Een simpel trappetje kan elk jaar honderd­duizenden padden redden van een wisse dood

2 dagen geleden 4

Het ís dat padden in onze ogen altijd een beetje nukkig kijken. Maar het exemplaar dat nu zijn kop boven het gietijzeren rooster uitsteekt, ziet er beslist triomfantelijk uit. Hij is net een halve meter recht omhoog geklommen uit een straatkolk – een regenwaterput zoals je die overal in stoepranden ziet – en klimt nu kalm naar buiten door een gleuf in het putdeksel.

Deze pad had geluk. Hij werd scherp in de gaten gehouden tijdens een veldproef. Bovendien had hij een hulpmiddel: een laddertje dat speciaal in deze put was gemonteerd om padden te helpen eruit te klimmen. Honderdduizenden van zijn medeamfibieën – misschien wel een half miljoen tot een miljoen per jaar, alleen al in Nederland – hebben minder geluk. Zij verkommeren als ze in een straatkolk terechtkomen en er niet meer uit kunnen klimmen. Of ze spoelen weg in het riool.

De schattingen komen van Ravon (Reptielen Amfibieën Vissen Onderzoek Nederland), de organisatie die nu deze veldproef uitvoert. Raymond Creemers van Ravon vertelt erover in de proeftuinen van de Radboud Universiteit in Nijmegen. Hier, achter de enorme plantenkassen, heeft hij drie zandbakachtige constructies getimmerd, afgedekt met kippengaas, om te testen welk type laddertje de meeste padden uit de put helpt.

Een beroerd jaar

En dit is geen triviale opgave, benadrukt Creemers bij een van zijn proefopstellingen. Het gaat om enorme aantallen. „Die schatting van het aantal slachtoffers is een extrapolatie van gegevens die vrijwilligers in het hele land verzamelen”, vertelt hij. „Elk dorp en elke stad heeft zijn hotspots waar veel padden in putten verdwijnen. Een mevrouw in Houten had in één seizoen drieduizend padden uit een put gered.”

En padden, benadrukt hij, hebben het toch al niet gemakkelijk. Hun aantallen zijn in ons land tussen 2008 en 2024 met ruim 40 procent gedaald. Dat komt onder meer door klimaatverandering, verlies en versnippering van leefgebied, pesticiden en de achteruitgang van insecten. „Collega’s zien vergelijkbare trends, onder meer in Vlaanderen, het Verenigd Koninkrijk en Zwitserland”, merkt Creemers op. „En 2025 was een heel beroerd jaar.”

De grote verliezen in het verkeer en in straatputten dragen bij aan het probleem. Ook kikkers en salamanders lopen soms in de val, vertelt Creemers, maar het zijn toch voornamelijk padden. In het voorjaar gaan ze massaal op pad naar een plas of sloot om zich voort te planten. Dat is de bekende paddentrek. Maar ook in de rest van het jaar zijn ze voortdurend ‘on the move’ door de bebouwde kom, op zoek naar voedselplekken. Creemers: „Daarbij vormen al die hoge stoepranden een barrière voor ze. Padden en salamanders lopen hele einden door de goot op zoek naar een doorgang, en vallen dan in zo’n put. Kikkers veel minder. Die springen deels wel over de stoepranden heen.”

In Nederland komen vijf soorten padden voor: de gewone pad, de rugstreeppad, de knoflookpad, de vroedmeesterpad en de geelbuikvuurpad. De gewone pad is vrij algemeen, de andere soorten zijn zeldzamer. De geelbuikvuurpad is het zeldzaamste amfibie in Nederland en komt alleen nog voor in Zuid-Limburg, het noordelijkste puntje van zijn verspreidingsgebied.

Raymond Creemers bij een van de testbakken.

Padden klimmen omhoog.

Foto’s Dieuwertje Bravenboer

Langzame dood

Creemers tilt een houten frame met kippengaas van een van de proefbakken. In de bak is een straatkolk ingegraven. De onderzoeker klapt het zware gietijzeren deksel omhoog om te laten zien hoe zo’n put er vanbinnen uitziet. Deze straatkolk, het vierkante type, is in feite een betonnen doos van zo’n veertig bij veertig centimeter en ruim een halve meter diep. Aan de bovenrand zit het deksel met gaten die uitkomen op de straat. Halverwege de zijkant zit een opening, afgesloten met een beweegbare klep, waardoor overvloedig regenwater ondergronds wegloopt naar het riool. Een pad die in de straatkolk terechtkomt, watertrappelt dus veelal in zo’n twintig centimeter water (tenzij het lang niet heeft geregend), ver onder het straatniveau. Dat betekent een langzame dood door honger of uitputting.

Maar niet in deze put. In de hoek zit een kunststof trappetje gemonteerd dat vanaf de bodem helemaal tot aan de rand loopt. En padden, zo blijkt meteen, weten dat trappetje feilloos te benutten. Want de put in kwestie is leeg: de tien padden in deze proefbak zijn in het afgelopen etmaal allemaal uit de put geklommen. Ze zitten nu te schuilen onder een dakpan of onder bladeren, omringd door sappige regenwormen die Creemers voor ze heeft verzameld.

„Acht, negen, tien”, telt de onderzoeker, terwijl hij de padden voorzichtig oppakt en in een emmer doet. „Alle tien compleet.”

