Hoe een eerzuchtig kunsthistoricus voor Hitlers Führermuseum ging roven

3 uren geleden 1

Gedreven en gepassioneerd, maar ook moeilijk, manipulatief, machtsbelust, egocentrisch en op het arrogante af. Tijdgenoten schetsten geen aangenaam beeld van de Duitse kunsthistoricus Erhard Göpel. „Zelfs zijn eigen vrouw noemde hem eerzuchtig en lastig in de omgang”, vertelt cultuurwetenschapper Ruud Breteler (67). Vrijdag 12 september promoveerde de voormalige Rotterdamse theaterdirecteur/beleidsambtenaar aan de Open Universiteit in Heerlen op zijn studie Erhard Göpel (1906-1966). Levensschets van een kunstrover.

In dat sinistere karakter liggen de antwoorden besloten op de vragen waarmee Breteler zijn onderzoek begon. Hoe komt een duidelijke liefhebber als Göpel ertoe om op grote schaal kunst te gaan roven voor de Sonderauftrag Linz (Hitlers gedroomde Führermuseum) en zelfs werken voor mensenlevens te gaan ruilen. „Zijn bescheiden middenklasse-achtergrond speelde ook een rol. Thuis hadden ze weinig met kunst. Hij ontwikkelde de liefde als jongen helemaal zelf. Toen het eenmaal zijn vak werd, ging ambitie uiteindelijk boven principes.”

Hoe stond hij tegenover het nationaalsocialisme?

„De kunstcriticus Göpel werd nooit partijlid. Ik zie hem toch als een nazi. Hij gleed er in de loop van de jaren dertig langzaam in. Van duidelijk antisemitisme heb ik daarentegen maar één schriftelijk bewijs.”

Aanvankelijk deed Göpel tijdens de oorlog heel ander werk.

„Klopt. Als dienstplichtig militair verzorgde hij propaganda en maakte hij onder meer cultureel getinte gidsjes over recent bezette gebieden. Maar dan kocht hij op dienstreis in Nederland al drie of vier kunstwerken voor de Sonderauftrag Linz. Als een soort open sollicitatie, lijkt wel. Dat werkte. Vanaf mei 1942 mocht hij massaal gaan kopen in Frankrijk, België en Nederland. Hier was hij het meest actief. Hollandse meesters stonden in hoog aanzien. Misschien speelde ook mee dat ze ‘Germaans’ waren. Hij had in Nederland ook al contacten van voor de oorlog.”

Eigenlijk was hij vanaf het begin bereid om alle mogelijke middelen in te zetten voor het verwerven van kunst

Was er toen Göpel eenmaal werkte voor de Sonderauftrag, ook sprake van een glijdende schaal in zijn manier van optreden?

„Nee, eigenlijk was hij vanaf het begin bereid om alle mogelijke middelen in te zetten voor het verwerven van kunst, tot aan het zich inzetten voor het sparen van mensenlevens in geval van aankoop (een visum voor een schilderij). In totaal verwierf hij zo’n 1.500 kunstvoorwerpen. Zijn hoogtepunt was het in één keer binnenhalen van 262 werken van de verzameling van Adolphe Schloss. Het leverde contact op met Martin Bormann, Hitlers rechterhand, en goedkeuring van de Führer zelf.”

Welke invloed had het keren van de Duitse kansen tijdens de oorlog?

„Göpel werd iets minder fanatiek in zijn werk. Bovendien ging hij zich verdiepen in rang- en onderscheidingstekens bij de geallieerden en de bijbehorende omgangsvormen. Na de nederlaag hield hij zich een tijdlang succesvol schuil en ontkwam hij aan vervolging.”

Lees ook

Lees ook Vereniging Rembrandt gaat strenger controleren op roofkunst

De ‘Rijk aangeklede dame’.

Als kunstcriticus voor kranten meed Göpel vrij kort daarna de polemiek niet. Terwijl voor iemand met zijn verleden een minder opvallend profiel misschien toch veiliger was.

„Dat was zijn aard. Die uitgesproken stukken horen ook bij het weinige wat voor hem spreekt: hij ageerde tegen zaken die hem niet aanstonden zoals een valse Picasso en kunst die vooral uit commerciële motieven van het oostelijk naar het westelijk deel van Duitsland werd gebracht.”

Wat betreft zijn oorlogsverleden verschuilde hij zich ondertussen achter leugens en halve waarheden.

„Ja. Hij had bovendien een selectief geheugen. Ik heb Göpel ook nergens kunnen betrappen op spijt over zijn optreden in de oorlogsjaren. Alleen het portret dat Max Beckmann in 1944 van hem maakte, leek hem te raken. De schilder beeldde Göpel af als iemand die zijn ziel aan de duivel had verkocht. De geportretteerde was geschokt, maar hing het werk toch op in zijn werkkamer. Later schreef Göpel: ‘Ik probeer de eigenschappen die hij mij toont kwijt te raken en in het schilderij samen te brengen. Ik weet niet in hoeverre dat lukt, aangezien dit proces geen getuigen toelaat.’ Het portret stak, ook omdat hij Beckmann goed kende en hem waardeerde. Göpel heeft later veel publicaties aan hem gewijd.”

Heeft Göpel nog last gehad van zijn eerdere werk?

„Het lukte Göpel niet om een vooraanstaande positie in de museumwereld te verwerven. Dat wilde hij wel graag. Tijdens de sollicitatieprocedure voor een plek bij de Bayerische Staatsgemäldesammlungen in 1953 kwam zelfs een telegram aan Bormann boven water.”

Göpel – al langer worstelend met zijn gezondheid – overleed in 1966. Juist op dat moment nam de aandacht voor oorlog en schuld toe. Had hij bij een langer leven meer problemen gekregen door zijn verleden?

„Waarschijnlijk wel. Al is het de vraag of de aandacht naar hem zou zijn uitgegaan. Hij was natuurlijk een van de vele poppetjes.”

In november verschijnt de publieksversie van het proefschrift: Ruud Breteler: Kunst voor de Führer – Erhard Göpel en de jacht op Europese meesterwerken. Waanders, 288 blz. € 29,99.

Lees het hele artikel