. De nieuwe Amerikaanse president Donald Trump die een wervelwind van enorme invoerheffingen oplegt aan vriend en vijand. Een inflatie die hoger blijkt dan gedacht. Staatsschulden die steeds verder uit de hand lopen. Een ideologische verwijdering tussen bondgenoten Europa en de Verenigde Staten. ook een enorme versnelling van de plannen om kunstmatige intelligentie door te voeren.
die zich wereldwijd prima houdt.
Een professionele belegger zou dan kunnen denken: inflatie, onzeker beleid en internationale instabiliteit: ! Maar een ander zou evengoed kunnen concluderen: koop aandelen! Want de economie blijft groeien, de bedrijfswinsten zijn op peil en de technologische doorbraak van AI belooft goede tijden. Dit jaar kregen ze allebei gelijk.
Honderden gebeurtenissen in 2025 zouden in een ander jaar elk een nieuwscyclus van weken, zo niet maanden, hebben opgeleverd. Maar ze gingen dit jaar vaak verloren in de enorme massa van voorvallen, plannen, decreten en ontwikkelingen die maar doorraasde.
En zo belandde een van de meest veelzeggende trends op de financiële markten onder de radar: goud én aandelen bereikten records. En ze gaven onderling een tegenstrijdig signaal: mijd risico, dus vlucht in goud; en neem risico, stort jezelf in aandelen. Alsof je naar een steile bergwand kijkt. Dáár: een ploeterende klimmer die angstig naar beneden kijkt.
Dominantie van tech
De Bank voor Internationale Betalingen (BIS), die diensten verzorgt voor de wereldwijde nationale centrale banken, wees vorige week in zijn op de opmerkelijke trend van het tegelijk mijden én zoeken van risico’s, die uit de koersen van goud en aandelen spreekt. Conclusies worden door de BIS niet echt getrokken. Maar er zijn hints.
Veel particuliere beleggers hebben de laatste jaren toegang gekregen tot investeringen in zaken waar voorheen professionals bij konden, zoals goud en andere grondstoffen. Via beursgenoteerde beleggingsfondsen (exchange traded funds, ETF’s) hebben ze die mogelijkheid nu wél, en daar maken ze gebruik van. Bovendien slaan landen buiten de VS goud in, met China voorop, hetgeen een teken kan zijn van wantrouwen in de Amerikaanse dollar en een verlangen onafhankelijk te zijn van Amerika’s economische en monetaire beleid. Dat past dan weer bij het wereldwijde streven naar grotere nationale of regionale autonomie dat overal de kop opsteekt nu de wereldeconomie een gure plek aan het worden is.
Wat aandelen betreft: de koersen zijn vooral in de VS hoog, met name door de dominantie van techbedrijven. De zogenoemde Magnificent Seven (Nvidia, Apple, Microsoft, Amazon, Meta, Alphabet en Tesla) waren tien jaar geleden samen nog 1.500 miljard dollar waard op de beurs. Vijf jaar geleden was dat al 7.500 miljard, begin vorig jaar 16.000 miljard en tegen het einde van dit jaar zijn ze meer dan 19.000 miljard dollar waard.
Dat zijn onvoorstelbaar hoge bedragen, maar als je ze afzet tegen de omvang van de Amerikaanse economie, zie je pas goed hoe hard het is gegaan. Alle aandelen op de Amerikaanse beurs waren op het hoogtepunt van de dotcom-zeepbel in 2000 bij elkaar anderhalfmaal zoveel waard als de omvang van de Amerikaanse economie zelf – het bruto binnenlands product (bbp). Dit jaar steeg de waarde tot bijna zoveel als het Amerikaanse bbp – ongekend groot. Ter vergelijking: voor de EU moet je denken aan een totale waarde van alle aandelen die omvat van de gehele Europese
De hoogte van de Amerikaanse koersen komt ook terug in de waardering van aandelen: hoeveel maal de winst per aandeel er gemiddeld voor een aandeel wordt betaald. Nobelprijswinnaar Robert Shiller verwierf faam toen hij deze ‘koers-winstverhouding’ eind jaren negentig op een eigen manier uitrekende. Hij zette de koers niet af tegen de winst per aandeel van hetzelfde jaar, maar nam de gemiddelde winst over de laatste tien jaar. Zo neutraliseerde hij de invloed van de economische schommelingen om een structurelere weergave te krijgen van de beurswaardering. Shillers formule zou al lang van tevoren hebben aangegeven dat de koersen in die jaren moeilijk houdbaar waren. Wie zijn formule vandaag gebruikt, komt op een gemiddelde beurswaardering die al bijna even extreem is als vlak voor het knappen van de zeepbel van destijds.
