Hoe een kattenliefhebber ontdekte dat de relatie mens-dier een serieus vakgebied is

5 dagen geleden 3

Als Maarten Reesink, docent animal studies aan de Universiteit van Amsterdam, een kat was, dan was hij nu waarschijnlijk aan het derde van zijn negen levens bezig. Hij is geboren in 1963. Zijn tweede leven begon toen hij op zijn zesde voor het eerst een kat in huis kreeg. En zijn derde leven toen hij ontdekte dat het vakgebied animal studies bestond. Althans, zo klinkt het als hij erover praat: alsof hij twee keer herboren is. En bij beide wedergeboortes hoort nu een boek.

Vier jaar geleden publiceerde Reesink Dier en mens, een Nederlandse inleiding in zijn vakgebied, en nu is Planeet poes net verschenen, over de relaties tussen mensen en allerlei katachtigen, vooral huiskatten, door de eeuwen heen. Reesink beschrijft de rivaliteit tussen vroege mens- en katachtigen, de populariteit van katten op internet, en verschillende vormen van liefde en haat tussen mens en kat daartussenin. En allerlei pogingen om elkaar te begrijpen; Reesink werkt mee aan onderzoek bij NL Lab naar mens-katinteracties.

Hij vertelt ook hoe de huiskat (een nazaat van de Afrikaanse wilde kat, mens én huiskat komen out of Africa) niet alleen de stap maakte om met mensen te gaan samenleven, maar bovendien de stap om te gaan samenleven überhaupt. „Honden waren altijd al sociale dieren”, zegt Reesink. „Katten hebben zich dubbel moeten aanpassen.”

Katten kwámen, zo’n tienduizend jaar geleden, voor de muizen die ons graan wilden opeten. Ze bléven, vanaf de 19de eeuw zelfs binnenshuis, omdat we ze eten geven én goed kunnen aaien (even kort door de bocht). En ze hoorden van oudsher bij vrouwen, omdat katten zich razendsnel voortplanten, dus vruchtbaarheid zijn gaan symboliseren, en omdat moederpoezen hun jongen zo fel verdedigen.

Ik besefte: dit is wat ik altijd heb gezocht, dit is wat ik wil

Het boek begint met uw levensbeschrijving aan de hand van uw acht katten. U woont nu met Ritsel (15), de eerste was Flodder.

„Ja, mijn jongere zusje was op straat zo van een kat geschrokken dat mijn moeder vond dat er maar een in huis moest komen. In de niet zo beste buurt in Breda waar wij woonden, zwierf toen net een hongerige kitten. Die had het waarschijnlijk niet overleefd als wij haar niet hadden geadopteerd. Voor mij veranderde dat alles! Een jaar later nam mijn moeder ons voor het eerst mee naar de leeuwen in Artis, en toen wist ik wat ik wilde worden: leeuwenverzorger. Allemaal grote Flodders! Maar dat vonden mijn ouders geen goed idee, na het gymnasium.”

Te laag gegrepen?

„Je deed dat kennelijk niet. Dus ik dacht: ik ga biologie studeren. Maar dat bleek niet over dieren te gaan maar over cellen. Ik dacht: als ik dieren niet kan leren begrijpen, laat ik dan maar proberen mensen te begrijpen.”

Lang verhaal kort: hij ging naar de Universiteit van Amsterdam, haalde zijn propedeuse politicologie en studeerde af in communicatie­wetenschappen, op een scriptie over roddelbladen. Daarna werd hij docent aan de UvA, in het toen nieuwe vakgebied media studies, en specialiseerde zich in het eveneens nieuwe verschijnsel reality-tv, wat hem al snel een vaste aanstelling opleverde. „Maar dat was allemaal in een vorig leven. Ik was er snel op uitgekeken.”

Foto Saskia van den Boom

Hoe kwam u bij animal studies terecht?

„In 2005 wilde een student een scriptie schrijven over natuur­documentaires. Daar is vast niet veel informatie over, dacht ik. Maar binnen een half uur vond ik tientallen artikelen en boeken. Even later begreep ik waarom. In de jaren negentig was in Engeland en Amerika een nieuw vakgebied ontstaan: human animal studies, kortweg animal studies, over alle aspecten van mens-dierrelaties. Voor mij was dat liefde op het eerste gezicht. Ik weet nog precies waar ik zat en wat voor weer het was. Ik besefte: dit is wat ik altijd heb gezocht, dit is wat ik wil.

„Ik ging er alles over lezen en drie jaar later begon ik colleges animal studies te geven. Eerst bij mediastudies. Daar lag iedereen onder tafel van het lachen toen ik het voorstelde, maar gelukkig googelde iemand het en die zei: wacht, ik krijg 40 miljoen hits, misschien is hij serieus. Ik geef er nog steeds college, over van alles: van de dieren in Disney tot de documentaires van David Attenborough en de kattenfilmpjes op internet. Later ben ik ook college gaan geven bij het Instituut voor Interdisciplinaire Studies, maar dan heel breed: van de domesticatie van dieren in de geschiedenis tot dierenrechten en dieren in het alledaagse leven.”

Hierna wil ik nog één boek gaan schrijven: over het toepassen van AI op wat er in dieren omgaat

U bent echt een kattenmens, maar er bestaan geen heel grote karakterverschillen met hondenmensen, schrijft u. Een van de duidelijkste verschillen is dat kattenmensen gemiddeld linkser stemmen. Wel ironisch dat Geert Wilders als enige Nederlandse politicus laat zien dat hij van katten houdt.

„Wilders zou eens moeten kijken vanuit het perspectief van zijn kat, Noortje. Onze christelijke traditie heeft zich heel erg verzet tegen katten. In 1233 is er zelfs een encycliek gekomen tegen katten: katten waren duivels en moesten van de paus worden uitgeroeid. Het gevolg was dat de builenpest uitbrak, omdat de zwarte rat niet meer werd bestreden. Als er één geloof is dat wel altijd positief heeft gestaan tegenover katten, is het de islam. De profeet Mohammed hield van katten.”

Wat gaat u doen nu dit boek af is?

„Hierna wil ik nog één boek gaan schrijven: over het toepassen van AI op wat er in dieren omgaat. Daar zijn onderzoeksgroepen over de hele wereld mee bezig. Naar schatting hebben we over vijftien jaar een Google Translate voor dierentaal. Nou, toen ik dat las rolde ik van mijn stoel en Ritsel rolde mee. Bij colleges vraag ik altijd of iemand een kitten of puppy heeft, en dan zeg ik: als deze voorspelling uitkomt, kun je je kat of hond aan het eind van zijn leven vragen gaan stellen.”

Foto Saskia van den Boom
Lees het hele artikel