstaan door een natuurbrand. De houtskool van de vuren is niet teruggevonden, maar de as kan gemakkelijk zijn weggewaaid, vierhonderd millennia geleden, zo schrijven de auteurs onder leiding van de archeoloog Nick Ashton (British Museum) deze week in Nature. Het vuurgebruik geldt als een belangrijke stap in de culturele evolutie van de mens, door de zorgvuldige zorg die ervoor nodig is en door de grote voordelen voor voedselbereiding, warmtevoorziening en bescherming tegen wilde beesten.
Precies uit dezelfde periode zijn vooral in Europa (dat archeologisch het best onderzochte continent is) meer vuurplaatsen van vroege mensen teruggevonden, zo veel zelfs dat vier jaar geleden Nederlandse archeologen onder leiding van Wil Roebroeks en Katharine MacDonald (Universiteit Leiden) de theorie lanceerden dat dit tijdperk ook de definitieve doorbraak vormde naar actief vuurgebruik door mensen.
Lees ook
Het vuur verspreidde zich razendsnel door de prehistorie
Vooral in Afrika zijn wel oudere mógelijke vuurplaatsen gevonden, soms zelfs tot 1,8 miljoen jaar oud, maar die analyses en dateringen zijn altijd omstreden gebleven. Tussen 400.000 en 350.000 jaar verspreidt het vuurgebruik zich over de wereld, via culturele uitwisseling. Vanaf 350.000 jaar geleden is vuur vrij normaal geworden onder nazaten van Homo erectus en ook onder de directe voorouders van Homo sapiens en van neanderthalers die in die tijd zo ongeveer als soort aan het ontstaan zijn.
Sporen van pyriet
Waarschijnlijk was toen ook het zelf vuur maken (zonder afhankelijkheid van natuurbranden) al normaal – bijvoorbeeld door het wrijven met hout. Maar als oudste bewijs voor dat zelf vuur maken geldt pas een vondst van vijftigduizend jaar oud: neanderthaler vuistbijlen met sporen van pyriet, een klassieke manier om vonken te slaan.
Ook op de verbrande klei in East Farm Barnham zijn twee stukjes pyriet gevonden, maar zonder slagsporen op de vuistbijlen of het pyriet zelf. Omdat pyriet in het gebied zeldzaam is, vermoeden de onderzoekers een verband met de verbrande klei, zo sterk zelfs dat hun artikel in Nature de titel ‘Earliest evidence of making fire’ heeft meegekregen: de oudste aanwijzing voor het maken van vuur.
Maar niet iedereen is van die claim overtuigd. Zo noemt de archeoloog Wil Roebroeks, een van de auteurs van het ‘vroege-vuuroverzicht’ uit 2021, het Barnham-onderzoek desgevraagd wel „een mooie nieuwe toevoeging aan de collectie vroege-vuurvondsten”. Maar het pyriet-bewijs voor het daadwerkelijk zelf máken van dat vuur acht hij onvoldoende. Het zou heel goed kunnen dat de mensen inderdaad het vuur zelf hebben gemaakt, maar de twee kleine stukjes pyriet zijn daarvan geen overtuigend bewijs, aldus Roebroeks. „Een van die stukjes heeft daar misschien niet altijd gelegen en op beide ontbreken ook slagsporen.” En om nou alleen uit de zeldzaamheid van pyriet in het gebied af te leiden dat de mensen die stukjes pyriet wel mee zullen hebben genomen van elders? „Misschien komt het wel uit de kiezels in Unit 4 bij de opgraving?”, oppert Roebroeks.
Het bewijs haalt het dus niet bij de algemeen geaccepteerde vuurslagsporen op de neanderthal-vuistbijlen van vijftigduizend jaar oud, aldus de Leidse archeoloog. „Dat iets aannemelijk is, betekent niet dat je het ook daadwerkelijk kunt zien. En helaas kunnen we alleen zichtbare aanwijzingen gebruiken om hypotheses te bewijzen.”
Lees ook
Chimpansees op de savanne profiteren van branden in het grasland
De journalistieke principes van NRC






English (US) ·