Beau (8), gekleed in het zwart-rood van zijn zwemvereniging De Duinkikkers, wil best wat vragen beantwoorden. Maar zijn beleefdheid strijdt om voorrang met zijn verantwoordelijkheidsgevoel. Hij kijkt zijn vader even aan. „Ik moet wel op tijd zijn voor het zwemmen.” Over een paar minuten begint hier in zwembad De Engh in Soest de Kikkersprint, een wedstrijd voor tien lokale zwemverenigingen.
Even dan. Of hij gehoord had dat de regels voor het wedstrijdzwemmen bij kinderen zijn veranderd? Een vertwijfelde blik. „Dat iedereen foutjes mag maken, dat het allemaal niet zo erg is”, verduidelijkt zijn vader. Jeugd onder de tien jaar wordt sinds september bij wedstrijden niet meer gediskwalificeerd voor de meeste foutjes, zoals per ongeluk een verkeerde slag maken.
Daarnaast zijn er geen prijsuitreikingen meer onder de tien. Terwijl Beau, en waarschijnlijk ieder ander kind met hem, het „best wel fijn” vond om een prijs te winnen. „Dan had ik het gevoel dat ik het echt heel goed gedaan had.” Hij heeft het een paar keer meegemaakt, vertelt hij. „Best veel, vier of drie keer.”
Het idee is dat kinderen hierdoor meer plezier hebben, minder externe druk ervaren. Beau weet ook dat de bedoeling is dat hij meer let op zijn eigen race, in plaats van zich te vergelijken met anderen. Enthousiast: „Eigenlijk is deze wedstrijd niet echt een wedstrijd, maar je zwemt tegen jezelf. Als je bijvoorbeeld een pr hebt gezwommen, dan heb je gewonnen van de vorige keer.”
Uitslagen voortaan op alfabet
Geen podiumplekken en geen diskwalificaties meer: afhankelijk van wie je het vraagt is dat een relatief kleine aanpassing, of een verandering met mogelijk desastreuze gevolgen.
Coach van zwemvereniging de Duinkikkers Sven van van Zanten is van de eerste school. Vlak voor aanvang van de wedstrijd zegt hij langs de badrand, stopwatch in de hand, dat er in het water „eigenlijk niks veranderd is”. „Je zult zien dat die kinderen meteen naar links of naar rechts kijken als ze aantikken.” Het fanatisme is er dus nog, bedoelt hij. De beste zwemmers racen nog steeds tegen elkaar. En de tijden worden na afloop gedeeld. Van Zanten: „Straks, als de jury ze verwerkt heeft, komen ze daar op die blauwe deur te hangen.” Maar dan op alfabet, in plaats van op rangorde. „We willen niet meer de nadruk leggen op het feit dat die eerste was en die laatste.”
Nou is Van Zanten niet alleen zwemcoach hier in Soest, hij is ook lid van de ’taakgroep wedstrijdzwemmen onder 12 jaar’ van zwembond KNZB en daarmee medeverantwoordelijk voor de nieuwe zwemregels. Die waren nodig, vond de bond, onder meer omdat het aantal jonge wedstrijdzwemmers al jaren daalt.
Ook andere bonden hebben soortgelijke problemen, vooral met tieners. Een flink deel van de jongere kinderen sport nog wekelijks in verenigingsverband: maar vanaf twaalf jaar begint een „sterke uitstroom”, in de woorden van sportkoepel NOC-NSF. In een paar jaar tijd halveert het aantal jongeren dat lid is van een sportvereniging, van ruim 60 naar 30 procent. Bonden zijn druk met de vraag of en hoe dit tij te keren is. Hoe kweek je – langdurig – sportplezier?
Die vraag is, om te beginnen, van belang voor de verenigingen zelf, om uitholling tegen te gaan. Maar de brede maatschappelijke context is minstens zo urgent. Bijna de helft van de kinderen in Nederland beweegt te weinig. Een op de zes kinderen speelt nooit buiten. Motorische vaardigheden worden slechter. Bijna 15 procent van de kinderen tussen de vier en elf jaar heeft overgewicht.
