„In 1946 was de wereld van mijn vader een paar keer over de kop gegaan. Zijn zonnige jeugd in Nederlands-Indië kwam ten einde met de Japanse bezetting. Het normale leven dat daarna heel even hervat leek te worden, werd voorgoed gesmoord in de ‘bersiap’, de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd.
Dat jaar vertrok hij, zeventien jaren jong, in zijn eentje op de boot naar Nederland. Vandaag de dag zouden we hem misschien een AMA noemen, een alleenstaande minderjarige asielzoeker. In ieder geval had ook hij te kampen met eenzaamheid, onbekendheid met de nieuwe omgeving en kwetsbaarheid. Dat maakte zijn eerste jaren hier zwaar. Een studie geneeskunde, moeizaam gefinancierd door zijn sinds de oorlog sappelende ouders, werd een mislukking.
In 1952 solliciteerde hij bij KLM op het toenmalige hoofdkantoor in Den Haag. Een jonge secretaresse op de afdeling personeelszaken nam zijn dossier in behandeling. Ook zij was uit Nederlands-Indië gerepatrieerd, na de brandhaard van de bersiap in Soerabaja ternauwernood overleefd te hebben. Het was voor mijn vader liefde op het eerste gezicht. Hij blikte daar vijftig jaar later met deze woorden op terug: ‘Toen ik je moeder voor het eerst zag, brak de zon weer door in mijn leven.’
Op de foto (uit circa 1954) zitten mijn ouders, tijdens een lunchpauze, in het Sint Hubertuspark tegenover kantoor. Ze zijn 66 jaar samen geweest. Beiden groeiden op in een paradijs aan de andere kant van de wereld, wat hen − hoe terecht ook − op hardhandige wijze werd afgenomen. Hun families verloren alles, maar ze wisten in Nederland ondanks de kille ontvangst samen een nieuw bestaan op te bouwen. Van hun ellende heb ik in mijn jonge jaren niets gemerkt. Ik beleefde een stabiele en gelukkige jeugd, omringd door liefde en vertrouwen. Daar pluk ik, tot op de dag van vandaag, dankbaar de vruchten van.”



/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data139084420-fabcba.jpg)
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/10/24091646/241025WET_2020278092_windenergie.jpg)





English (US) ·