In de mode, uit de mode, en nu, stilletjes, bezig aan een wijsgerige comeback: het werk van de beroemde filosoof Ludwig Wittgenstein (1889-1951). Na twee nieuwe vertalingen van zijn bekendste werk, de Tractatus Logico-Philosophicus (1921/1922) is er nu Wittgensteins betekenis, een boek van emeritus-hoogleraar taalfilosofie Martin Stokhof (1950). Hij gaf jaren college over de enigmatische Oostenrijker, die een revolutie teweegbracht in de logica en taalfilosofie.
Stokhofs boek was bedoeld voor de reeks Elementaire Deeltjes (Athenaeum), vertelt hij in de werkkamer die hij nog heeft aan de Universiteit van Amsterdam, maar groeide uit tot een monografie. Het is zowel een inleiding-op-niveau in het denken van Wittgenstein als Stokhofs eigen kijk op de continuïteit daarin.
Vandaar de dubbelzinnige titel, die zowel slaat op de betekenis van Wittgenstein als op het thema van het boek: Stokhofs visie dat ‘betekenis’ in diens werk allengs een ruimere reikwijdte krijgt. Wittgenstein begon met het ongenaakbaar logische wereldbeeld van de Tractatus (waarin alleen afbeeldingen van situaties (combinaties van ‘standen van zaken’) betekenis hebben). Dat verruilde hij voor veelvormige ‘taalspelen’ (waarvan logica er maar één is) in de postuum uitgegeven Philosophische Untersuchungen (1953). Tot slot kwam het idee dat taal betekenis krijgt in concrete praktijken en ‘leefvormen’, in het korte Über Gewissheit (1969). Betekenis is niet langer een zuiver logische structuur maar komt sociaal tot stand.
Stokhof: „Dat vroege werk wordt soms verkeerd begrepen. In de Tractatus zijn ethische uitspraken – en filosofische – volgens Wittgenstein betekenisloos omdat ze geen feitelijke of mogelijke situaties afbeelden. Maar daarom zijn ze nog niet waardeloos.” Integendeel, Wittgensteins werk heeft een „ethische pointe”. „Hij maakte een scherp onderscheid tussen de ‘contingente’ wereld, waarin alles ook anders had kunnen zijn en die we empirisch kunnen bestuderen, en het domein van ethiek en religie waarover niet op die manier gesproken kan worden maar dat niettemin waardevol is. Dat is zijn ethische punt. Maar ja, hij bleef natuurlijk ook graag aan logica doen, aan dat vakgebied heeft hij belangrijke bijdragen geleverd.”
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/08/15091115/data135938423-870d3e.jpg)
Ludwig Wittgenstein (1889-1951).
Foto Heritage ImagesEr is al heel veel literatuur over Wittgenstein, ook in Nederland. Waarom nóg een inleidend boek?
„Ik wilde het niet alleen hebben over zijn bekende werken, maar zijn ontwikkeling laten zien. Je leest vaak dat er een ‘vroege’ Wittgenstein is en een ‘late’, met een harde breuk ertussen. Dat is te simpel, er schuilt een grote continuïteit in zijn werk. Het blijft hem gaan om de grenzen van onze taal. En dus om de status van ethiek, die je niet in de wereld aantreft maar die eerder een houding is ten opzichte van de wereld, waar verder niets over te zeggen is. Althans, niet zoals we de wereld in de wetenschap beschrijven. In die zin zijn ethische uitspraken in dat vroege werk betekenisloos.”
Wat is betekenis eigenlijk en waarom is het een filosofisch probleem?
„Voor filosofen is betekenis interessant omdat het gaat om taal, onze manier om te communiceren. Om elkaar iets uit te leggen, te vragen, bevelen, bewonderen, misleiden, en zo voorts. Je kunt daarnaar kijken als linguïst, psycholoog of neurowetenschapper, wat het filosofisch interessant maakt is de vraag wat al die manieren om taal te gebruiken nu verbindt. Wat je van Wittgenstein kunt leren is dat betekenis geen essentie is, maar iets dat op allerlei manieren tot uiting komt. Het verklaart dat en hoe we taal gebruiken, maar laat zich niet vangen in een definitie.”
Betekenis is gebruik, is toch het adagium van de latere Wittgenstein?
„Ja, maar dat is weer zo’n slogan. Zelf zegt hij dat maar één keer. In veel gevallen verklaart gebruik de betekenis van woorden. Maar een definitie moet je niet zoeken bij Wittgenstein, het gaat erom dat hij je leert heel precies en divers te kijken naar taal.”
Zijn meest aangehaalde uitspraak is die aan het slot van de Tractatus: ‘Waarvan men niet kan spreken, daarover moet men zwijgen.’ De wetenschap heeft het laatste woord over de wereld en de rest – filosofie, ethiek, religie – is onzin, inclusief de filosofie van Wittgenstein zelf.
„Dat zeggen sommige mensen: als je het boek goed begrepen hebt, kun je het weggooien. Maar dat miskent dat Wittgenstein zelf altijd is blijven doorwerken aan zijn filosofie. In zijn latere werk behandelt hij dezelfde problemen, alleen op een andere manier. Ook over dat latere werk hoor je te makkelijk dat het louter therapeutisch zou zijn: laten zien dat je filosofische problemen kunt laten verdwijnen. Ik lees hem anders.”
Hoe dan?
„Ik vind Wittgenstein een heel humanistische denker. Wat voor hem centraal staat is wat dingen betekenen voor óns, als mensen. Dat is ook waar de taak van de filosofie ligt, nu die heel veel terrein verloren heeft aan de wetenschappen.”
Filosofie verliest het altijd van de wetenschappen, dat zie je nu gebeuren
Dat lijkt op Europese filosofen waar Wittgenstein-fans vaak juist een hekel aan hebben, zoals Heidegger, die het menselijk ‘Dasein’ doordacht.
„Ik denk dat er een grote overlap is, inderdaad. Het bijzondere van Wittgenstein is hoe secuur hij gewone taal onderzoekt, niet in abstracties over het Zijn zoals Heidegger.”
Hoe relevant is Wittgenstein nog? Noodzaak bestaat alleen in de logica, meende hij, niet in de wereld. Maar filosofen hebben het nu weer heel veel over essenties, natuurlijke soorten en noodzakelijke waarheden. Metafysica is ook terug.
„Tja, dan vraag je me eigenlijk wat ik van de huidige analytische filosofie vind. Filosofie verliest het altijd van de wetenschappen, dat zie je nu gebeuren met de neurowetenschappen die filosofie van de geest hebben ingehaald. Wat blijft er dan voor filosofen over? Het standaardantwoord is: ‘begrippen analyseren’ of ze willen ‘verbeteren’. Ik denk dat Wittgenstein een beter antwoord heeft.”
En dat is?
„Laten zien wat betekenis voor ons is in allerlei talige en niet-talige contexten. Neem generatieve AI, wat bedoelen we als we zeggen dat die iets ‘begrijpt’? Ik pleit voor een philosophie pauvre, een bescheiden soort filosofie die zich bewust is van haar eigen beperkingen en zich richt op zaken die je per definitie empirisch niet precies genoeg kunt begrijpen. De huidige academische filosofie is een industrie geworden, heel dicht tegen de wetenschap aan. Die kan niks met Wittgensteins benadering. Maar ik denk dat hij gelijk heeft.”