Foto Dieuwertje BravenboerHoe kan het anders? De KNZB was er maandenlang mee bezig, onder meer door te praten met leden, en met andere sportbonden die al eerder stappen namen, zoals voetbalbond KNVB en hockeybond KNHB. Er werd ook over de grens gekeken. Een delegatie ging op werkbezoek naar de zwembond in Zweden, waar al sinds 2022 nieuwe wedstrijdreglementen gelden, die veel lijken op de recente Nederlandse aanpassingen. „Kinderen mogen in Zweden fouten maken en daarvan leren”, observeerde Van Zanten vorig jaar. „Je ziet dan ook dat de sfeer rondom een wedstrijd veel relaxter is.”
Deze zomer was de taakgroep klaar. Op de site verscheen de nieuwe richtlijn. De eerste pijler: „Plezier en ontwikkeling van het individu staan voorop.” Daaruit volgen praktischer zaken, zoals de alfabetische uitslagenvolgorde en het afschaffen van nationale selecties voor jongere kinderen.
Ik denk dat veel Nederlanders die betutteling, die aai-over-de-bol-mentaliteit een beetje beu zijn
Ook de clubs werden ingelicht over het nieuwe beleid, dat bijhet begin van het nieuwe seizoen, in zou gaan. En toen brak een storm los.
De KNZB werd overspoeld met negatieve reacties. Van ouders, coaches, kinderen. Zeventig zwemclubs schreven de KNZB een kritische brief. Het bij de Eindhovense vereniging PSV waarin coach Klaas-Erik Zwering zegt dat wedstrijdzwemmen geen ‘meedoenzwemmen’ moet worden. Veelzeggend zijn ook de bijna tachtig reacties op het Instagram-account van het Jeugdjournaal, voornamelijk van kritische volwassenen. „En hoe precies wil je zorgen voor toptalenten, als het ‘alleen maar voor de fun’ is”, vraagt een van hen zich af.
‘Aai-over-de-bol-mentaliteit’
Die reactie is van Floor van Dijk, oprichter van een bedrijf dat zwemlessen verzorgt. Telefonisch vertelt ze dat ze twee jongens „in de topsport” heeft. Haar zoons van zes en acht doen fanatiek aan schoonspringen. Van Dijks zorg is dat kinderen door het wegvallen van podiumplekken „niet leren omgaan met teleurstellingen”, omdat ze simpelweg niet kunnen verliezen. En dat zonder diskwalificaties „een slordige sport” ontstaat. Naast deze concrete punten, echoot in haar kritiek ook iets groters. Van Dijk: „Ik denk dat veel Nederlanders die betutteling, die aai-over-de-bol-mentaliteit een beetje beu zijn.”
Zijn we als maatschappij, zeker de jeugd, niet een beetje te slap geworden? Marco Neuvel hoort dat „heel vaak”. Neuvel, die sportverenigingen adviseert over het verbeteren van hun jeugdopleidingen, snapt dat ook wel: de rubbertegels in de speeltuin, die tieners op hun elektrische fietsen. Toch is hij het er niet mee eens. Kinderen staan nu juist meer onder druk dan vroeger, denkt hij. „Dat begon op school, met al die aandacht voor de Citotoets, het schooladvies. Nu is die prestatiedruk ook doorgedrongen in de sport.”
Neuvel, die zelf in de jeugdopleiding van Ajax zat, noemt als voorbeeld de voetbalscholen, commerciële instellingen die naast de traditionele verenigingen zijn opgekomen. „In het hockey begint dat ook te komen, een-op-een-trainingen met jonge kinderen. Allemaal vanuit de illusie van maakbaarheid, het idee dat je kind de top kan halen.” Terwijl die kans erg klein is. „Van de kinderen die bijvoorbeeld de jeugdopleiding van een profvoetbalclub doorlopen, haalt 2 procent het.” En dat kan ook betekenen: één gespeelde wedstrijd.
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/12/19113212/221225SPO_2025749822_3.jpg)
Een official houdt tijdens de wedstrijd een zwemmer in de gaten.
Foto Dieuwertje BravenboerJuist die druk om te presteren is voor kinderen een reden om af te haken, weet Neuvel uit de praktijk. En in wetenschappelijk onderzoek komt dat inzicht ook steeds bovendrijven. Kinderen stoppen niet omdat ze verliezen, maar vanwege „overdreven aandacht voor resultaten, onderlinge vergelijking, druk”, zegt Ryan Snelgrove, universitair hoofddocent sport- en recreatiemanagement aan de Canadese University of Waterloo. En wanneer ze zich „niet langer competent, gesteund en onderdeel van de groep voelen”. In Canada werd om die redenen het jeugdprogramma voor ijshockey en voetbal tien jaar geleden aangepast. Dat maakte ook veel los. Snelgrove: „Maar ik denk vaak dat het debat te simpel ‘geframed’ wordt.” Het gaat niet over wel of geen competitie bij jongere kinderen, zegt hij, „maar over gezonde competitie versus ongezonde druk”.
