Voorovergeboven, met de handen op het toetsenbord van haar computer, luistert Savannah Koomen (30) naar de man tegenover haar. Op papier is hij dakloos, in de praktijk woont hij al zeven jaar in een huis dat hij via een schimmige constructie kon huren. Omdat hij nergens formeel staat ingeschreven, is hij in de bureaucratie vastgelopen: zonder adres geen DigiD, en dus geen toegang tot voorzieningen.
Voor juridische hulp zit de man nu aan tafel bij Koomen. Terwijl hij zijn verhaal doet, vult Koomen de takenlijst in op haar scherm: inschrijving, zorgverzekering, uitkering. Nog voor het gesprek voorbij is, stuurt ze een verzoek tot verhuizing naar de gemeente. Als na controle blijkt dat hij er inderdaad al jaren woont, kan hij zich eindelijk inschrijven.
Twee jaar geleden werkte Koomen nog als advocaat, vaak voor bedrijven die alleen een brievenbus in Nederland hadden. Inmiddels is ze manager kwaliteit en innovatie bij stichting Je Goed Recht. Die overstap maakte ze uit wat ze zelf „morele ambitie” noemt — een begrip dat sinds het gelijknamige boek van Rutger Bregman uit maart 2024 een populair gespreksthema is geworden onder jonge professionals.
Niet langer draait alles om geld verdienen voor jezelf, of om winst te maken voor een bedrijf, maar juist om bij te dragen aan iets goeds, met maatschappelijke betekenis. Hoe vaak jongeren om die reden het bedrijfsleven verlaten, is onduidelijk — harde cijfers ontbreken, net als onderzoek naar een mogelijk effect van Bregmans boek. Om toch een beeld te krijgen, sprak NRC met drie jonge professionals die, gedreven door die morele ambitie, hun baan in het bedrijfsleven opzegden.
savannah Koomen‘Dit is precies wat ik zocht: wel snelheid en creativiteit, maar in dienst van iets maatschappelijk relevants’
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/08/18185900/data136201861-15ee2d.jpg)
Savannah Koomen.
foto edayatullah Amid„Uiteindelijk ging het in mijn oude baan vaak maar om één vraag: gaat het geld de ene kant op, of de andere?” zegt Savannah Koomen. Nu werkt ze in een straat vol kappers, shoarmazaken en telefoonwinkels, waar de juridische vragen van een geheel andere orde zijn. Binnen komen buurtbewoners langs voor advies over huur, schulden of erfenissen. „We zijn een soort juridische huisartsen.”
Je Goed Recht, de stichting waarvoor Koomen werkt, heeft twee locaties in de stad en houdt daarnaast twaalf spreekuren per week in buurthuizen. Per jaar handelen ze zo’n zesduizend dossiers af. Binnen de stichting is Koomen verantwoordelijk voor de kwaliteit van de opleiding van de rechtshulpverleners en voor het aansturen van innovatie. Daarnaast geeft ze nog geregeld zelf juridisch advies aan cliënten, om te weten wat er in de praktijk speelt.
Wat bewoog haar tot de overstap naar dit werk? Als advocaat volgde Koomen het nieuws steeds minder. De stroom ellende stond te ver af van haar werk, vertelt ze. Ze keek het journaal niet meer, en later verdwenen ook de nieuwsmeldingen op haar telefoon. „Ik dacht: we gaan met z’n allen ten onder, en ik doe er niks aan. Zo sluit je je af, terwijl je juist moet weten wat er speelt.” Het gevoel dat haar kennis weinig directe maatschappelijke impact had, bleef. Op Bevrijdingsdag schreef ze zich uit bij de Orde van Advocaten.
Het vooruitzicht van een overstap naar de overheid of een ngo lonkte niet. „Vaak te traag, te bureaucratisch”, zegt ze. „Ik houd van de snelheid en slagkracht van het bedrijfsleven.” Nu werkt ze als manager kwaliteit en innovatie, met nadruk op dat laatste. „Dit is precies wat ik zocht: wel snelheid en creativiteit, maar in dienst van iets maatschappelijk relevants.”
Ze ontwikkelde een AI-systeem dat juridische termijnen bewaakt, gesprekken samenvat in eenvoudige taal en vertaalt naar de moedertaal van de cliënt. „Niet iedereen is opgegroeid met Nederlands”, legt ze uit. „Bovendien hebben mensen hier al genoeg aan hun hoofd, of zijn ze geëmotioneerd. Dan weet je niet of alle informatie blijft hangen.”
Programmeren leerde ze zichzelf met behulp van een AI-tool. „Ik vroeg de tool: wat zijn de stappen? Toen kreeg ik een projectplan terug. Het is prutsen, testen, aanpassen. Eigenlijk is het een co-productie tussen mij en AI…. Best wel vet.” Ze lacht: „Als ik dit bij een overheid had gedaan, had het aanbesteed moeten worden, met allerlei ISO- en veiligheidsnormen.”
