Den Haag verbeterde de laagste inkomens flink, maar maakte veel mensen daarmee afhankelijker van het complexe toeslagenstelsel

15 uren geleden 2

De allerlaagste inkomens in Nederland zijn er de afgelopen tweeënhalf jaar flink op vooruitgegaan. Nadat er in juni 2023 een alarmerend rapport was verschenen over de bestedingsruimte van mensen rond het , heeft de politiek hun positie duidelijk verbeterd. Dat blijkt uit berekeningen van budgetinstituut Nibud op verzoek van NRC.

Maar de manier waarop de politiek dit gedaan heeft, door toeslagen te verhogen, heeft hun inkomen juist onzekerder gemaakt. Mensen die rond het bestaansminimum leven, ontvangen een steeds groter deel van hun inkomen via toeslagen, zo laten de berekeningen zien. En de onvoorspelbaarheid en ontoegankelijkheid van het toeslagenstelsel dragen juist bij aan financiële instabiliteit.

Het gaat niet alleen om mensen met een bijstandsuitkering (nu 1.370 euro per maand voor een alleenstaande), maar bijvoorbeeld ook om werkenden die hetzelfde inkomensniveau hebben, doordat zij tegen een laag loon in deeltijd werken.

Honderden euro’s tekort

Aanleiding voor NRC om het Nibud in te schakelen waren twee aanbevelingen uit 2023 van de zo sociaal minimum, waar het Nibud zelf deel van uitmaakte. Deze gezaghebbende commissie van deskundigen concludeerde dat vrijwel alle groepen die op bijstandsniveau leven, te weinig inkomen hadden voor hun noodzakelijke uitgaven en om mee te doen in de samenleving. Daarvoor kwamen zij veelal honderden euro’s per maand tekort, schreef de commissie.

In een constateerde diezelfde commissie dat de inkomensregelingen in Nederland „te onvoorspelbaar en te ontoegankelijk” zijn, mede door de terugvordering van toeslagen. Het moet simpeler en zekerder, zei de commissie.

NRC vroeg zich af wat er met de aanbevelingen is gebeurd. Nu blijkt: het eerste rapport heeft vergaande opvolging gekregen. Maar de risico’s uit het tweede rapport zijn juist toegenomen, doordat veel mensen afhankelijker zijn geworden van toeslagen.

Hoge terugvorderingen

Die toegenomen afhankelijkheid is „heel kwetsbaar”, zegt Cora van Horssen, interim-directeur van het Nibud. Als mensen hun verwachte inkomen vooraf verkeerd inschatten of een foutje maken, riskeren ze zomaar honderden tot duizenden euro’s aan terugvorderingen. Hoe hoger de toeslagen, hoe hoger ook de terugvorderingen kunnen worden.

Daar komt bij, zegt Van Horssen, . Sommige mensen zijn zo bang voor terugvorderingen dat ze liever een zeker en laag inkomen hebben, dan een hoger inkomen dat je mogelijk deels moet inleveren. Die mensen bereikt de overheid niet door toeslagen te verhogen.

De twee trends die het Nibud constateert, laten zich goed illustreren door het voorbeeld van een alleenstaande bijstandsouder met drie kinderen. Twee jaar geleden kwam zo’n ouder maandelijks 407 euro tekort voor de noodzakelijke uitgaven en sociale participatie, nu houdt die 102 euro over.

De bestedingsruimte nam dus flink toe. Maar inmiddels bestaat de helft van diens inkomen, 48 procent, uit onzekere toeslagen. Twee jaar geleden was dat 46 procent, en nog eens vier jaar eerder 40 procent.

Voor een stel in de bijstand met drie kinderen steeg de afhankelijkheid van toeslagen van 29 procent zes jaar geleden naar 38 procent nu.

Nibud-directeur Van Horssen vindt het verklaarbaar dat de politiek in korte tijd de toeslagen fors verhoogde. De deskundigencommissie liet nu eenmaal „grote tekorten” zien en de politiek wilde die wegwerken. „De toeslagen zijn de makkelijkste manier om snel en gericht bepaalde groepen te ondersteunen.”

Tegelijk is het opmerkelijk, omdat zowel kabinet-Rutte IV als kabinet-Schoof de ambitie uitspraken om inkomensregelingen simpeler en zekerder te maken. Met hervormingen in die richting is nauwelijks een begin gemaakt.

Tekorten deels weggewerkt

Het Nibud maakte berekeningen voor acht soorten bijstandsgezinnen. Lokale armoederegelingen telden zij niet mee, omdat die sterk per gemeente verschillen.

Bij alleenstaanden en alleenstaande ouders (tot en met drie kinderen) zijn alle tekorten weggewerkt. Waar zij twee jaar geleden nog zo’n 50 tot 400 euro per maand tekortkwamen, staan zij nu 10 tot 250 euro in de plus.

Stellen die twee, drie of geen kinderen hebben, komen nog steeds tekort: 14 tot 109 euro per maand. Wel is dat gat in twee jaar tijd enkele honderden euro’s kleiner geworden. Stellen met één kind staan nu nipt in de plus: 4 euro.

Belangrijke kanttekening: deze berekeningen laten een theoretische werkelijkheid zien, zegt Van Horssen. „Je moet alle regelingen aanvragen waar je recht op hebt. En je moet geen pech hebben, zoals wanneer je noodgedwongen in een te dure huurwoning zit, of in een slecht geïsoleerd huis.”

Ook gaan de berekeningen ervan uit dat je geen schulden hoeft af te lossen, niet rookt en heel rationeel je geld besteedt. „Voor impulsaankopen is geen ruimte”, zegt Van Horssen. „Je kunt niet om vijf uur met een beetje trek naar de supermarkt. Als je aankopen doet die niet op je lijstje stonden, past het financiële plaatje al bijna niet meer.”

Wel is er, zoals de Commissie sociaal minimum heeft aanbevolen, bij de uitgaven een ‘flexbudget’ gereserveerd voor incidentele tegenslagen, zoals een hoge tandartsrekening.

Het Nibud maakte ook een doorrekening zónder dit flexbudget, dat voor een alleenstaande 98 euro is. Dan houden alle acht de huishoudtypes maandelijks geld over (105 tot 355 euro), waar twee jaar geleden zeven van de acht tekortkwamen.

Maar volgens Van Horssen is het flexbudget essentieel. „Als je lang van een laag inkomen moet rondkomen, is de kans groot dat je weleens tegenslagen tegenkomt. Het flexbudget geeft een heel klein beetje speelruimte om dat op te vangen.”

Lees ook

De overheid kán het grootste deel van de Nederlanders boven de armoedegrens trekken. Waarom gebeurt het dan niet?

Kledingbank in Schiedam.
De journalistieke principes van NRC
Lees het hele artikel