Mensenrechtencollege: reders discrimineren door Aziatische zeelui minder te betalen

1 dag geleden 4

Twee Nederlandse reders hebben zich schuldig gemaakt aan discriminatie door een Filippijnse en een Indonesische zeevaarder minder te betalen dan hun Europese collega’s. Dat oordeelt het College voor de Rechten van de Mens maandag. De scheepskoks Adrian Lawendatu uit Indonesië en Rolan Garido uit de Filippijnen kregen ongeveer de helft minder betaald dan hun collega’s, terwijl ze vergelijkbaar werk deden.

De beide reders die de twee in dienst hadden, stelden dat ze volgens de geldende cao’s handelden. Daarin wordt voor de hoogte van het salaris inderdaad gekeken naar het woonland. Dit was volgens de werkgevers gerechtvaardigd, omdat het prijspeil in Indonesië en in de Filippijnen lager ligt dan in Europese landen.

Onderscheid in cao

De Nederlandse reder VSO, waar Lawendatu werkte, hanteerde een cao die alleen gold voor zeevaarders met de Indonesische nationaliteit. Daarmee staat vast dat de reder hem discrimineert „op grond van nationaliteit bij de beloning”, oordeelt het College.

De cao die Maritime Performance toepaste, de werkgever van de Filippijn Garrido, is op het oog wat neutraler. Die maakt ook onderscheid in de beloning, maar doet dat op basis van het woonland van de werknemer, en niet op nationaliteit of etniciteit. Maar omdat in de praktijk vooral zeelieden uit de Filippijnen – de wereldwijde hofleverancier van matrozen – geraakt worden, is er sprake van een „indirect onderscheid op grond van nationaliteit en ras”, aldus het College.

Zo’n onderscheid mag, maar dan moet er wel een „objectieve rechtvaardiging” voor zijn. Volgens de rederijen is die ingevoerd, omdat ze met gelijke betaling „niet langer concurrerend” kunnen blijven. Een redenering die in 1997 nog wel standhield bij de Commissie Gelijke Behandeling, de voorganger van het mensenrechtencollege. Destijds wees de verantwoordelijke minister erop dat de inzet van „goedkope, buitenlandse schepelingen reeds eeuwenlang de praktijk is”.

Koloniale structuren

Krap dertig jaar later liggen de verhoudingen anders, vindt het College. „Inmiddels is het bewustzijn gegroeid over de gevolgen van koloniale structuren. Maar in de maritieme sector ziet het College dit niet terug.” De maritieme sector onderbouwt zijn bewering over de concurrentiepositie niet genoeg en heeft onvoldoende onderzoek naar andere oplossingen gedaan.

Bij de Koninklijke Vereniging van Nederlandse Reders heerst „verbazing alom” over de uitspraak, zegt voorzitter Annet Koster. „Dat maakt het lastig om nu precies te zeggen wat de vervolgstappen zullen zijn.” De brancheorganisatie wil onderzoeken wat het risico is dat reders nu „massaal gaan uitvlaggen” en hun schepen in andere landen gaan inschrijven. „En wat dat dan weer betekent voor de arbeidsvoorwaarden en de weerbaarheid van de sector.”

Scheepskok Garrido zei dat hij een klassenverschil ervoer door de lagere beloning die hij als Filippijn kreeg. Het College volgt hem daarin. „Een systeem dat armoede in het land van herkomst gebruikt als reden voor lager loon, leidt tot een structureel ongelijkwaardige positie aan boord.” Garrido maakte de uitspraak zelf niet meer mee. Afgelopen mei overleed hij op 54-jarige leeftijd.

Lees ook

Filippijnse en Indonesische zeelui krijgen minder betaald. Mag dat?

Scheepskoks Adrian Lawendatu (rechts)  en Rolan Garrido.

De uitspraak van het College gaat alleen over deze specifieke casussen en er zijn geen directe juridische consequenties aan verbonden. De stichting Equal Justice Equal Pay, die Lawendatu en Garrido steunde, zei eerder het oordeel als een „hefboom” te willen gebruiken in een collectieve claimzaak. Daarbij zouden inmiddels bijna 14.000 zeelieden zich hebben aangemeld, onder wie vooral Indonesiërs en Filippijnen.

„Deze zaak staat voor een groter probleem dan alleen deze twee zeelieden”, zegt Frank Peters, de advocaat van Lawendatu en Garrido. Daarom werd de zaak toegespitst op de financiële kant van de ongelijke behandeling. „Die laat zich goed veralgemeniseren.”

Lees het hele artikel