‘Veel Nederlanders zijn te onhandig voor een crisis’, kopte dagblad Trouw onlangs op de voorpagina. Het bleek de conclusie van een onderzoek van Ipsos I&O onder bijna 1.500 mensen.
Ik voelde me aangesproken. Want wat bleek? Dat veel Nederlanders belangrijke vaardigheden missen voor noodsituaties. Zo had ruim 40 procent van de ondervraagden nog nooit eerste hulp verleend, en meer dan de helft had nooit apparaten, zoals een radio, gerepareerd.
Die eerste hulp herken ik alleen van nachtmerries: dat ik boven het roerloze lichaam van een geliefd iemand sta en tevergeefs op zijn of haar borstkas inbeuk, terwijl ik me radeloos afvraag: moet het harder of zachter, of moet het juist helemaal níet? Op een afstandje kijkt mijn kat misprijzend toe.
Het repareren van radio’s is gelukkig niet aan de orde, want ik luister er zelden naar. Mijn technische problemen beperken zich voornamelijk tot de televisie. Het zal wel een macaber toeval zijn, maar juist kort na lezing van het artikel in Trouw liet ik mijn afstandsbediening uit mijn handen vallen.
Hat apparaatje barstte open en verspreidde zijn ingewanden kwistig over de grond. Ik moest de batterijen opnieuw op elkaar aansluiten – hoe doe je dat ook weer, de platte kant tegen het veertje, of juist de andere kant? Het ontaardde in een half uur paniekerig geknoei waarbij de televisie amechtig op zwart ging. „God is groot!”, riep ik nog, want dat doen ze in Iran ook als de tv-studio bij een bombardement instort.
Volgens dat Trouw-onderzoek zijn Nederlanders ook niet erg zelfvoorzienend in het geval van een langdurige crisis. De helft van de ondervraagden verbouwde nog nooit zelf groente, 85 procent wist niet hoe een dier te slachten en te bereiden. Groente schoonmaken vind ik soms al werk genoeg, ik weiger principieel me ook nog met de verbouwing bezig te houden. Verbouwing associeer ik als stadsmens met stenen, niet met groente. Dieren slachten mag ik niet van mijn kat, bovendien weet ik zeker dat ik ook hierin zou falen en het te slachten dier de rollen snel zou omdraaien.
Wat volgens het onderzoek binnenshuis meestal nog wel lukt, is het koken of het repareren van kleding. Helaas moet ik zelfs hierin de onderzoekers teleurstellen. Koken lukt me niet goed genoeg om hun een aangename maaltijd te kunnen garanderen. Het stoppen van sokken heb ik ooit in militaire dienst geleerd, maar toen ik het onlangs weer eens probeerde, gedwongen door een schokkende aanslag van de fiscus, bracht ik er niets meer van terecht.
Wat te doen? Moet ik ook zo’n noodpakket kopen voor het geval Poetin kamikaze-neigingen krijgt? Maar een crisisexpert waarschuwt al in Trouw: „Mensen kopen een noodpakket alsof het een soort verzekering is. (…) Maar je moet ook nog weten hoe je die spullen gebruikt.”
Precies. En juist omdat ik dat nooit met grote zekerheid zal weten, kan ik er beter niet aan beginnen. Ik weet een betere oplossing. Ik moet naar India emigreren. Het valt me steeds vaker op dat India een land is waar álles fout gaat. Vliegtuigen storten onverklaarbaar neer, hele terrassen waaien triomfantelijk van boten, treinen ontsporen als fatale liefdes.
In zo’n land hoor ik thuis. Daar word ik eindelijk een geluk bij een ongeluk.