Over een eeuw is een l een w geworden en zijn we bang voor de bijzin

7 uren geleden 1

Forsachestu diabolae?” Zo is het opgeschreven, 1.300 jaar geleden, voor als ergens in de Lage Landen iemand christen wilde worden. En dat moet ongeveer zo hebben geklonken: Forsakistu diovol? Verzaak jij de duivel? En zo verder. „Gelobistu in got alamehtigan fadaer?” Geloof je in God de almachtige Vader?

De oeroude tekst wordt ‘Utrechtse doopgelofte’ genoemd en heeft een duidelijk ‘Oudnederlandse grondkleur’. Het is daarmee een voorloper van het Middelnederlands (1200-1500) dat weer de voorloper is van het moderne Nederlands (vanaf 1500).

Zouden dertien eeuwen geleden die priesters en hun bekeerlingen hebben kunnen raden hoe wíj nu zouden spreken, op het nog altijd bestaande Domplein in Utrecht, waaraan ook toen al de belangrijkste kerk van de stad stond?

En kunnen wij dat? Hoe zal ónze taal over 1.300 jaar klinken? In het jaar 3325. 3325! Niemand kijkt zover in de toekomst. Maar vijftig jaar? Hoe klinkt het Nederlands over honderd jaar?

Iedere taalkundige die je erover aanspreekt, bezweert over toekomstige taalontwikkeling niets zinnigs te kunnen zeggen. ‘Taalveranderingswetten’ uit het verleden, zoals waarmee het gilovistu veranderde in ons geloof je, zijn altijd contextgebonden en zeker niet automatisch geldig in de toekomst. Sociale omstandigheden, technologische veranderingen, staatkundige ontwikkelingen, geopolitieke verschuivingen: álles heeft invloed op taal. Toch is gelukkig geen taalkundige te beroerd om een inzicht te delen. Speculatief natuurlijk.

Hans Broekhuis‘De grammatica zal heel traag veranderen’

Zegt Hans Broekhuis, verbonden aan het Meertens Instituut en schrijver van het achtdelige standaardwerk Syntax of Dutch (2013-1019): „Of het Nederlands ooit zal verdwijnen? Ja, als Nederland onder water loopt misschien of als we een atoombom op ons krijgen. Maar verder? Nederlands is een grote taal, met meer dan twintig miljoen sprekers. Die verdwijnt niet makkelijk. De grammatica zal wel heel traag veranderen, over vele generaties. Kijk naar de zinsvolgorde.

„Ooit, in de vroege Middeleeuwen, kon die sterk variëren. Soms het werkwoord achter in de bijzin, soms het lijdend voorwerp. Nu heeft het Nederlands altijd het werkwoord achterin, in een bijzin. Die verandering heeft vijfhonderd jaar geduurd, en het is sindsdien zo gebleven. Dat zijn de grote dingen, de diepe geologische lagen van de taal. Daarboven is meer verandering.

„Het woordenboek in ons hoofd zal over honderd jaar volstrekt nieuwe woorden bevatten. Maar de kern van de woordenschat zal niet veel veranderen, onze dagelijkse woorden. Er komen altijd nieuwe woorden bij, en vele verdwijnen ook weer. Lees eens een willekeurig zestiende-eeuws rederijkersgedicht. Je wordt gek van de Franstalige verbasteringen. De meeste zijn weer verdwenen. En hoe we woorden maken zal ook niet veel veranderen. Van geel maken we gelig, van huis en deur maken we huisdeur. En zo maken we ook computerfreak, een Nederlandse vorming van oorspronkelijk Engelse woorden. Dat zal niet zo snel veranderen.”

Alexia Elise Kerkhof‘De uitspraak zal gewoon doorveranderen’

Zegt Alexia Elise Kerkhof, historisch taalkundige en tot voor kort verbonden aan de Fryske Akademy: „Door onze spelling blijven veel veranderingen in uitspraak onzichtbaar. We schrijven nog altijd rijden, maar al in de Middeleeuwen zeiden mensen rijen, zonder d.