In de tweede bak zit een ander type straatkolk. Dit is een modernere put, van kunststof, en – van bovenaf gezien – rond in doorsnee. Ook hierin hangt een kunststof trappetje, dat qua vorm is aangepast aan de ronding van de kolk. „Deze is iets minder succesvol”, weet Creemers, gezien de resultaten van de afgelopen dagen. Gedurende zes dagen in oktober test hij drie verschillende trappetjes; met tien padden per put geeft dat statistisch betrouwbare resultaten. „Met de hoekige trappetjes zitten we op 98 procent succes, met deze met de kromming op iets meer dan 80 procent, en een tweede type met kromming zit ook weer boven de 95 procent.” Dit etmaal heeft dit laatste trappetje 90 procent succes gehad: één pad zit er nog onder in de put. Creemers schept hem eruit met een schepnet en zet hem bij zijn soortgenoten in een tweede emmer.

Zo haalt hij alle drie de bakken leeg, verzamelt de padden in aparte emmers en laat ze dan weer voorzichtig los in een volgende put: alle padden schuiven één plekje op in de proefopstelling. „En aan het eind van de proef breng ik ze weer terug naar het bos.”

Bestendig tegen zuigers

Deze padden komen uit een nabijgelegen bos tegen de Duitse grens, waar ze zich langzamerhand aan het klaarmaken zijn om in winterrust te gaan. In tegenstelling tot kikkers brengen padden de winter niet door in het slik van sloten, vijvers of plassen, maar op het land, diep ingegraven in humusrijke bosbodems. „Of in de Spoorkuil, een uitgediept terrein hierachter bij het spoor”, wijst Creemers met een armzwaai. „Van daaruit lopen de padden ieder voorjaar massaal hier door de wijk, om te gaan paren in de grote vijver daar verderop.”

Ook hier in de wijk is het paddenprobleem daarmee goed zichtbaar, vertelt hij. Tientallen dode padden vind je dan elke ochtend op het wegdek. En honderden padden belanden hier in putten. „Gelukkig komen ook hier vrijwilligers om padden over te zetten, en om ze uit de putten te halen.” In Nederland zijn er maar liefst 119 werkgroepen die zich jaarrond inzetten voor amfibieën. „Daardoor weten we inmiddels behoorlijk goed wat in elke stad de hotspots zijn”, vertelt Creemers. „Een stad als Nijmegen heeft al gauw zo’n 100.000 straatkolken, maar wij schatten dat je met enkele honderden aangepaste kolken al een groot verschil kunt maken.”

Padden in een Nijmeegse put kunnen zelfstandig omhoog klimmen via een trappetje.

Foto Dieuwertje Bravenboer

En met ‘aangepast’ bedoelt hij dat er een paddentrappetje in gemonteerd is: al tijdens de productie, door de straatkolkenfabrikant, of achteraf, door een gemeentewerker. „Dat is zo gepiept, met wat schroeven. Maar het moet wél even gebeuren.” En het moet góéd gebeuren. „Laatst hadden we een hele partij waarbij de trappetjes aan de achterkant van de put waren gemonteerd. Dan kan de pad er nog steeds niet uit klimmen en stoot-ie letterlijk zijn neus.” Een ander aandachtspunt is dat het trappetje niet moet loslaten. Het moet stevig blijven zitten wanneer rioolreinigers een grote zuiger in de put laten zakken om bladeren en straatvuil eruit te zuigen. „Vandaar ook dat we die modellen hier allemaal testen. Welke zijn voor de padden het effectiefst? Maar ook: welke blijven het beste zitten?”

De hoekige trappetjes, die je bevestigt in een hoek van de vierkante straatkolk, blijken op alle fronten superieur. Maar ja, niet alle straatkolken zijn vierkant. „De modernste kolken zijn juist weer allemaal rond”, wijst Creemers, die er een heeft staan op zijn proefterrein. „Maar kijk, daar zit een soort mand in, die je eruit kunt tillen om het vuil eruit te halen. Daar komen dus amfibieën achter vast te zitten. En die mand gaat ook niet goed samen met een trappetje.”

Dankbaar werk

Het geheel is dus een enorme logistieke puzzel, die veel overleg en lobbywerk vraagt, benadrukt Creemers. „Er is nu één grote fabrikant van straatkolken die het leuk vindt om mee te denken. En hij wil aan zijn groene imago werken. Maar er zijn meer producenten. Bovendien willen we natuurlijk ook trappetjes inbouwen in bestáánde kolken.”

Ziedaar het belang van de campagne ‘Pad uit de put’. Die maakt geld beschikbaar voor concrete projecten, maar moet het onderwerp vooral op de agenda zetten. En dat is nodig, weet Creemers, want het ideale trappetje ontwerpen is één ding, maar het ding succesvol en op grote schaal inzetten is een tweede. „Er komt heel wat bij kijken.”

Gelukkig zijn er veel mensen die het project een warm hart toedragen, weet Creemers. „Vooral in deze tijden, met al dat nieuws waar je niet vrolijker van wordt, is het heel fijn om iets concreets te kunnen doen. Iets moois, wat ook echt wérkt. Het is heel dankbaar werk, om die dieren weer op weg te helpen. En elke geredde pad of salamander is er toch weer eentje.”

Uit vierkante putten met een hoektrappetje weten bijna alle padden te ontsnappen.

Foto Dieuwertje Bravenboer
Lees het hele artikel