Pierre-Etienne Franc heeft dinsdagochtend op het podium van Ahoy een vraag voor het publiek. Wie van de aanwezigen vindt dat het goed gaat met de waterstofeconomie? „Steek je hand op”, vraagt de directeur van investeringsfonds Hy24.
Er gaan geen handen omhoog.
Welke toekomst is er voor waterstof als schone brandstof in de energietransitie? Om die vraag draaide het afgelopen week op de World Hydrogen Summit & Exhibition in Rotterdam. Daar kwam een sector bijeen die potentieel een enorme rol kan spelen bij de verduurzaming van de wereld, maar tegelijkertijd worstelt met een soort identiteitscrisis. „Er is veel verwarring”, zegt Franc. Ivana Jemelkova, voorzitter van de World Hydrogen Council, vult aan: „Vallen we nu van een klif of niet?”
Groene waterstof was nog niet zo lang geleden dé hoop van de energietransitie. Staalfabrieken, kunstmestfabrieken, plasticfabrieken, vliegtuigfabrikanten, truckfabrikanten én politici: allemaal hadden ze hun zinnen gezet op de lichte, schone energiedrager om de CO2-uitstoot terug te dringen.
Groene waterstof maak je met gigantische hoeveelheden energie uit hernieuwbare bronnen, zoals zon en wind, in zogenoemde elektrolyserfabrieken (in tegenstelling tot grijze waterstof, dat gemaakt wordt met fossiele energie en dus minder tot geen klimaatwinst oplevert). De afgelopen jaren kondigden talloze partijen in Europa, waaronder Shell, aan groene waterstoffabrieken te gaan neerzetten.
Van dat optimisme is weinig meer over. Projecten komen in Europa moeizaam van de grond. Groene waterstof lijkt nog jarenlang ontzettend duur te blijven. Dat houdt onder meer staalfabrikanten tegen om definitief te investeren in hun waterstofstaalfabrieken. Bekend is bijvoorbeeld dat ArcelorMittal deze ambitie voorlopig heeft geschrapt. Tata Steel in IJmuiden wil in principe nog wel door, maar wanneer het waterstof wil gaan toepassen staat niet vast. Voor bouwers van waterstoffabrieken blijft hierdoor onduidelijk van welk verdienmodel ze kunnen uitgaan.
Groene waterstof lijkt nog jarenlang ontzettend duur te blijven, wat investeerders in de sector afschrikt
Niet alleen de prijs is een probleem. De veelbesproken waterstofleiding tussen industriegebieden in Nederland en Duitsland, de Delta Rhine Corridor, loopt vertraging op, zo maakte het kabinet afgelopen zomer bekend. Niet langer moeten de dikke zwarte buizen allemaal in 2028 onder de grond liggen. Het kabinet mikt nu op rond 2032.
Ondertussen schrapte de regering-Trump de meeste vormen van waterstofondersteuning in de Verenigde Staten. Zo stagneren plannen en ontstaat er geen productiecapaciteit. Dat is een existentiële bedreiging voor de sector, nauwelijks twee jaar nadat sprake leek van een eindeloze golf nieuwe aankondigingen. En misschien nog problematischer: de situatie brengt een tijdige energietransitie in gevaar. Operationeel zijn in 2030 vereist dat de bouw van waterstoffabrieken nu van start gaat. Gebeurt dat niet, dan is is de verduurzaming van industriële sectoren erg lastig.
„De groei zit ver onder de targets”, zegt Gerben Hieminga, die voor ING de waterstofsector in de gaten houdt. De Europese Commissie wilde in Europa in 2030 een waterstofproductie hebben van ruim 9 miljoen ton. Het lijkt er echter op dat dit gaat uitkomen op 4 à 5 miljoen ton. In de Rotterdamse haven bouwt Shell een grote waterstoffabriek, maar voor veel andere plannen van deze omvang is nog geen definitief besluit genomen. Alleen in marginalere projecten zit wat meer schot.
Investeringen
Op de beurs in Rotterdam is de onzekerheid in de sector voelbaar. Het gaat vaak over het eindeloos uitblijven van FDI, ‘foreign direct investment’, oftewel de definitieve investeringsbeslissing na een eerdere aankondiging van een plan. In de haven van Rotterdam speelt dit bij meerdere projecten, van BP en Vattenfall, maar ook in andere delen van Europa.
