Echt plaatsmaken is niet iets wat witte mensen geleerd hebben en niet iets wat ze wíllen leren

2 uren geleden 1

Nu onze wereld niet meer verrechtst, maar rechts ís, richten de zorgen en het verdriet daarover zich in ons land voornamelijk op de Israëlische genocide in Palestina. Tot een jaar geleden werden progressieven opgeslokt door de strijd voor een rechtvaardiger wereld op eigen grond.

Maar het woord ‘inclusiviteit’ heb ik al een poosje niet meer gehoord, evenals, nu ik er over nadenk, ‘racisme’ of ‘plaatsmaken’. De aandacht is verschoven, zoals aandacht verschuift, ook vanwege de verbijsterende horror die zich onder onze ogen afspeelt.

Maar er speelt nog iets anders. Stiekem is er rondom het einde van de woke-beweging sprake van een enorme opluchting, ook onder progressieven. Het was dan ook een ingewikkelde tijd voor zelfs de meest goedwillende witte mensen, omdat er continu op het zelf gereflecteerd moest worden als een product van onderdrukking, leed en pijn. Terecht, maar behoorlijk onhoudbaar. Het blijkt voor mensen, die zulks niet gewend zijn, ondrááglijk om voortdurend gewantrouwd te worden en je taal en gedragingen tot op de millimeter te moeten deconstrueren en te transformeren, zonder ooit echt het gevoel te krijgen dat je op de juiste weg bent. Dat kúnnen ze helemaal niet. Mensen zijn nu eenmaal geconditioneerde wezens. Ze worden gestuurd door gewoonten die een gevoel van veiligheid en controle moeten garanderen. Op de koop toe snakken ze ook nog eens naar bevestiging van hun individuele waarde. Echt plaatsmaken is niet iets wat witte mensen geleerd hebben en niet iets wat ze – diep van binnen – wíllen leren.

Woke blijkt dus per saldo een zeer uitgebreide formaliteit, die heeft geleid tot wat residu-regels, zoals het erkennen van een aantal grote talenten van kleur, die mogen blijven, én de komst van aantal minder getalenteerden van kleur, die in de vaart der volkeren op machtsposities terecht zijn gekomen. Die laatsten mogen overigens hopelijk óók blijven, net als iedere middelmatige witte man.

Maar die – nauwelijks in het openbaar benoemde – opluchting dus. De bedrijven die gehaast hun inclusiviteitsregels overboord kieperen, fucking Sydney Sweeney, de posters voor film of theater waarop een geheel witte cast (een jaar geleden nog ondenkbaar) je aangaapt én de nu toch wel hevige capitulatie van de NPO met betrekking tot wit, simpel, rechts vermaak.

Van voortdurende zelfreflectie naar geen enkele zelfreflectie. Van op de tenen lopen naar verzaligd flatuleren, uiterst tevreden met de eigen geur.

In plaats van de nieuwe tijd zorgvuldig vorm te geven, door na te denken over het behoud van progressieve waarden op een manier die langduriger houdbaar is, gooien we het kind met het badwater weg. Dat zal – zeker voor instellingen zoals de omroep die afhankelijk zijn van subsidies – deels uit lijfsbehoud voortkomen: ook al zo’n oerneiging.

Ondertussen waant heel progressief Nederland zichzelf nog steeds unverfroren moreel superieur, zonder vragen te stellen bij de grillige neiging steeds weer op een andere trein te springen.

Onlangs was er sprake van een – terechte – feministische hausse, een collectieve kolkende woede, rondom de moord op een 17-jarig wit meisje. In diezelfde maand werd een 24-jarige Syrische vrouw in Almere door haar ex vermoord. Geen specifieke woede daar. Slechts in opsommingen van femicidegevallen komt haar naam voorbij.

En dat brengt me op de vragen: gaat de progressieve Nederlander ooit in staat zijn om te vechten voor iemand bij wie niets – ook geen vriendschap of moreel aanzien binnen de eigen groep – te winnen valt? En als we dat niet kunnen, simpelweg omdat we feilbare mensen zijn, zullen we het daar dan eens eerlijk over hebben? Want dat is pas progressie.

Lees het hele artikel