Heb je ooit naar twee cirkels, zoals hierboven, van exact dezelfde grootte gekeken en gezworen dat de ene groter was? Zo ja, dan zijn je ogen voor de gek gehouden door wat de Ebbinghaus-illusie wordt genoemd.
Dit is een klassiek voorbeeld van hoe ruimte ons waarnemingsvermogen kan beïnvloeden. Plaats een cirkel tussen andere kleinere cirkels en hij lijkt groter, plaats hem tussen grotere cirkels en hij krimpt voor onze ogen. Deze illusie fascineert psychologen omdat het beeld wat we hebben niet altijd klopt met de werkelijkheid. Perceptie is immers geen afspiegeling van onze omgeving, maar een constructie in onze hersenen.
Onderzoekers vroegen zich af of dieren in dezelfde trucs zouden trappen. En als een kleine vis of een vogel die illusie kan waarnemen, wat vertelt dat ons dan over hoe deze dieren hun omgeving zien en interpreteren?
Illusies zijn meer dan merkwaardigheden. Ze helpen ons begrijpen hoe hersenen sensorische informatie verzamelen en verwerken. Gaat dit mis, zoals bij de Ebbinghaus-illusie, dan kunnen de onderzoekers zien welke shortcuts en strategieën de hersenen gebruiken om de context van zo’n afbeelding te bepalen.
Zintuigelijke wereld
De illusie toont dat mensen de neiging hebben om een scène als een geheel te interpreteren voordat we ons op de details richten. Alleen niet alle dieren leven in dezelfde zintuigelijke wereld als de mens. Door illusies bij verschillende dieren en soorten te testen, kan onderzocht worden of dit verklaard kan worden door genen of door evolutie. Bijvoorbeeld omdat de dieren zich snel moesten aanpassen aan complexe situaties zoals het opmerken van roofdieren of het inschatten van de grootte van een groep. Terwijl specifieker waarnemen de voorkeur kan hebben bij soorten die afhankelijk zijn van nauwkeurige objectherkenning, zoals het uitkiezen van zaden of prooidieren tegen een rommelige achtergrond. Zij hoeven dus niet meer in het zicht te hebben, maar wat ze zien moeten ze wel met veel aandacht voor detail kunnen waarnemen.
Vissen versus vogels
De onderzoekers vroegen zich af of dezelfde illusie zowel een vis als een vogel zou kunnen misleiden. Ze onderzochten daarom twee geheel verschillende soorten: de guppy en de ringduif. Guppy’s leven in ondiepe tropische beken met weerkaatsend licht. De beken zijn bovendien dichtbegroeid en worden bewoond door onvoorspelbare roofdieren. Hun overleving hangt af van snelle beslissingen: het kiezen van partners, zich aansluiten bij scholen en het ontsnappen aan bedreigingen. Het is daarom cruciaal om in een oogopslag de relatieve grootte te kunnen inschatten.
Ringduiven zijn daarentegen op het land levende dieren die vooral zaden eten. Een groot deel van de dag spenderen ze dan ook aan het zoeken en eten van zaadjes. Precisie en aandacht voor fijne details kunnen belangrijker zijn dan het analyseren van hun hele omgeving op dat moment. Bovendien stelt hun binoculaire zicht hen in staat om afstand en grootte op een andere manier in te schatten.
Misleiden met eten
Bij het experiment gebruikten de onderzoekers voedsel om de cirkel te vormen. Bij guppy’s werd vissenvoer gebruikt, voor duiven waren dit gierstzaden. Bij de cirkel die optisch groter leek kozen de guppy’s er vaker voor om erop af te zwemmen, dan als de cirkel optisch kleiner leek. Hun waarneming kwam daarmee sterk overeen met die van mensen. Bij ringduiven was dit een ander verhaal. Als groep vertoonden ze geen neiging om op de illusie af te lopen. Als duiven alleen waren verschilde dit per duif. Sommigen gedroegen zich als mensen, anderen liepen er juist van weg. Veel duiven leken de cirkels bovendien helemaal niet te zien. Deze verschillen kunnen erop duiden dat duiven vertrouwen op meerdere strategieën om hun omgeving waar te nemen. Ze zijn daarbij meer gefocust op dichtbij, gericht op details en minder beïnvloed door de rest van de omgeving.
Waarom is dit belangrijk?
Hoe we dingen waarnemen hangt samen met hoe we onze omgeving ervaren. Voor de guppy’s betekent dat dat het interpreteren van de hele omgeving op dat moment hen kan helpen om door de wilde stromen te zwemmen, grote vijanden te spotten of een school vogels aan te zien komen. Voor duiven, die gewend zijn zaden te onderscheiden tegen een rommelige achtergrond, kan het nuttiger zijn om zich te richten op absolute grootte en lokale details.
Geldt dit dan voor alle vissen en vogels? Nee, zeggen de onderzoekers. Tussen verschillende soorten vogels, maar ook vissen is er vaak variatie. De gemengde reacties bij de duiven suggereren dat individuele ervaring of aangeboren vooroordelen sterk kunnen bepalen hoe een dier illusies interpreteert. Net als bij mensen, bij wie sommigen veel meer voor de gek worden gehouden door illusies dan anderen, is perceptie bij dieren niet universeel.

22 uren geleden
2









English (US) ·