Duizenden mensen trokken de straten in, verenigd in protest tegen hun koning. Leraren liepen mee in de protesten, vakbondsleden, ambtenaren, en talloze andere vertegenwoordigers van de middenklasse. „Weg met de koning”, schreeuwden ze, „neer met de regering”, en: „lang leve de hervormingen”. Die koning, Louis Philippe, was in 1830 aan de macht gekomen met de belofte als ‘koning van de Fransen’ zijn volk meer vrijheid, gelijkheid en broederschap te bezorgen.
Maar die belofte had hij niet waargemaakt, integendeel. Een halve eeuw na de Franse Revolutie had nog geen 1 procent van de mannelijke bevolking het kiesrecht. De koning was weliswaar een minder adellijke snob dan zijn voorganger, maar omringde zich met een nieuwe hofhouding van financiële aristocraten: bankiers, spoorbaronnen, grootaandeelhouders, beursmagnaten en schatrijke landeigenaren. Van de beloofde burgerlijke vrijheden, landhervormingen en werkverschaffingsprojecten was weinig terecht gekomen. Kiesrecht was alleen te krijgen als je torenhoge accijnzen betaalde en omvangrijke landerijen bezat. De inkomens- en bezitskloof was door de economische crisis bovendien alleen maar wijder aan het worden. Parlementariërs die daar vragen over stelden kregen van de gehate minister van de koning, Guizot, te horen dat ze als ze wilden meepraten, eerst „zichzelf maar moesten verrijken” („enrichissez-vous”). Toen de regering op 22 februari 1848 ook nog probeerde de organisatoren van enkele publieke bijeenkomsten te arresteren, sloeg de vlam in de pan.
Karl Marx, die de revoluties van 1848 in Duitsland meemaakte, zag de demonstraties aanvankelijk als een hoopvolle eerste gewonnen slag. Maar toen de protesten niet de gewenste omwenteling brachten, maar de oude heerser (Frederik Wilhelm IV) dan wel een nieuwe autoritaire heerser (Napoleon III) in het zadel hielpen, slaakte hij zijn beroemde verzuchting: „Hegel [de grote filosoof en Marx’ leermeester] merkte ooit op dat alle grote wereldhistorische gebeurtenissen en persoonlijkheden als het ware twee keer verschijnen. Hij vergat hier alleen aan toe te voegen dat ze dat de eerste keer doen als tragedie, maar de tweede keer als farce.”
Wat Marx niet zag aankomen, is dat de geschiedenis zich vaker dan twee keer kan herhalen. En dat het dan nog erger kan zijn dan een farce. Want anno 2025 worden er opnieuw ‘No kings’-protesten georganiseerd. Opnieuw stromen duizenden mensen de straat op om tegen een corrupt staatshoofd en zijn kliek van louche financiers en arrogante ministers te protesteren. Maar de protesten in de Verenigde Staten van afgelopen weekend, en in het bijzonder de reactie van ‘de koning’ zelf, hadden Karl Marx met verbijstering vervuld. Amerika was immers het lichtend voorbeeld voor de demonstranten van 1848. De revolutie van 1848 werd nota bene getriggerd toen de koning een publiek banket ter ere van de verjaardag van George Washington verbood. In 2025 was het evenwel de Amerikaanse president die zich in een AI-filmpje liet afbeelden als koning die de demonstranten in een jachtvliegtuig met uitwerpselen bombardeerde (niemand had dit ooit kunnen voorspellen).
Populistische leiders van de 21ste eeuw zijn geen vorsten die zich vastklampen aan een afkalvende vorm van legitimiteit
Anno nu zijn er koningen aan de macht die zich nog minder dan in 1789, 1830 of 1848 om het lot van de bevolking bekommeren. In 1848 waren zelfs de meest autoritair aangelegde vorsten geneigd (of gedwongen) een betere grondwet, hervormingen, lagere belastingen en meer burgerlijke vrijheden in te voeren. Ze klampten zich nog vast aan een schijn van legitimiteit, of het nu een legitimiteit ‘van Gods genade’ was, een constitutionele soevereiniteit of een parlementaire monarchie.
Soms wordt wel gesuggereerd dat we terug zijn in de negentiende eeuw. Dat we opnieuw te maken hebben met leiders die denken in termen van realpolitik en invloedssferen, die de Monroe-doctrine nieuw leven in willen blazen en zich als verlichte vorsten gedragen die zich laten omringen door juichende menigten. Wie filmpjes van Poetin, Bolsonaro, Erdogan, Trump, Orbán of Abascal bekijkt, zou aanvankelijk zo maar op die gedachte kunnen komen. Christopher Clark schrijft in zijn magistrale studie Revolutionary Spring over de revoluties van 1848 dat „historici de verleiding moeten weerstaan om zichzelf in de bewoners van het verleden terug te zien”, maar dat hij, toen hij zijn boek schreef, „getroffen werd door de gedachte dat de mensen van 1848 zichzelf in ons zouden herkennen”.
Dat laatste geldt misschien voor de demonstranten van toen. Maar dan toch zeker niet voor de vorsten. Karl Marx zou elke suggestie van zo’n overeenkomst tussen de vorsten van 1848 en de zelfgekroonde koningen van nu meteen doorprikken. Populistische leiders van de 21ste eeuw zijn geen protagonisten in een tragedie. Zelfs niet in een farce. Het zijn geen vorsten die zich vastklampen aan een afkalvende vorm van legitimiteit. Het zijn geen monarchen die angstvallig zoeken naar een manier om hun volk alsnog te behagen of tegemoet te komen.
Louis Philippe, de koning van Frankrijk, had tenminste nog het fatsoen om af te treden toen hij hoorde dat als hij de nationale reservetroepen tegen de demonstranten zou inzetten, dit tot duizenden doden zou leiden. Hij gaf uiteindelijk voorrang aan het leven van zijn onderdanen boven zijn eigen machtsbelang, en ging rentenieren in Engeland.
Met Trump, en de populistische leiders (ja, ook die van populistische partijen in democratische landen) met hem, zijn we bijna twee eeuwen na de revoluties van 1830/1848 niet eens terug bij af. Het is nog veel erger. Met de koningen van weleer kon nog over constituties onderhandeld worden. Dit zijn roverhoofdmannen voor wie het enrichissez-vous slechts henzelf betreft.
De vraag is alleen hoe een revolutie er dan moet uit zien als het volk achter zulke rovers aan blijft lopen.


/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/10/25124723/251025BUI_2020941811_1.jpg)
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/10/24201937/251025CUL_2019714351_ADE01.jpg)
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/10/25133642/251025VER_2020943692_.jpg)





English (US) ·