Het gaat niet over wel of geen competitie bij jongere kinderen, maar over gezonde competitie versus ongezonde druk
Zwemcoach Van Zanten ziet in zijn omgeving hoe hoog de verwachtingen soms zijn. „Nu ga ik een beetje lullig doen, maar veel ouders denken dat hun kind de nieuwe Ranomi is.” Als prestatiegerichtheid puur vanuit kinderen zelf komt vindt hij dat „heel mooi, maar negen van de tien keer is dat niet zo”. Althans, kinderen willen absoluut winnen, zegt Van Zanten, maar volgens hem vooral op het moment zelf, als ze naast elkaar in het water liggen. „Het zijn vaak de ouders die daarna online ranglijsten opzoeken en zeggen: kijk, ze staat vierde van Nederland.”
‘Topteams en afvoerputjes’
Voor hockeybond KNHB was dit in 2018 al een reden om te stoppen kampioenschappen bij de jeugd onder twaalf. Maar spannender, zegt Karien Meuleman van de KNHB, was het advies aan clubs om jeugd onder twaalf niet langer op ’talent’ te selecteren, maar voornamelijk op motivatie en vriendjes en vriendinnetjes. Soms, bij grote verenigingen met veel teams kan niveau „meegenomen worden”, zegt Meuleman, maar het streven is niet langer ‘een topteam’ en ‘een afvoerputje’ te hebben. Tegelijkertijd werden de nationale selecties, eerder vanaf de onder twaalf, bijgesteld naar onder veertien.
Het nieuwe selectiebeleid heeft „wat stof doen opwaaien”, zegt Meuleman. „Zo’n grote cultuurverandering geeft weerstand.” Waarom koos deKNHB er toch voor? Deels om de druk die selecties met zich meenemen bij jonge kinderen te verminderen en om ze niet dat ‘afvoerputjesgevoel’ te geven. Maar ook omdat de bond ervan overtuigd is dat talent op zo’n jonge leeftijd niet goed te herkennen is. Meuleman: „Kinderen ontwikkelen zich heel grillig.”
Daarbij speelt ook mee dat jongens en meisjes die vroeger in het jaar jarig zijn bij selecties een voordeel hebben: een kind uit januari is gemiddeld genomen een stukje groter, sterker, verder dan een kind uit december. Maar dat zegt niks over talent. Ook de KNVB verwijst naar dit ‘geboortemaand-effect’, door wetenschappers voor het eerst aangetoond in het Canadese ijshockey, en stelt dat het in het voetbal „sterk” naar voren komt.
Door vroege selecties wordt een eventuele voorsprong alleen maar verder aangejaagd. Meuleman: „Als je kinderen snel als talent aanwijst, krijgen ze de beste trainers, het beste veld, het beste materiaal. Een kind dat het op jonge leeftijd nog niet laat ziet, loopt een achterstond op.” En andersom: bij aangewezen talent ligt weer op de loer dat ze „hockeymoe” worden, zegt ze.
Hoe dan wel? Het basisprincipe is volgens Meuleman dat ieder kind moet kunnen „groeien”. In de praktijk betekent dat: aandacht krijgen, of je nou de gangmaker van het team bent of degene die de bal het vaakst in het net jaagt. Veel aan de bal kunnen zijn bij wedstrijden (mede daarom zijn de teams bij de jonge jeugd ook kleiner). Niet op de bank belanden omdat je vorige week slecht hebt gespeeld. Zelf keuzes kunnen maken op het veld, geen „joystickcoach” aan de kant hebben staan. En verliezen hoort er ook bij, zegt Meuleman. Graag zelfs. „Dat moet je leren. Maar het mag niet jouw identiteit raken.”
Of dat werkt om kinderen te behouden? Volgens Meuleman zitten de ledenaantallen bij de KNHB, vooral bij de onder twaalf, sinds dit jaar weer in de lift. Maar ze erkent dat het lastig is om dat direct aan de nieuwe visie te verbinden.