Paradoxale consument
De klimmer en de steenbok bevinden zich dus op een nogal steile bergwand. Maar waarom gaan ze daar zo verschillend mee om? Ook voor dat antwoord moet je vooral naar de Verenigde Staten kijken, al was het maar omdat het extreemste economische beleid juist dáár plaatsvindt. Niet alleen de financiële markten bevinden zich in een paradox van tegelijkertijd risico zoeken en mijden. Zo’n tegenstrijdigheid geldt ook voor consumenten. Nog maar 33 procent van de Amerikanen kan zich volgens de laatste peilingen vinden in Trumps economische beleid. Maar aan hun gedrag is daar vooralsnog weinig van te merken. Ook in Nederland is die discrepantie trouwens een beetje te zien. Het consumentenvertrouwen is relatief laag,afziet aan het gedrag van die consumenten.
Dat het verschil tussen denken en doen in de VS extremer is, komt door een grote boosdoener: de gestegen kosten van het levensonderhoud. Dat kan deels te maken hebben met het beleid van Trump. Vanaf 1 april dit jaar voerde de president per decreet fors hogere heffingen in op Amerikaanse importgoederen. Het hangt er een beetje van af hoe je het berekent, maar op dit moment bedraagt de gemiddelde heffing ongeveer 16 procent, tegen slechts zo’n 2,5 procent een jaar geleden. Hoewel importeurs de rekening van de gestegen invoerprijzen niet allemaal, en niet in geheel, doorgeven aan hun klanten, hebben de gestegen prijzen bijgedragen aan de inflatie. Die bedraagt nu, afhankelijk van de maatstaf, een procent of drie. En consumenten hadden al, net als in Europa, eerst de prijsstijgingen na de coronapandemie en toen die door de gestegen energieprijzen
dan toch dat relatief hoge uitgavenpatroon van consumenten? Dat is nog onduidelijk. Maar het kan te maken hebben met de belofte van grote economische stimulering, die tegelijk niet helemaal wordt vertrouwd.
Kijk naar de One Big Beautiful Bill, de grote begrotingsingreep van Trump van vorig jaar. Die verlaagt de belasting, met name voor hogere inkomens, en bezuinigt op sociale uitgaven aan gezondheidszorg, voedselhulp en hulp bij studentenleningen. Netto leidt dat tot extra uitgaven van 3.400 miljard dollar in de eerstvolgende tien jaar.
En dan zijn er de enorme uitgaven die techbedrijven doen, en opvoeren, aan kunstmatige intelligentie en de datacenters die daarvoor nodig zijn. Schattingen wijzen erop dat die in 2025 op zichzelf al hebben geleid tot 1,1 procent groei van het bbp. Dat is fors: het is iets meer dan de helft van de totale economische groei in de VS over 2025. En het effect gaat voorlopig door wanneer verder stijgen.
De overheid stimuleert dus extra, de AI-uitgaven doen dat ook. Maar leidt dat allemaal niet tot extra opwaartse druk op de inflatie, waar consumenten uiterst gevoelig voor zijn? De OESO, de club van gevestigde industrielanden, dat de Amerikaanse inflatie licht toeneemt in 2026, tot 3,2 procent.
Het wordt de vraag of de centrale bank, de Federal Reserve, komend jaar in staat en bereid is die inflatie terug te dringen. Dat is een van haar kerntaken. De ‘Fed’ streeft naar 2 procent inflatie, en zou de rente relatief hoog moeten houden om de kredietverlening in te tomen en de inflatie terug te brengen van de huidige 3 procent naar dat doel van 2 procent.
Renteversoepeling
Rond de ‘Fed’ wordt het zeer spannend in 2026. De voorzitter van de centrale bank, Jerome Powell, neemt afscheid. Wie hem gaat vervangen is nog niet bekend. Maar het Witte Huis maakt er veel werk van iemand te benoemen die de regering-Trump welgezind is. En Trump wil dat de belangrijkste rente van de Fed, nu tussen 3,5 procent en 3,75 procent, verder omlaag gaat. Dat maakt lenen goedkoper en stimuleert de – maar dus ook de inflatie.
Eerder probeerde Trump het vaste bestuurslid Lisa Cook al te ontslaan wegens een, naar bleek ongefundeerde, beschuldiging van Dat is mislukt. In de tussentijd is wel Stephen Miran, de architect van Trumps Mar-a-Lago-plan voor de economie, benoemd in het bestuur.
