Contrabassist Uxía Martínez Botana wil ‘de ziel van de samenleving verrijken’

2 dagen geleden 4

Op vliegvelden schieten kinderen vaak in de lach wanneer ze Uxía Martínez Botana (37) zien met de contrabaskoffer die boven haar uitsteekt. „En op Schiphol roepen mensen”, grijnst ze in haar beste Nederlands, „wat één grrrote gitaarrr! In dat geval luidt mijn antwoord meestal, dat ik de grafkist van Dracula meezeul.”

Martínez is even terug op duiventil Amsterdam, vanwaar ze zo’n vijf tot zes keer per maand uitvliegt over de wereld. door Europa met het Boedapest Festival Orkest en het barokensemble van de Argentijnse cellist Sol Gabetta. Verder maakt ze kamermuziek met grote namen uit het klassieke veld, soleert en onderwijst ze in Barcelona, als eerste en enige vrouwelijke contrabasleraar op een Spaans conservatorium.

Vooroordelen ontmoette Martínez genoeg. Ze was te dun, te mooi, te dit en te dat. Woorden die benadrukten: contrabas, vergeet het, je bent een vrouw. Maar „the times they are a-changin”, citeert ze singer-songwriter Bob Dylan. „Dat ik doe wat ik doe, zou in de tijden van de Spaanse dictator Franco onmogelijk zijn geweest voor een vrouw, een enkeling uitgezonderd. Niettemin valt er een halve eeuw na diens dood nog genoeg te emanciperen, ook in de klassieke muziek die ons telkens dezelfde menukaart blijft voorschotelen. Het ontbreekt aan visie. Grote impresariaten stoppen hun stallen vol met zangers, dirigenten, pianisten, violisten en cellisten, want die brengen het meeste geld binnen. Wie minimaal zo’n 50.000 tot 60.000 euro per jaar oplevert, vinden ze interessant. En de rest – hoe goed ze op hun instrument ook zijn – moet het zelf uitzoeken. Het is tijd om de deuren open te gooien.”

https://www.youtube.com/watch?v=Zn1yp2Lzm_M&list=RDZn1yp2Lzm_M&start_radio=1

En dat doet Martínez dan ook, met de vindingrijkheid die haar eigen is, en met humor, „want het bestaan is al lastig genoeg en zwaarmoedigheid helpt ons niet bij het zoeken naar schoonheid en betekenis”. Die speurtocht naar vernieuwing is belangrijk voor haar. In Barcelona ontwikkelde Martínez een lesprogramma genaamd ‘de 360 graden musicus’, waarin ze haar leerlingen onderwijst in verschillende genres om tot een breder muzikaal begrip te komen.

Daarnaast bracht ze met drie leden van het Aviv Quartet afgelopen maand haar debuutalbum Mendelssohn X Files uit, althans de eerste cd-opname waarbij ze zelf op de cover staat. Martínez „kaapte” – schreef een Duitse recensent – met haar contrabas de stoel van de cellist in strijkkwartetmuziek van Mendelssohn. Hoe ze zulke stukken voor haar instrument geschikt kon maken, leerde ze als jonge twintiger van violist Gidon Kremer in zijn ensemble Kremerata Baltica.

„Van Haydn en Mozart blijf ik af: hun werk is te lichtvoetig voor de contrabas. Mijn experimenten in die richting mislukten. Maar Mendelssohn is een ander verhaal. Vooral zijn Zesde strijkkwartet – geschreven na de dood van zijn zus Fanny – heeft een donker karakter. Hier kan contrabas veelzeggende kleuren toevoegen.”

Het strijkkwartet vindt ze een puur genre. Meedogenloos ook. „Je hoort alles. Het is een van de grootste uitdrukkingsvormen die de mensheid uitvond; een voorbeeld van hoe we in het maatschappelijk debat beter kunnen omgaan met elkaar. We luisteren, spreken en zijn weliswaar solisten, maar maken onze ego’s ondergeschikt aan het muzikale geheel. Je moet elkaar vertrouwen om door te dringen tot wat wezenlijk is. Daar draait het in de kunst om: ik wil de ziel van de samenleving verrijken.”

„Toen ik op mijn zesde naar de lokale muziekschool mocht, werden leerlingen op alfabetische volgorde verdeeld. En toen ze bij mijn achternaam belandden, zat de celloklas vol.”

Foto Marco Borggreve

Huilende koe

Martínez groeide op als een kind van de Atlantische kust in La Coruña, „waar het altijd regent”, glimlacht ze. „Dus toen ik op mijn achttiende in Amsterdam ging studeren, was de overgang niet al te groot.” Ze was aanvankelijk verliefd op de cello, maar het lot besliste anders. „Toen ik op mijn zesde naar de lokale muziekschool mocht, werden leerlingen op alfabetische volgorde verdeeld. Toen ze bij mijn achternaam belandden, zat de celloklas vol. Ik kon kiezen tussen fagot, hoorn en contrabas. Ik koos hoorn, om zijn mooie melancholieke klank. Maar mijn vader houdt niet van blaasinstrumenten. ‘Weet je wat het is met hoorn?’ zei hij. ‘Dan kunnen je lippen misvormd raken, en wil geen jongen je meer kussen.’ De grap ontging me als zesjarige. Dus koos ik voor contrabas, de grote broer van de cello.”

Er was alleen geen leraar voor het instrument, en dus kreeg ze vooral theorie. Die ervaring ontmoedigde het kind dat het podium op wilde. Haar moeder zocht en vond een docent op twee uur rijden, Witold Patsevich, contrabassist van de Moscow Virtuosi.

„Van hem leerde ik musiceren, mijn verbeelding gebruiken. Bij elk stuk liet hij me een tekening maken van de gevoelens die het in mij opriep. Er staat me één herinnering helder voor de geest uit de twaalf jaar dat hij me onder zijn hoede had. Hij gaf me een oud Russisch volkslied, waarbij ik een grote huilende koe tekende. Dat was de enige keer dat ik hem zag lachen. Ik had geluk dat mijn ouders een goede docent vonden. Daarom geef ik zelf ook les, want ik weet hoe belangrijk inspirerende onderwijzers zijn in het leven.”

Lees het hele artikel