En de topsport dan? Het herkennen van uitzonderlijk talent? Volgens de lijn van NOC-NSF begint de opleiding tot topsporter „gemiddeld” bij vijftien jaar. De route naar topsport hoeft „niet op heel jonge leeftijd” te beginnen. Wat betreft hockey zegt Meuleman: „De echte talenten komen uiteindelijk wel bovendrijven, vanaf de leeftijd van twaalf jaar hebben wij hier steeds meer aandacht voor. Tot die tijd ligt de focus vooral op spelen en fan worden van het spelletje.” Ook de bondscoaches, zegt Meuleman, „staan achter dit beleid.”
‘Niet gedist’
Iris (9) heeft haar badmuts al op. Over een paar minuten duikt ze hier in Soest in het water vanaf startblok drie, voor een. Ze vertelt dat ze de nieuwe regels eerst niet zo leuk vond. „Want als je een medaille kunt winnen, doe je meer je best”, zegt ze. „En dan kan je ook iets ophangen.”
Toch, als ze net haar estafette achter de rug heeft, blijkt dat ze zich – bereidwillig als kinderen kunnen zijn – ook wel kan vinden in het idee van winnen van jezelf. „Dat vind ik ook zeker cool”, zegt ze opgewekt. „Mij maakt het allemaal heel blij: als ik een betere tijd zwem zonder een medaille. En als ik een medaille win en niet mijn tijd verbeter, is dat ook leuk.” Maar dat kinderen onder de tien bijna niet meer gediskwalificeerd worden, is volgens haar „raar”. „Dan doe je een heel andere slag ofzo, en dan word je niet ‘‘.” Al weet Iris zelf ook: leuk is het niet. „Ik heb het ook een keer gehad. Moest ik 200 meter borst- en schoolslag en allebei was ik ‘gedist’.”
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/12/19113356/221225SPO_2025749822_4.jpg)
Iris (9) op het startblok.
Foto Dieuwertje BravenboerDe KNZB zegt dat ze van veel kinderen terug hoorden dat ze diskwalificaties vervelend vonden. Een wedstrijd is toch al veel wachten voor maar een paar minuutjes in het water. En neem dat jongetje op blok 4, dat Van Zanten net een fractie te vroeg in het water zag tuimelen. Valse start, officieel. Maar het is voor zo’n kind wel erg demotiverend als zijn race nu niet zou meetellen, zegt hij. Niet dat die valse start geen aandacht behoeft. „Zijn coach heeft dat echt wel gezien. Die begint er in de training over.”
‘Alleen regels veranderen is niet genoeg’
Maanden na de invoering van de nieuwe regels, is de rust nog steeds niet teruggekeerd in het wedstrijdzwemmen. De KNZB voelde zich na de felle kritiek al genoodzaakt aanpassingen te doen: het beleid dat eerst zou gelden voor de jeugd onder twaalf, werd teruggeschroefd naar de onder tien. Van Zanten vindt het jammer, maar zo veel boze reacties kon de bond niet negeren.
Kinderen willen absoluut winnen, maar het zijn vaak de ouders die daarna online ranglijsten opzoeken en zeggen: kijk, ze staat vierde van Nederland
Het toont aan: je moet als bond iedereen meekrijgen, zegt Marco Neuvel. Je moet ouders goed begeleiden, coaches opleiden in de nieuwe zienswijze. Neuvel: „Alleen regels veranderen is niet genoeg.” Er moet „een cultuurverandering” in gang gezet worden. Gemakkelijk is dat niet. Want hij weet dat er in het voetbal genoeg ouders zijn die alsnog schaduwstanden bijhouden en kampioenschappen vieren, en dat geldt voor hockey net zo.
De KNZB had de verenigingen „veel eerder” moeten meenemen in het nieuwe beleid, zegt coach Klaas-Erik Zwering terugkijkend. „Dan heb je niet zoveel reuring.” Ook Van Zanten erkent dat „de communicatie” beter had gemoeten. Zwering, die in het Jeugdjournaal waarschuwde voor ‘meedoenzwemmen’, was aanvankelijk heel kritisch. Maar hij zegt dat zijn beeld kantelde sinds hij in november sprak met Jacco Verhaeren, die sinds een jaar weer verbonden is aan de KNZB als ‘performancestrateeg’ in het topzwemmen, en toevallig ook zijn coach was toen Zwering in 2004 olympisch zilver won met de estafetteploeg. Verhaeren vertelde hem over dat ‘geboortemaand-effect’ en hoe het onderzocht was bij zwemmers in Australië. En daarbij: „Ik heb twintig jaar geleden mijn laatste wedstrijd gezwommen. Dus soms moet je ook wel in de spiegel kijken: klopt dit nog wel?”
