Van extreme inspanning moet je soms gewoon even kotsen

2 uren geleden 1

Ik weet niet waaraan u denkt als u aan Staphorst denkt, maar ik denk aan kaas. Staphorster kaas.

Dat komt zo: mijn vader reed vroeger eens in de zoveel tijd in onze rode Talbot Horizon naar de kaasfabriek in Staphorst. De kattenbak van de auto – zoals wij die noemden als kind, ik weet niet waarom, maar het was zo – werd volgeladen met hele, halve en kwartkazen. Jonge kaas, oude kaas. Kruidenkaas, komijnekaas. Die kazen bracht mijn vader langs kennissen, vrienden en familie. Wat hij ervoor terugkreeg: bij een grote bestelling kreeg je altijd een paar kilo kaas gratis. En dat was natuurlijk voor ons.

Soms ging ik mee. Het was allesbehalve mijn favoriete tijdverdrijf. Dat kwam door de geur. In Staphorst sloeg de weëe walm je al tegemoet nog voor de deur van de kaasfabriek open was. Het liefst ademde ik alleen maar door mijn mond als ik binnen was, om niets te hoeven ruiken. Eenmaal in de auto, met al die kaas, verdikte de walm zich tot ondraaglijke proporties. Vooral in de zomer. Dan lagen de kazen te zweten in de kattenbak, en kon je plakjes snijden van de lucht. Ik ben meer dan eens over mijn nek gegaan als ik vanuit de frisse lucht die volgeladen auto in moest.

Ik had hier lang niet aan gedacht, omdat ik nu eenmaal niet zo vaak aan Staphorst denk. Maar door Moto2-coureur Collin Veijer kwam de herinnering in al z’n geuren terug. Veijer rijdt dit weekend op de TT, en hij komt uit Staphorst. Geboren en getogen.

Dat hij start in Assen is een klein wonder, want vijf weken geleden lag zijn arm nog helemaal in de poeier. Ongelukje tijdens het motorcrossen. Hij werd geopereerd, er werd een flinke plaat in gezet, en afgelopen weekend racete hij alweer in Italië. Daar werd hij twintigste. Een bijzonder puike prestatie als je bedenkt dat voor zo’n blessure eigenlijk veel langer herstel staat, hij de plaat voelde trillen in zijn arm („Dat neem ik maar voor lief”, zei hij tegen de NOS) én dat hij in een nieuwe klasse rijdt. Veijer is van de Moto3 naar de Moto2 gegaan. Zijn machine is nu niet alleen zeventig kilo zwaarder, maar reageert ook anders. Daar moet hij nog aan wennen.

Als je dan vier weken niet gereden hebt en geopereerd bent bovendien, heeft je lijf het zwaar te verduren bij de enorme snelheden op het circuit. Geen wonder dus dat Veijer in de laatste rondes in Italië misselijk werd. Dat gevoel ken ik wel. Van extreme inspanning moet je soms gewoon even kotsen. Dat deed Veijer dus ook. Tijdens de race. „Ik ging het rechte stuk op en toen kwam er een soort van braaksel naar buiten”, vertelde hij daarover. Kan gebeuren, schokschouderde de Overijsselaar. „Ik had mijn ogen open, dus zo erg was het niet, maar ik had wel een raar smaakje in mijn mond. Het verdween eigenlijk meteen. Je rijdt met 200 kilometer per uur, dus het vliegt alle kanten op.”

Ik vroeg me meteen af wáár het dan naartoe verdween, want je draagt toch een helm op zo’n motor. Met een vizier. Maar blijkbaar had Veijer dat niet volgebraakt. „Ach, met zulke dingen ben ik niet zo lastig”, besloot hij z’n kotsverhaal. Kijk. Zo rolt Staphorst. En ik maar nuffig m’n neus dichtknijpen bij het minste of geringste vleugje kaas.

Lees het hele artikel