Eindelijk is er een schedel bekend van de denisoviërs. Die mensensoort is pas in 2010 ontdekt, op basis van oud dna in een vingerkootje uit de Zuid-Siberische Denisova-grot. En sindsdien zijn nooit aansprekende, ‘gezichtsbepalende’ botten gevonden: tanden, twee kaken en nog wat botfragmenten.
Maar het was een wijdverspreide soort, een nauwe verwant van de vooral in Europa levende neanderthalers. De denoisoviërs leefden vooral in Azië, waarschijnlijk tot hun uitsterven ongeveer 20.000 jaar geleden. In Azië zijn ook sporen van hun dna teruggevonden bij moderne mensen, met zelfs tot 5 procent in het genoom van de huidige Papoea’s op Nieuw-Guinea.
En nu dus blijkt de al eerder gevonden complete, minstens 150.000 jaar oude ‘drakenschedel’ uit het Noord-Chinese Harbin ‘denisovisch’. ‘Harbin’ heeft een grote herseninhoud: 1.420 kubieke centimeter, vergelijkbaar met neanderthalers en moderne mensen, maar met veel zwaardere wenkbrauwbogen dan Homo sapiens Ook de rugbybalachtige schedelvorm en het extreem brede gezicht werkt sterk af van de moderne mens. En hij mist het voor neanderthalers zo kenmerkende ‘puntje’ op het achterhoofd.
Materiaal uit tandplak
Zo ziet dus de denisoviër eruit, aldus de stellige conclusie van twee artikelen die woensdag zijn gepubliceerd door respectievelijk Cell en Science. In Cell is het mitochondriaal dna uit tandplak van een kies uit de schedel beschreven en in Science ging het om het eiwitmateriaal uit het schedelbot. In beide werden unieke denisova-kenmerken gevonden.
De toewijzing van de Harbin-schedel aan de denisovamens is een belangrijke doorbraak in het onderzoek naar deze prehistorische mensensoort die hiermee eindelijk een gezicht krijgt. Het is ook een nieuwe stap vooruit in de analyse van prehistorische eiwitten. Nog nooit werden uit zulk oud prehistorische botmateriaal zoveel analyseerbare menselijke paleo-eiwitten gewonnen als uit de Harbin-schedel, melden de Chinese onderzoekers onder leiding van Qiaomei Fu (Chinese academie van wetenschappen, Peking) trots in Science.
Het onderzoek van paleo-eiwitten heeft als grote voordeel dat eiwitten veel beter en langer dan dna intact blijven. Een eerste hoogtepunt in die al lang bestaande tak van onderzoek was een overigens omstreden gebleven typering van miljoenen jaar oude Tyrannosaurus rex-eiwitten. Recenter werden 800.000 jaar oude eiwitten van de menselijke voorouder Homo antecessor gepubliceerd (in 2020) en er zijn dus ook eiwitten geanalyseerd uit twee kaken die daarmee aan de denisovamens konden worden toegewezen (in 2019 en in 2025).
„Twee supertoffe artikelen!” reageert vanuit Denemarken de Nederlander Frido Welker (Universiteit van Kopenhagen). Hij is een vooraanstaande onderzoeker van paleo-eiwit en hij was ook betrokken bij de eerdere identificatie van denisova-eiwitten in de twee kaken, uit Tibet en zeer recent nog in een kaak die was opgevist voor de kust van Taiwan. „De onderzoeken lijken duidelijk aan te tonen dat de Harbin-schedel tot de denisoviërs behoort.” Dat er alleen mitochondriaal dna is teruggevonden noemt hij „opmerkelijk”, maar het botproteoom is gelukkig „redelijk groot”, aldus Welker.
Robuust en groot
Vanuit Nederland reageert ook de neanderthalerkenner en archeoloog Wil Roebroeks (Universiteit van Leiden) enthousiast. De uitgebreide eiwitanalyse noemt hij „een huzarenstukje voor een zo oude vondst” en dan ook nog mithochondriaal dna uit een kies na meer dan 146.000 jaar in rivierafzettingen, allemaal dankzij „toevalligheden, fantastische technologische ontwikkelingen op biomoleculair gebied, en de afwezigheid van goede tandplakverwijdering in het Midden Pleistoceen.”
De nu als denisoviër getypeerde Harbin-schedel is niet de enige robuuste en grote schedel uit China die uit deze periode (ca. 400.000 tot 100.000 jaar geleden) is teruggevonden. Voorheen werden deze schedels, ook al door hun relatief grote schedelinhoud, ‘archaïsche Homo sapiens’ genoemd (directe voorlopers dus van de moderne mens), maar die naam is in ongebruik geraakt. De grote vraag is nu of deze schedels van Dali (‘Homo daliensis’, ca. 250.000 jaar oud , schedelinhoud 1.120 cc), Hualongdong (fragmenten, ca. 300.000 jaar oud), Maba (300.000 à 100.000 jaar oud, schedelinhoud 1.300 cc), Xuchang (ca. 110.000 jaar oud, schedelinhoud 1.800 cc) en van Jinniushan (ca. 250.000 jaar oud, schedelinhoud 1.300 cc) dan óók allemaal denisovisch zijn.
De Dali-schedel lijkt in ieder geval érg op die van Harbin. In 2021 vond een van de betrokken onderzoekers, de Brit Chris Stringer, al dat de Harbin-schedel daarom best Homo daliensis kon worden genoemd. Maar de andere, Chinese, onderzoekers kozen er toen voor de Harbin-schedel in een aparte publicatie een eigen soortnaam te geven: Homo longi, drakenmens, naar de ‘drakenrivier’ (Long Jiang) in de buurt waarvan de schedel gevonden was. Zolang er geen dwingend eiwit- of dna-bewijs is, kunnen de andere ‘archaïsche’ Chinese schedels nog best tot andere nog onbekende mensensoorten behoren. Roebroeks sluit dat laatste niet uit. „Er lijkt meer diversiteit te zijn in het Midden Pleistoceen van Azië dan in de Harbin-Dali groep gevangen kan worden. We praten hier over honderdduizenden jaren van evolutie in een groot gebied, met een enorme variatie in landschappen en klimaat.”
Bij de ontdekking in 2010 werd aan de denisovamens expres géén eigen soortnaam gegeven, door de latere Nobelprijswinnaar Svante Pääbo, die nu weer als mede-auteur verbonden is aan het mt-dna-onderzoek in Cell. Voorlopig zou de denisoviër dus best Homo longi kunnen worden genoemd, zegt Frido Welker, „al vind ik het wel interessant dat de auteurs van beide artikelen dat expliciet dus niet doen. Misschien wel omdat er al behoorlijk wat soortnamen zijn voor menselijke fossielen uit China. Als ook maar één daarvan ook als denisoviër wordt aangewezen, dan heeft die oudere soortnaam voorrang op Homo longi.”