Landerig zwemmen, zonnebaden en ronddobberen terwijl het gezin in scherven valt

2 uren geleden 1

Noem het zomerarthouse: lome films die je op hoogst artistieke wijze doen verlangen naar de komende zomervakantie. Zoals Kyuka, Before Summer’s End: een exercitie in de stijl van de Griekse ‘weird wave’: denk dus aan semi-incestueuze gezinsrelaties, rare spelletjes en algehele vervreemding.

Regisseur Kostis Charamountanis is een overijverige leerling uit het klasje van meester Yorgos Lanthimos (Poor Things). In Kyuka brengt hij ons hartje zomer op het zeiljacht van vader Babis en diens olijke tweeling Konstantinos en Elsa. Ooit ging moeder sigaretten halen en keerde ze nooit terug. Best begrijpelijk, want pa Babis is gesloten, gefrustreerd en humeurig en de tweeling oogt wel erg afhankelijk en infantiel voor hun leeftijd. In een baai blijkt de vader een rendez-vous te hebben geregeld met de verdwenen moeder. Ook een halfzusje duikt op, alsmede ma’s nieuwe vriend Dmitri.

Vermoedelijk althans: de plot is een raadsel, men spreekt niets uit maar kissebist in metaforen en de soundtrack detoneert vaak bewust met het beeld. Terwijl men landerig zwemt, zonnebaadt en ronddobbert valt zowel het gezin als de speelfilm langzaam in scherven. Na een dromerig intermezzo met aquariumbeelden en poëzie nodigt Babis zijn seksuele rivaal Dmitri op zijn zeilboot uit om vis te eten. Daar knettert het testosteron in een verhitte, totaal gedeconstrueerde ruzie over vissen: doe je dat met harpoen (Dmitri) of hengel (Babis)?

Dat vissen voor meer staat, blijkt uit Babis’ pregnante voorkeur voor peniswormen als aas en zijn ontzetting dat de visjes bij hem niet langer bijten. Tijdens de ruzie leeft Charamountanis zich uit in hectische vormexperimenten: jump cuts, versnelling, vertraging, dramatische zoom, schudcamera, terugdraaien, herhalen. „Tijd bestaat niet meer, de tijd heeft ons opgeslokt”, verklaart een vertelstem dat visuele machtsvertoon. Me dunkt dat je op minder gekunstelde wijze met toxische masculiniteit kunt afrekenen.

Gondola

Zo ontwijkend en doorwrocht als Kyuka is, zo simpel, onschuldig en recht door zee is Gondola, opgenomen in de Georgische Kaukasus. Het is een woordeloze, pseudo-naïeve film zoals Veit Helmer ze meer maakte sinds zijn veelgeprezen filmdebuut Tuvalu (1999). Helmer, die vaak in de voormalige Sovjetruimte filmt, sluit met dit dorpssprookje aan in de traditie van Tati, Wes Anderson en Jean-Pierre Jeunet.

‘Gondola’, opgenomen in de Georgische Kaukasus, heeft zo’n reservoir aan feelgood opgebouwd dat je de film veel vergeeft.

De Georgische meisjes Iva en Nino – in hun conducteurspakjes lijken ze elkaars spiegelbeeld – bevrouwen een roestige oude kabelbaan die schoolkinderen en boeren met balen stro over een diep dal vervoert. Bij elke oversteek komen de gondels van Iva en Nino elkaar in het midden tegen, en al snel sloven de dames zich uit in creatieve gestes. Ze bouwen hun gondel om tot auto, stoomboot of raket, gooien elkaar granaatappels toe, doen serenades met viool of trompet. Het wordt zelfs zwoel. Obstakel voor de ontluikende damesliefde is hun chef, een klassieke bullebak die nu en dan opduikt om roet in het eten te gooien.

Schattig volstaat niet om Gondola te beschrijven, daar heb je Engels woorden als whimsical, quirky en twee voor nodig. Noemde ik dat vertederende jochie en meisje met vlechtjes die glasorgel spelen, de man in rolstoel die leert vliegen, de schilderachtige boertjes die vanuit het dal musiceren met zingende zaag en zinken pannen? Het centrale idee – strapatsen in de kabelbaan – is tegen het eind wat repetitief, de schattigheid wordt dan bijna ondraaglijk. Maar Gondola heeft al zo’n reservoir aan feelgood opgebouwd dat je de film veel vergeeft.

Lees het hele artikel