/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data132552526-5d808c.jpg|https://images.nrc.nl/-alLGZUlhOtkfEn53PT8JsozfPM=/1920x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data132552526-5d808c.jpg|https://images.nrc.nl/RjlZVcsZe2uK0D0I7UhkvHUjtOw=/5760x/filters:no_upscale()/s3/static.nrc.nl/images/gn4/stripped/data132552526-5d808c.jpg)
Foto Kees van Veen
„We hebben vorig jaar veel vooruitgang geboekt”, zegt Carlos Barrasa van het Spaanse energiebedrijf Cepsa. Het werkt in Andalusië aan een grote waterstoffabriek: een regio die geldt als kansrijk voor groene waterstofproductie, vanwege de overvloed aan groene zonnestroom.
In de praktijk blijft een beslissing nog uit. „Een barrière is de aansluiting op het stoomnetwerk”, zegt Barrasa. „We moeten zeker weten dat we 400 megawatt stroom kunnen krijgen.” En dat lukt niet. „Hopelijk zitten we hier volgend jaar en hebben we een definitief besluit genomen.”
Maar wellicht is het grootste probleem dat groene waterstof nog te duur is voor klanten om aantrekkelijk te zijn. De prijs is 5,80 tot 8,80 euro per kilo, aldus ING in een analyse begin dit jaar - en dat is dan nog in Zuid-Europa en Scandinavië, waar zonnestroom en waterkrachtstroom in overvloed zijn. Dat is veel meer dan die voor ‘grijze’ waterstof, die is opgewekt met fossiele energie.
Waterstof zelf is er genoeg. Het is het meest voorkomende element in het universum. Maar op aarde zit het (bijna) altijd in verbindingen met andere elementen. Om waterstof met groene stroom ‘los te maken’ is duur. Klanten willen dat verschil niet zomaar betalen. „De vraag is voor mij het grote thema”, zegt Jan Taschenberger van Uniper. „Als vraag en aanbod niet bij elkaar komen, zullen we verder geen projecten zien.”
Als vraag en aanbod niet bij elkaar komen, komen er verder geen projecten
Extra ingewikkeld is dat bouwers van fabrieken het liefst langetermijncontracten willen voordat ze hun investering doen. Maar op dat soort langetermijnverplichtingen zitten klanten al helemaal niet te wachten. „Het idee is dat met opschaling waterstof goedkoper wordt”, zegt Hieminga van ING. „Dus waarom zou je je dan voor vijftien jaar tegen de hoogste prijs vastleggen?”
Shell als pionier
Een van de weinige waterstofprojecten dat wel aardig lijkt te lopen, is een grote fabriek van Shell in de haven van Rotterdam. Ter gelegenheid van de beurs zijn er talloze excursies voor geïnteresseerden naar dit lichtpuntje: het moet een van de eerste grote groene waterstoffabrieken worden van een westers bedrijf.
De parkeerplek op de grote zandvlakte achter de Nederlandse duinen staat vol geparkeerde auto’s. „Dat betekent dat er nu zo’n vijfhonderd werknemers bezig zijn”, zegt projectdirecteur Suhail Kak tegen een groepje journalisten.
Hier wordt niet alleen maar over waterstof gepraat, er wordt ook daadwerkelijk gebouwd – iets waar Shell dezer dagen graag de nadruk op legt. Buiten rijdt een rode tractor over de rijplaten, door de metalen constructie loopt een man in een blauwe overal, met helm en een transparante kap voor zijn gezicht.
In de fabriek zelf staan tien elektrolysers, die samen een vermogen hebben van 200 megawatt (ofwel genoeg om ongeveer 200.000 huishoudens van stroom te voorzien). De energie moet komen van windmolens op de Noordzee van het park Hollandse Kust, dat deels van Shell is en deels van Eneco.
Shell wist het verdienmodel rond te krijgen doordat het de waterstof zélf gaat toepassen in raffinaderijen. Maar het concern liep in Rotterdam tegen vergelijkbare problemen aan als het Spaanse energiebedrijf Cepsa in Andalusië. De fabriek zou eigenlijk pas ver in de toekomst een aansluiting kunnen krijgen van netbeheerder Tennet, vanwege de krapte op het stroomnet. Uiteindelijk kon Shell een tijdelijke aansluiting krijgen, waarvoor het wel zelf een kabel moet aanleggen.