„Omdat we nu al 350 jaar een vrij conservatieve spelling hebben, zien we ook niet dat de uitspraak van het Nederlands sinds de tijd van bijvoorbeeld Johan de Witt ontzettend veranderd is. Mijn favoriete voorbeeld is het verschil tussen de zacht-lange e en de scherp-lange e. Dat was ooit algemeen. In de oude spelling van voor de oorlog werd dat verschil nog aangegeven, met de dubbele ee of enkele e in open lettergrepen. Moderne lezers zien daarin geen verschil in uitspraak, maar die dubbele e werd als ejuh uitgesproken. Zoals nog altijd in het Zeeuws of het Antwerps. Daar zeggen ze nog steeds tiejekenen in plaats van tekenen. Terwijl leven ook in het Antwerps gewoon leven is. Uitspraakverschillen vallen sowieso niet erg op. Ik zeg bijvoorbeeld film, maar mijn ouders zeggen fillum, zo’n generatieverschil blijft vrijwel onopgemerkt.

„Daarom denk ik dat de uitspraak van het Nederlands in de toekomst weleens sterk kan gaan verschillen van hoe we nu spreken. Omdat de uitspraak ongemerkt verandert. Een verandering in de grammatica valt direct op. Iedereen gaat gelijk een fout in woordvolgorde of woordvorming zitten corrigeren. Maar is jou al weleens opgevallen dat nu de l als een w gaat klinken, dat mensen de naam Niels uitspreken als nieuws?”

Jelle Stegeman‘Let op de dubbelepunt-constructie’

Zegt taalkundige Jelle Stegeman, schrijver van de Grote Geschiedenis van de Nederlandse Taal (2021) en emeritus hoogleraar aan de universiteit van Zürich: „Over welk Nederlands heb je het? Historisch gezien is het algemene Nederlands vooral een geschreven taal. Pas in de afgelopen eeuw is het een gesproken taal geworden. Rond 1900 sprak naar schatting minder dan 3 procent van de bevolking Nederlands zoals wij dat nu doen. De rest sprak een lokale Nederlandse variëteit. Dát is pas een onvoorstelbare verandering geweest, en daar hoor je verrassend weinig over. In een paar generaties. Mijn grootmoeders spraken nog dialect tegen mij: jongske, popke en goud mien jong.

„En ja, de toekomst! In de jaren dertig heerste er angst dat het Nederlands snel zou uitsterven. Omdat niemand meer naar het toneel ging waar het ‘juiste’ Nederlands werd gesproken. Door de opkomst van geluidsfilm, in het Frans, Duits en Engels… Maar het tegendeel gebeurde. Door de radio ging vanaf toen juist iedereen standaard-Nederlands spreken. Welke technologie, welke spraakmakers zullen nu het Nederlands veranderen? De influencers? En in welke richting? Je hoort verstemlozing, dat mensen steeds vaker zeggen chwoon, in plaats van gewoon. En de z wordt steeds vaker een s: huise in plaats van huizen. Het zou kunnen dat dat algemeen wordt. Een paar decennia geleden had iedereen het over de opkomst van het Poldernederlands: ik blaaif baai jou. Maar hoor jij leidende figuren nu zo praten? Henri Bontebal misschien.

illlustratie tijmen snelderwaard

„Maar één van de vele mogelijke veranderingen wil ik wel opperen. De opkomst van de dubbelepunt-constructie. De vorm van de zogenoemde hoofdzin is in het Nederlands sterk gevestigd, maar de bijzinnen zitten ons niet helemaal lekker. Je hoort nu steeds vaker twee hoofdzinnen met een soort dubbele punt ertussen. Dus ik denk het wordt morgen warm. In plaats van ik denk dat het morgen warm wordt. Let maar eens op.”

Mark Dingemanse‘De basis van taal is de sociale omgang’

Zegt de taalkundige Mark Dingemanse, onderzoeker van sociale interactie en verbonden aan de Radboud Universiteit: „Er zijn zóveel mogelijkheden in een taal, schier eindeloos. Verandering kan daarom echt alle kanten op gaan. Dat laat ook de huidige diversiteit van talen op de hele wereld zien. En overal is ook bewustzijn dat taal verandert. Toen ik veldwerk in Ghana deed vertelde mij eens iemand over jagers die in de jungle hun voorouders zouden hebben gezien. En mijn zegsman had toen gevraagd: ‘Kon je ze verstaan?’ Nee, zeiden ze. ‘Oh dan kunnen het wel onze voorouders zijn’, concludeerde mijn zegsman.

„De meeste mensen letten in Nederland op de geverniste bovenlaag van de deftige nette taal. Maar daaronder zit zoveel diversiteit. Vrijwel alle taalgebruikers wisselen in hun Nederlands ook moeiteloos van register van al naar gelang met wie ze spreken. Dat is de grootste bron van diversiteit, waaruit de bredere taalontwikkeling ontstaat. Een taal is een stroom met vele vertakkingen, sommige kan je afdammen, maar niemand weet hoe en welke bochten gaan veranderen.