Een van Koomens ambities is om eigen advocaten in dienst te nemen. „De sociale advocatuur loopt vast. Nu doen sociaal advocaten, vaak eenpitters, alles zelf. Bij ons kan een team rechtshulpverleners de eerste lijn oppakken, en pas bij specialistische kwesties een advocaat inschakelen. Zo gaan er minder dure uren verloren.”
De toekomstplannen geven haar energie. „In het begin sliep ik bijna niet, omdat ik steeds nieuwe ideeën had over hoe we nog effectiever konden zijn. Ik bel meer mensen, ik ben vrolijker.” Dat komt, zegt ze, omdat ze nu dagelijks ziet wat haar werk oplevert. „Dat gevoel dat je ergens aan bijdraagt, is een medicijn tegen cynisme.” Ook volgt ze het nieuws weer. „Niet omdat het leuk is, maar omdat ik me niet meer machteloos aan de zijlijn voel.”
Michiel Voskamp‘Ik voelde me zo machteloos, Alsof ik totaal buitenspel werd gezet. Dat brak me’
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/08/18185902/data136201909-2db075.jpg)
Michiel Voskamp.
foto Hedayatullah AmiMichiel Voskamp (32) begon zijn loopbaan met een studie Antropologie. Maar daar had hij niet het gevoel „echt impact te maken,” dus stapte hij over naar Internationaal Watermanagement. „Ik zag infrastructuur als een katalysator voor ontwikkeling”, vertelt hij. „Als ik me daarop zou richten, kon ik misschien wél echt veel mensen helpen.”
Na zijn studie koos Voskamp voor een loopbaan in de consultancy, waar hij werkte voor grote internationaal opererende ingenieursbureaus. „Ik wilde de logica van de private sector begrijpen – de mindset van geld verdienen begrijpen”, zegt hij. „Ik wist dat er sprake was van greenwashing, maar ik wilde dat gesprek aangaan. Ik dacht: als ik mijn rol van binnenuit pak, kan ik misschien wel iets veranderen.” De namen van zijn voormalige werkgevers wil hij niet in de krant noemen.
Tijdens het werken aan projecten – van waterveiligheid tot voedselzekerheid – begon de twijfel toch te groeien. „Het waren misschien wel projecten met impact, maar ze werden ook ingezet om het duurzame imago van het bedrijf te etaleren”, zegt Voskamp. „Intussen zwegen ze over hun werk aan gasleidingen in Kazachstan of andere fossiele brandstof-projecten elders.”
Wat hem ook stak, zegt hij, was de focus op winst in plaats van impact. „Niet afwijken van de winstmarges gold net zo goed in internationale ontwikkelingssamenwerking als bij traditionele infrastructuurprojecten.”
Voskamp solliciteerde intern naar de functie van duurzaamheidsmanager. Eindelijk een rol waarin hij het gesprek écht kon voeren, dacht hij. Samen met een aantal collega’s sprak hij zich – binnen het bedrijf én online – kritisch uit over samenwerkingen met fossiele klanten.
„Daarna werd ik op het matje geroepen. ‘Dat kunnen jullie niet maken’, werd er gezegd. Maar ik was letterlijk duurzaamheidsmanager – het wás mijn taak om dit ter discussie te stellen.” Een collega met wie had samengewerkt, kreeg die week geen contractverlenging. Volgens Voskamp geen toeval. „Dat hadden ze bij mij ook gedaan als ik niet juridisch beschermd was geweest door het vaste contract wat ik had. Ik voelde me zo machteloos, Alsof ik totaal buitenspel werd gezet. Dat brak me.”
Hij viel uit met een burn-out. Drie maanden lang zat hij thuis. Daarna werkte hij nog eens drie maanden halve dagen. „Ik voelde me klein, depressief, nutteloos. Alsof ik niets meer kon bijdragen, terwijl ik zo veel ambities heb.”
Waar hij in die periode wel nog energie uit haalde, was zijn vrijwilligerswerk bij een Amsterdams woonproject waar hij zich twee jaar eerder bij had aangesloten: De Torteltuin. Dit is een woningcoöperatie van jongen mensen die samen een appartementencomplex van veertig woningen ontwikkelen. De naam komt uit Pluk van de Petteflet. „Daarin komt een boze projectontwikkelaar voor die probeert de tuin kapot te maken, maar het uiteindelijk verliest van de gemeenschap. Dat is natuurlijk verzonnen, maar het zegt wel iets over hoe wij dit project zien.”
