Op zoek naar licht in een tunnel van zouteloos lauwgrijs

4 dagen geleden 3

Het zijn de donkere dagen voor Kerst, en mijn kijkers, luisteraars en lezers zitten in een collectieve winterdepressie. Er valt nauwelijks te ontsnappen aan de driedubbele houdgreep van de Nederlandse winter: korte dagen, veel bewolking en klimaatverandering.

Eerst die korte dagen. We hebben hier op meer dan vijftig graden noorderbreedte nogal last van de scheve aardas. De winterdagen zijn hier een stuk korter dan in Zuid-Europa. Als de zon al schijnt, dan staat hij laag boven de horizon. Permanente schemer. Meer dan 16 uur per dag donker. Interessant weetje: in Maastricht is het momenteel een halfuur per dag langer licht dan op Schiermonnikoog.

Als weerman zoek ik graag naar een positieve draai aan het weerbericht. Voor de korte dagen heb ik een truc die altijd werkt. Daarbij grijp ik terug op de sinus en de cosinus, die wiskundige functies met hun oneindig repeterende golfpatroon. De daglichtperiode in Nederland verloopt precies volgens zo’n sinusgolf: in december zijn de dagen kort en zitten we in het dal van de golf. In juni zijn we op de golftop met de langste dagen. De wiskundige afgeleide van de sinus is de cosinus. Die beschrijft de snelheid waarmee de daglengte verandert. En die cosinus nadert nu het neutrale nulpunt: de daglengte verandert bijna niet meer. Het duurt dus niet lang meer voordat de dagen weer langer worden. Hoera!

Deze truc brengt bij veel mensen de moed er weer een beetje in. Als ik echt wanhopig op zoek ben naar een lichtpuntje, dan kan ik nog vluchten naar de afgeleide van de afgeleide. De afgeleide van de cosinus, en dus de tweede afgeleide van de sinus, is opnieuw de sinus (maar dan met een minteken ervoor). Dat is de snelheid waarmee de verandering van de daglengte verandert. Oké, ik ben nu de meeste lezers kwijt, maar deze kun je vanaf eind september al gebruiken om jezelf op te beuren. Vanaf dat moment neemt de snelheid waarmee de dagen korter worden namelijk al af.

Dan die bewolking. Daar kan ik niets aan doen. We lijden in de winter onder de ijzeren wetten van verdamping en condensatie. Koude lucht kan minder waterdamp bevatten – je hoort het je aardrijkskundedocent nog zeggen – en dus condenseert de lauwwarme, vochtige Atlantische oceaanlucht boven ons land in de winter bij het minste of geringste tot een massieve laag grauwe bewolking. Ongeveer 80 procent van de tijd is het in de Nederlandse winter bewolkt. Het beste dat je kunt wensen is wind die niet van zee komt, tussen zuidoost en noordoost.

De laatste houdgreep van de winter, dat is de opwarming van de aarde. Alle andere seizoenen gaan in de vergrotende trap (zonnigere lentes, warmere zomers, nattere herfsten), maar de echte Nederlandse winter kwijnt weg en wordt uitgerekt tot een drie maanden durende tunnel van zouteloos lauwgrijs. Deze week werd het 14 graden in december, een eeuw geleden totaal ondenkbaar. Zelfs 13 graden in december is zeldzaam, dat hadden we tussen 1900 en 1950 maar zeven keer. Sinds 1950 hebben we het al bijna 70 keer gehad, deze week meegerekend. De eindeloze stroom kerstreclames die nu op tv zijn doen anders vermoeden, maar sneeuw in december is een romantische gedachte die we samen met de fossiele brandstoffen hebben opgestookt. Ironisch genoeg dankzij de overconsumptie die door diezelfde reclames verheerlijkt wordt.

Ook op het gebied van klimaatverandering zoek ik naar lichtpuntjes in de communicatie. En vaak zijn die er ook wel. Ze gaan vrijwel altijd over geslaagde adaptatie, of over technologische vooruitgang. Maar het wordt ook tijd dat we iets positiefs kunnen melden over de kern van de huidige klimaatverandering, de fossiele brandstoffen. Het basisdoel van het mondiale klimaatbeleid is en blijft dat de opwarming van de aarde tot stilstand komt. En aangezien de meeste, zo niet alle opwarming komt door de ophoping van CO2 in de atmosfeer, moet er niet nog meer CO2 bijkomen om de temperatuurstijging tot stilstand te brengen.

De truc van positief communiceren door het over de wiskundige afgeleide te hebben werkt hier helemaal nog niet. De afgeleide is hier namelijk de snelheid waarmee de CO2-concentratie toeneemt. Die afgeleide is positief, er komt ieder jaar per saldo nog CO2 bij in de atmosfeer. Sterker nog, zelfs de afgeleide van de afgeleide is nog altijd positief: ook de hoeveelheid CO2 die er jaarlijks bijkomt stijgt nog elk jaar. De CO2-concentratie stijgt momenteel ongeveer twee keer zo snel als vijftig jaar geleden. Niet alleen rijden we met hoge snelheid op een muur af, we geven nog extra gas ook.

Het eerste klimaatsucces zou zijn als de toename van de CO2-concentratie wordt afgeremd. Dat kan door de uitstoot te verkleinen, en de opname van CO2 door vitale bossen en oceanen en stimuleren. De volgende stap is om ook de CO2-toename echt te laten afnemen. Elk jaar een beetje minder erbij, tot we uiterlijk in 2050 uitkomen in een wereld waarin de CO2-concentratie niet verder stijgt. Wie weet breekt er dan zelfs nog een fase aan waarin de CO2-concentratie gaat dalen omdat er, dankzij negatieve emissietechnieken en sterk uitbreidende natuur, ieder jaar CO2 aan de atmosfeer wordt onttrokken. Maar dat is voor later. Het is nu de hoogste tijd voor een eerste lichtpunt voor het klimaat.

De journalistieke principes van NRC
Lees het hele artikel