Nieuw onderzoek laat zien dat mensen die uiteindelijk vrienden worden, als vreemden al verrassend veel overeenkomsten in hun hersenactiviteit vertonen.
Dat is te lezen in het blad Nature Human Behaviour. In hun studie borduren de wetenschappers voort op eerder onderzoek waaruit is gebleken dat vrienden zowel in rust als bij het verwerken van informatie een vergelijkbare hersenactiviteit vertonen. Het suggereert dat vrienden geneigd zijn om gebeurtenissen in de wereld om hen heen op een vergelijkbare manier in hun brein te verwerken. Maar onduidelijk was of die neurale overeenkomsten nu de oorzaak of het resultaat waren van hun vriendschap. Met andere woorden: raken mensen bevriend omdat hun hersenen de wereld op een vergelijkbare manier verwerken? Of beginnen hun hersenen meer op elkaar te lijken doordat ze vriendschap sluiten en daardoor een omgeving en ervaringen gaan delen?
Het experiment
Om deze vraag te beantwoorden, hebben onderzoekers 41 studenten verzameld. Deze studenten stonden op het punt om hetzelfde afstudeerprogramma te gaan volgen, maar hadden elkaar nog niet eerder ontmoet en dus ook nog geen vriendschappen gesloten. Met behulp van fMRI-scans werd hun hersenactiviteit gemeten terwijl ze enkele filmpjes bekeken. Twee en acht maanden later zochten de onderzoekers de studenten opnieuw op, dit keer om te kijken hoe hun sociale netwerken zich hadden ontwikkeld en met wie ze inmiddels bevriend waren geraakt.
Resultaten
De resultaten zijn opmerkelijk. Zo bleken studenten die acht maanden later vrienden waren geworden, voorafgaand aan hun eerste ontmoeting al meer neurale gelijkenissen te vertonen dan studenten die geen vriendschap hadden gesloten. “We laten zien dat overeenkomsten in neurale reacties op filmfragmenten – gemeten vóórdat de deelnemers elkaar ontmoetten – voorspelden hoe dicht zij acht maanden later binnen een vriendennetwerk bij elkaar zouden staan,” zo concluderen de onderzoekers. “Mensen die uiteindelijk vrienden werden, vertoonden al vóór hun eerste ontmoeting meer overeenkomsten in hersenactiviteit dan mensen die later sociaal gezien verder van elkaar verwijderd zouden blijven.”
Orbitofrontale cortex
Studenten die na acht maanden vrienden waren geworden, bleken als vreemden dus al een meer overeenkomstige hersenactiviteit te vertonen. Dat gold met name voor de activiteit in een hersengebied dat wordt aangeduid als de orbitofrontale cortex. Dit deel van de hersenen is onder meer betrokken bij het verwerken van emotionele prikkels. En wanneer twee mensen een vergelijkbare hersenactiviteit in deze orbitofrontale cortex vertonen, reflecteert dat volgens de onderzoekers mogelijk “overeenkomsten in smaak en voorkeuren, bijvoorbeeld als het gaat om wat mensen grappig of anderszins aantrekkelijk vinden”. De onderzoekers besloten vervolgens na te gaan of die neurale gelijkenis te herleiden was naar het feit dat toekomstige vrienden sowieso al op elkaar leken, bijvoorbeeld qua leeftijd, geslacht, nationaliteit, geboorteplaats en opleidingsachtergrond. Dat deel van het onderzoek wees vervolgens uit dat de neurale gelijkenis in de orbitofrontale cortex in ieder geval deels verklaard kan worden doordat mensen van hetzelfde geslacht zijn. Het suggereert dat geslachtsovereenkomst een belangrijke factor kan zijn in het tot stand komen van vriendschappen die gepaard gaan met neurale gelijkenissen in dit specifieke hersengebied.
Veranderend sociaal netwerk
In hun studie zijn de onderzoekers niet alleen nagegaan of mensen nu wel of niet bevriend raakten. Ze hebben ook bestudeerd hoe sociale netwerken zich in de twee tot acht maanden nadat de studenten elkaar hadden leren kennen, ontwikkelden. Daarbij zagen ze – niet heel verrassend – dat sociale netwerken aan verandering onderhevig waren; sommige mensen groeiden in die zes maanden dichter naar elkaar toe, andere (prille) relaties verwaterden. Maar ook die ontwikkelingen waren aan de hand van de hersenactiviteit te voorspellen. Zo bleken de studenten die in die zes maanden naar elkaar toegroeiden, als vreemden al meer neurale overeenkomsten te vertonen dan mensen die verder uit elkaar waren gedreven.
“Sommige vriendschappen ontstaan door toevallige omstandigheden en verwateren weer, maar langdurige en diepere vriendschappen lijken juist te wortelen in een diepere, al aanwezige vorm van compatibiliteit – die reeds vóór de eerste ontmoeting al zichtbaar is in de hersenen,” zo schrijven de onderzoekers.
Afgaand op hun resultaten concluderen de wetenschappers dat mensen “die op dezelfde manier aandacht geven, betekenis verlenen aan en emotioneel reageren op hun omgeving meer kans hebben om in de toekomst vrienden te worden.” Daarbij moet wel worden opgemerkt dat de onderzoeksgroep uit slechts 41 studenten bestond en dus relatief klein en vrij homogeen was. Hoewel het onderzoek er sterk op wijst dat er een verband is tussen hersenactiviteit en toekomstige vriendschappen, is meer onderzoek – onder een grotere en diversere groep mensen – nodig om dat verband echt vast te kunnen stellen, zo benadrukken de onderzoekers ook zelf in hun onderzoekspaper.