Dus hij is om? „Eh, ja, ik ben wel om ja. Of, nou ja, ik begrijp dat we dingen anders moeten doen.” Tegelijkertijd maakt hij zich nog steeds zorgen om die talentvolle kinderen die echt van competitie houden. Volgens de KNZB wint 80 procent van de kinderen nooit wat bij wedstrijden. „Maar”, zegt Zwering, „hoe zorgen we dat we die 20 procent aan boord houden?”
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/12/19113421/221225SPO_2025749822_5.jpg)
Iris (9) en haar zusje tijdens de Kikkersprint in zwembad De Engh in Soest.
De KNZB staat pas aan het begin, maar de bond belooft de veranderingen grondig te evalueren, zegt Marin Mulder, projectleider jeugd bij de bond. Er staan nog vragen open, zoals die van zwemcoach Zwering. Of: hoe zorg je voor een goede overgang als kinderen vanaf tien wél vaker gediskwalificeerd kunnen worden? En de grote vraag: gaat dit beleid extra zwemmers aantrekken? Mulder zegt alvast: „We kunnen niet iedereen behouden in de zwemsport.” Er speelt van alles in de maatschappij, mensen zijn minder geneigd om zich vast te leggen in de structuur van een sportvereniging. „Maar laten we dan zorgen dat kinderen in elk geval niet uitstromen omdat ze onze sport niet leuk vinden.”
Mooi zwemmen, lange slagen
Als Beau op het startblok klaar staat voor de 100 meter wisselslag, schetst Van Zanten vanaf de andere kant van het bad hoe hij als zwemmer in elkaar steekt. „Beau is heel erg van: ik moet snel. Dat moet natuurlijk helemaal niet. Hij moet het nétjes doen. Maar dat is ook de onder tien. Lekker van hup, hup, hup. Die techniek komt vanzelf.”
Eenmaal gestart loopt Beau steeds verder uit. Met zeker een halve zwembadlengte finisht hij als eerste. Of, zo kun je het ook zien, met een persoonlijk record dat zeven seconden sneller is dan zijn vorige.
Van Zanten legt natuurlijk de nadruk op het laatste. Hij loopt naar Beau toe, die net weer aan de kant staat, de afdruk van zijn zwembril nog afgetekend in zijn gezicht, en zegt: „Supermooi dat je jezelf verbetert. Maar wat ik nog belangrijker vind: niet alleen door hard, maar door mooi te zwemmen, met lange slagen.”
Hij heeft ook nog „twee tipjes”. Goed afzetten bij de start is de eerste. „En het tweede: bij de rug, wat moet je dan doen?”
Beau: „Tellen.” Beau moet proberen te berekenen wanneer hij gaat aantikken, in plaats van achterom te spieken.
„En wat deed jij”, vraagt Van Zanten.
„Omdraaien. Maar niet helemaal.”
„Nee, gelukkig niet.”
Bij de 25 meter rugslag van straks, zijn laatste nummer, belooft Beau zich nu echt niet om te draaien. „Ook al stoot ik mijn hoofd.”
Maar eerst nog even de vraag: nu heeft hij dik gewonnen maar krijgt hij geen medaille. Of dat niet een beetje jammer is? „Nee, maakt niet uit”, zegt Beau monter. „Het gaat om het plezier en de snelheid die je maakt. Wat ik al aan het begin van de wedstrijd zei: je moet tegen jezelf zwemmen.”
Helemaal volgens het boekje. Als Van Zanten dat even later hoort reageert hij enigszins verrast. „Zei hij dat?” En dan, tevreden: „Heel goed.”
De journalistieke principes van NRC

/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/12/17145417/241225WET_2019379511_NJN6.jpg)
:format(jpeg):fill(f8f8f8,true)/s3/static.nrc.nl/taxonomy/31c3a62-DijkgraafRobbert1280.png)
/https://content.production.cdn.art19.com/images/07/d4/34/68/07d43468-8b48-4130-b809-fb75ef8b6ab6/5e18ab12d98ae7c2c58d68e7ae81cb151838534cb67121a718ab909d6856e42b09f7fdbba91732110ab564525de0941b02b8667823ed57831a6be87d903d1b8b.jpeg)

English (US) ·