De Rotterdamse haven zelf heeft nog grotere ambities. Het heeft ruimte vrijgemaakt voor terminalbedrijven om waterstof te importeren en voor groene waterstoffabrieken van andere bedrijven dan Shell. Maar wanneer de bouw van start gaat, als dat al gebeurt, is nog onduidelijk.
Op het congres in Rotterdam probeert de sector zichzelf met steeds terugkerende bezwerende formules moed in te spreken: fundamenteel is er niks mis met de toekomst van waterstof, er is alleen sprake van verkeerd „verwachtingsmanagement”, aldus Ivana Jemelkova vanaf het podium. Er was sprake van een ‘hype’. Ook zon- en windenergie waren er niet in een paar jaar, zegt Alexander Tancock, directeur van fabriekbouwer Intercontinental Energy, op het podium. De productiemogelijkheden voor waterstof lijken zich zelfs sneller te ontwikkelen dan die van die twee andere duurzame energiebronnen, aldus Pierre-Etienne Franc.
Tegelijkertijd kan niemand er omheen dat de situatie ernstig is. De Franse bouwer van waterstoffabrieken McPhy ging in mei failliet. ThyssenKrupp Nucera, een zelfstandige afsplitsing van het Duitse concern, maakte half mei bekend bijn geen ordes te hebben. De beurskoers van bijna 25 euro in 2023 van Nucera is gedaald tot 8 euro. Een betrokkene uit de wereld van elektrolyserbouw die anoniem wil blijven, zegt dat meerdere kleinere bedrijven als McPhy op omvallen staan.
Heldenrol
Kan waterstof nog overleven en z’n heldenrol waarmaken? De sector zelf legt de oplossing vooral bij overheden. Die moeten meer over de brug komen, met subsidies, risico-afdekking, bijmengverplichtingen en verbeterde stroomnetwerken en waterstoftransportnetwerken.
Wat op de beurs regelmatig terugkeert, is een plan van de Europese Commissie om waterstofafname verplicht te stellen voor grote industriebedrijven. Dat kan leiden tot meer investeringen en op termijn de prijs van waterstof drukken. Maar met dat beleid gaat het veel te langzaam, vindt de sector. Pierre-Etiennce Franc: „Alleen Roemenië heeft dat nu doorgevoerd”, zegt hij lachend.
Lees ook
Nederlandse waterstofeconomie kampt met ‘verlamming’, zien ze in Duitsland
:format(webp)/s3/static.nrc.nl/bvhw/files/2024/01/web-0201ecowaterstof.jpg)
Hieminga van ING zou graag zien dat er wat pragmatischer naar het onderwerp wordt gekeken. „Ik denk dat perfectionisme de vijand van het goede is geworden.” Door de poging alles in één keer goed te regelen is de markt in Europa wel erg ingewikkeld geworden, zegt volgens Hieminga. ‘Groene’ waterstof mag volgens de definitie van de EU bijvoorbeeld niet zijn gemaakt met behulp van kernenergie, en er zijn ook complexe regels voor als een waterstoffabriek ’s nachts draait op fossiele stroom, maar overdag (wanneer de zon schijnt) op groene stroom.
Hieminga wijst er ook op dat groene waterstof nu bij voorkeur alleen gebruikt mag worden in de industrie, en voor dure brandstoffen in lucht- en scheepvaart. Maar misschien is het voor het creëren van vraag wel beter als je waterstof bijmengt in het gasnet en zo woonwijken helpt te verduurzamen. „Dat is niet waar je wilt eindigen, maar misschien is het nu nodig om afnemers te creëren.”
Bij de excursie op de Tweede Maasvlakte vertelt een werknemer van de waterstoffabriek van Shell dat ze op het naastgelegen terrein onlangs een hond zag rondlopen. Dat zou een teken kunnen zijn, zegt ze, dat binnenkort ook daar gebouwd gaat worden: het terrein is bedoeld voor een waterstoffabriek, en honden lopen er over een bouwterrein om te voorkomen dat vogels er gaan broeden.