„De motor van taalgebruik is de sociale omgang. Om sociale relaties te vormen. En als ik al iets over de toekomst zou willen zeggen is het dat ik me afvraag hoe de sociale media en de techgiganten in dat fijnmazige net gaan binnendringen. Bijvoorbeeld door vertaal-apps. Heel handig natuurlijk, maar daardoor ontstaan óók voortdurend misverstanden die niet snel op te lossen zijn. Het zou kunnen dat we dan in onze communicatie de kans op misverstanden zo klein mogelijk gaan maken. Dat we ons beperken tot de meest simpele dingen. Zoals wanneer je over een brede straat heen staat te roepen naar elkaar.

„Maar goed, de kans daarop is ook weer niet heel groot. Zoals ik mensen ken, gaan ze dan na afloop van zo’n communicatie in een cafeetje zitten en onder elkaar in hun eigen taal de persoon of de AI die zo vreemd praat, zitten uitlachen. Zo makkelijk komt ons rijke sociale leven ook weer niet in de verdrukking.”

Khalid Mourigh‘Straattaal is een spel’

Zegt Khalid Mourigh, antropoloog en taalkundige, verbonden aan het Meertens Instituut en schrijver van onder meer Denkend aan Hollands, wat taal zegt over wie we zijn (2025). „Over de grootste recente taalverandering in het Nederlands hoor je nauwelijks iemand. Dat het dialectgebruik enorm is afgenomen. Oude mensen in bepaalde regio’s spreken het nog, jongeren spreken vaak alleen een soort regionale tussenvorm. Maar als het gaat om taalverandering, klagen mensen vooral over Engelse woorden. In het Nederlands worden die juist heel snel behandeld als Nederlands, met alle vervoegingen van dien: hij gamede.

„Het kan ook anders. Voor mijn promotie heb ik in Marokko een variant van het Tmazight onderzocht. En in dat Ghomara Tmazight (Berber) worden veel Arabische leenwoorden helemaal Arabisch vervoegd en verbogen. De Ghomara-sprekers zijn zich daarvan pas bewust als je ze er op wijst. Het valt ze niet op, ze zien het als correct Ghomara, en dat is het ook natuurlijk. Heel interessant.

Over de grootste recente taalverandering in het Nederlands hoor je nauwelijks iemand

„Een ander ding dat je altijd hoort, is het idee dat de mooie meisje ooit correct Nederlands zal worden. Omdat het zo populair is in de straattaal en door de invloed van migranten, die moeite hebben met de Nederlandse lidwoorden. Ik weet dat nog zo net niet. Er zijn wel ontwikkelingen in het Nederlands waarin het onzijdig lidwoord verdwijnt, zoals ook al eeuwen geleden in het Engels is gebeurd. Interessant genoeg bijvoorbeeld bij dierennamen. Dat mensen de kalf gaan zeggen in plaats van het kalf. En inderdaad, vooral in jongerentaal. Misschien zet dat door ooit in de standaardtaal, maar er zal heel veel verzet tegen blijven bestaan. Ook bij jongeren zelf.

„De fout die veel mensen maken als het gaat om straattaal, is dat ze denken dat die jongeren niet anders kunnen praten. Maar in mijn onderzoek naar straattaal in Gouda hoor ik op mijn opnames dat die jongeren elkaar ook verbeteren als iemand de jaar zegt. Als bijvoorbeeld ineens de context verandert omdat er een vreemde bij is. Die straattaal is een van de vele registers die jongeren beheersen.

„Het is een stijl, en zeker geen onkunde. Dat zie je ook omdat ze in straattaal zelfs de enige echt duidelijke lidwoordregel in het Nederlands overtreden, expres natuurlijk. Verkleinwoorden zijn altijd onzijdig. En wat hoor ik ze zeggen? Die mannetje, die bruggetje. Het is een spel. De meeste recente ontwikkeling in straattaal is dat woorden worden omgedraaid. Sma, meisje, wordt nu ams en meid wordt deim. Het is een onderlinge bevestiging van de identiteit. De meeste jongeren kunnen prima schakelen. Kijk wat ze doen als ze met de docent praten. Ik geef de Gooise r eerlijk gezegd een grotere kans om algemeen te worden. Die heeft inmiddels zelfs het Fries bereikt.”

Lees het hele artikel