„Dat past helemaal bij hoe ik nu naar wonen kijk,” zegt Voskamp. “De woonopgave in Nederland is enorm. Als burgers zelf bouwen, heb je minder winst nodig – die 10 tot 20 procent marge die ontwikkelaars pakken, hou je over om in je woning of je buurt te steken. Zo kun je betaalbaarder, socialer en duurzamer wonen.”
Voskamp werd voorzitter van de Torteltuin en kwam via dat netwerk in contact met de bredere beweging van wooncoöperaties. Hij nam ontslag bij het consultancybureau en stapte over naar de start-up CrowdBuilding, een online platform dat burgers helpt hun eigen woonproject op te zetten. „Je vindt er kavels, legt contact en kan e-learningmodules volgen.”
Nu werkt hij er vier dagen per week als partnershipmanager, en twee dagen steekt hij als vrijwilliger in de Torteltuin. Zijn blik is alweer op de volgende stap gericht. „Op dit moment werk ik aan het opzetten van een fonds voor wanneer de Torteltuin en andere wooncoöperaties over veertig jaar zijn afbetaald. De huurinkomsten die we dan overhouden, willen we gebruiken om samen nieuwe coöperaties op te zetten.”
Eric Hasselaar‘Opeens viel alles op zijn plek: ja, ik wil leraar worden’
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/08/18185904/data136201888-8aa449.jpg)
Eric Hasselaar.
foto Hedayatullah AmiIn het studentenhuis van Eric Hasselaar (30) studeerden zeven van zijn tien huisgenoten rechten. De meesten belandden uiteindelijk op de Zuidas, als advocaat of consultant. „Dat waren een beetje de smaken daar.”
Hij koos voor psychologie, gevolgd door een master marketing. Na zijn afstuderen kwam hij bij een marketingbureau terecht, later werd hij consultant. Maar beide banen gaven weinig voldoening. „Ik had het gevoel dat ik inwisselbaar was en de wereld niet beter maakte”, zegt hij. ‘s Ochtends vroeg hij zich geregeld af of er niet een reden was om thuis te blijven. „Dan dacht ik: ben ik ziek? Is er iets met m’n oma? Kan ik op de een of andere manier thuisblijven?”
Hij had zich voorgenomen pas te vertrekken als hij iets nieuws had gevonden. Maar tijdens zijn eindejaarsgesprek kwamen de twijfels er toch uit, en nam hij ontslag.
Een loopbaancoach liet hem werken met „bouwsteentjes”: momenten uit zijn verleden die energie gaven. „Het enige dat ik me nog echt herinnerde uit mijn studie, waren de colleges kinderpsychologie.” Toen de coach daarna vroeg wat hij zou doen als geld en status geen rol speelden, hoorde hij zichzelf ‘leraar’ zeggen. „Ik had dat nooit serieus als optie overwogen — in mijn omgeving was dat ook niet gebruikelijk. Maar een week later werd ik brak wakker, en opeens viel alles op zijn plek: ja, ik wil leraar worden.”
Niet veel later stond hij ingeschreven bij een zij-instroomtraject en deed hij mee met een tien dagen durende crash course. Op dag twee stond hij voor de klas. Voor het voorstelrondje moest iedereen een voorwerp meenemen om iets over zichzelf te vertellen. Hasselaar koos voor een vinylplaat: We Are Family van Sister Sledge. „Vinyl is een uit de hand gelopen hobby”, zegt hij. „En het verhaal dat vier zussen samen wereldsterren werden, is leuk om te vertellen. Ik wist meteen dat ik op de juiste plek stond.”
Nu staat hij voor groep 7 op een basisschool in Amsterdam-Zuid. Zijn salaris ging met vijftig procent omlaag. „Minder kleding kopen, minder eten bestellen, en je redt het prima,’ zegt hij. „Vroeger kwam ik ’s avonds uitgeblust thuis. Nu heb ik, ondanks dertig kinderen in de klas, juist meer energie. Ik voel me nuttiger en gelukkiger.”
Vaak wordt hij benaderd door mensen die ook twijfelen om een overstap te maken: oud-klasgenoten, leden van zijn studentenvereniging in Leiden, of onbekenden die hem vinden via LinkedIn of Instagram. Die laat hij dan een dagje meelopen. Meerdere zijn daarna zelf docent geworden.
Een kind dat ineens een som begrijpt, een les over democratie: het geeft hem weer het gevoel nuttig te zijn. „Maar wat de meeste voldoening geeft, is de bijzondere band die je opbouwt met kinderen, en dat ik de druk op kinderen kan helpen verlichten”, zegt hij. „Er moet een schooladvies uit. Ik probeer ze daarbij te helpen en te relativeren, door ook verhalen te vertellen uit mijn eigen leven. Zo snappen ze dat je pad niet vastligt.”