Trump zelf heeft al laten weten dat de rente nog een vol procentpunt naar beneden moet. Daar gaat hij niet over: de Fed hoort te opereren. Maar via het bestuur en de voorzitter heeft hij straks wellicht alsnog invloed. Naast Kevin Hasset, een overtuigd trumpist, is ook de zittende Fed-bestuurder Christopher Waller kandidaat om het stokje van de huidige voorzitter Powell over te nemen. En deze Waller herhaalde deze week, na een ‘sollicitatiegesprek’ met Trump, diens voorkeur voor een renteverlaging met 1 procentpunt.
Het probleem is dat de vuistregel die de Fed zelf hanteert, de zogenoemde Taylor rule, impliceert dat de huidige rente eigenlijk al iets te laag is gezien de economische situatie en de inflatie. Veel meer renteverlagingen in 2026 lijken dus vooralsnog onverstandig. Een nog soepeler monetair beleid riskeert dat de inflatie uit de hand loopt doordat de centrale bank onder politieke druk de rente te laag houdt, wat ook in de jaren zeventig gebeurde, onder Fed-voorzitter Arthur Burns en president Nixon.
Een nieuw monetair regime
De economie wordt op dit moment volop gestimuleerd met lastenverlichting, een relatief lage rente en recordinvesteringen in AI. Dat is misschien goed voor de economische groei op de korte termijn, maar de inflatie zou tegelijkertijd op termijn hoog kunnen worden – en blijven. Het zou een verklaring kunnen zijn voor de gelijktijdige hausse in aandelen (.
Wie heeft het hier bij het juiste eind? Inflatie zorgt voor boze kiezers. De betaalbaarheid van het dagelijks bestaan – dat in de VS wordt aangeduid met het woord ‘affordability’, staat hoog op de agenda. De Democraat Zhoran Mamdami werd vorige maand gekozen tot burgemeester van New York omdat hij hier sterk de nadruk op legde.
Een ongebruikelijk defensieve Trump hield afgelopen week de Amerikanen in een televisietoespraak voor dat er een fantastisch tijdperk voor de deur staat, met hoge welvaartsgroei en een radicaal dalende inflatie. Ook sprak hij van dalingen van de medicijnenprijzen van 500 procent, een wiskundige rariteit die zou betekenen dat je bij een pakje paracetamol dat eerst 5 dollar kostte, nu 20 dollar toe krijgt. Kwam hij voorheen goed weg met zulke hyperbolen, ditmaal waren de meeste reacties negatief.
Het neemt allemaal niet weg dat er een politiek belang kan spelen bij hogere inflatie. Het Amerikaanse begrotingstekort staat inmiddels boven de 7 procent en blijft daar volgens de meeste voorspellingen voorlopig ook op staan. De economie groeit dus mede op overheidskrediet, en dat laat de oplopende staatsschuld ook zien. Die bedraagt inmiddels al 123 procent van het bbp en stijgt de eerstvolgende jaren door richting 130 procent. Dat is al bijna anderhalf keer de gemiddelde schuld van de eurolanden.
Inflatie holt schulden uit. De VS betalen inmiddels jaarlijks ruim 4 procent van het bbp rente over de schulden, meer dan aan de defensiebegroting, wat minder zwaar op de begroting drukt als het geld minder
Maar inflatie holt op termijn ook de wisselkoers van een munt uit. Moeten we ons de komende tijd voorbereiden op een nieuw Amerikaans monetair regime, dat met een hoger inflatiedoel dan de traditionele 2 procent twee vliegen in een klap slaat: een goedkopere dollar én een schuld die wegsmelt? Dat zou onverstandig zijn. Want de rekening komt later, in de vorm van een inflatie die een eigen leven gaat leiden en torenhoge rentes die nodig zijn om die dan alsnog de kop in te drukken. Net als eind jaren zeventig. Maar Donald Trump lijkt niet de persoon om zich daar druk over te maken. Over de geschiedenis, noch over de lange termijn.
In 2025 kreeg de aandelenbeurs zo’n enorme waarde dat hij de economie begint te domineren, in plaats van andersom. En de schulden en tekorten lopen zo hoog op dat ze invloed krijgen op het rentebeleid. Donald in Wonderland. Hoe dat uitpakt? Het jaar 2026 wordt ongelooflijk spannend.
De journalistieke principes van NRC

/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/12/19153915/ECO_2027885511_corpo.jpg)
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/12/19143725/191225ECO_2027869881_energieprijzenWEB.jpg)


English (US) ·