Soms, niet al te vaak, stel ik me de gewetensvraag: zijn er de laatste decennia in de maatschappij ingrijpende ontwikkelingen geweest die ik niet heb zien aankomen? Het antwoord moet deemoedig luiden: jazeker. Ik zal er een aantal noemen die mij nog steeds kunnen verbazen.
Drie ervan hebben met het uiterlijk van mensen te maken. De verbazingwekkendste blijft voor mij de tatoeage-rage. Tot zo’n dertig jaar geleden was de tatoeage een fenomeen dat vooral opdook bij zeelieden, kermisgasten en motorrijders. Je associeerde het met een onmaatschappelijk soort ruigheid, een behoefte om zich af te zetten tegen de benepenheid van de kleinburger.
Maar kijk nu eens om je heen. Misschien wel de helft van de bevolking draagt tatoeages in allerlei varianten. Soms zijn het niet meer dan kleine versieringen, maar vaak zijn grote delen van het lichaam met inkt bewerkt. Ik heb mensen gezien die zich van kruin tot kleine teen hadden laten inkleuren. Jong en oud, man of vrouw – het maakt niet uit, de tatoeage is van alle rangen en standen geworden. Er zijn gezondheidsrisico’s aan verbonden en het is moeilijk om ervan af te komen, maar dat mag de inktpret niet drukken.
Ik keur het niet af, iedereen moet vooral zelf weten hoe hij eruit wil zien, maar wat is de verklaring van de massaliteit? Kuddegedrag? Of met een vriendelijker woord: modegevoeligheid?
Mannen blijken er minstens zo ontvankelijk voor als vrouwen. Twee nogal in het oog lopende voorbeelden: de korte broek en de baard. Mannen droegen de korte broek tot twintig, dertig jaar geleden alleen op zonnige vakanties. Tegenwoordig zijn de eerste zonnestralen al voldoende om de kuiten, al of niet behaard en met spataderen overdekt, aan het daglicht én de medemens bloot te stellen.
En de baarden? Ze komen in alle families voor, ook de mijne. Soms schaam ik me voor het gladde smoeltje waarmee ik me tussen de baarden moet begeven. Zou ik ook….? Maar een baard lijkt me zoveel wérk.
Bij de opmars van dergelijke trends hoort zeker ook de podcast. Toen ik daar zo’n jaar of tien geleden enthousiaste verhalen over hoorde van jongeren, was mijn eerste ongelovige reactie: „Maar dat is radio, ouderwetse radio! Wie luistert er straks nog naar radio?”
Inmiddels heeft zo ongeveer iedereen die ertoe wil doen, een eigen podcast. De podcast heeft de toekomst. Lezen doen we steeds minder, lullen en luisteren des te meer.
Ook ons groetgedrag heeft een grote verandering ondergaan. Vroeger zei je bij het afscheid ‘Tot ziens’ of ‘Tot gauw’ of gewoon ‘Nou dag!’ Tegenwoordig is ‘Fijne dag’ aan de orde van de dag, ook al heb je het vermoeden dat de ander een rotdag tegemoet gaat. Dat ‘fijne’ is nu al zover opgerukt dat mijn bioscoop ons aan het begin van de vertoning via het doek toewenst: ‘Fijne voorstelling’.
Was dit een fijn stukje? Ik hoop het, maar het zou me niet verbazen als sommigen het een kutstukje vonden. Want dat is allang geen trend meer, maar een gewoonte geworden: alles wat slecht is, noemen we kut. Mannen én vrouwen doen dat, alsof ze allemaal slechte ervaringen met dat lichaamsdeel hebben. Ik kan me dat moeilijk voorstellen en vind het daarom een kutgewoonte.