Als het over het richtingsgevoel van vleermuizen gaat, komt algauw echolocatie ter sprake: de hoogfrequente ‘klikjes’ die ze produceren om prooien te detecteren zetten ze óók in om niet tegen elkaar en tegen omliggende obstakels op te botsen. Maar een ander aspect van hun oriëntatievermogen is veel minder goed onderzocht: hun innerlijke neurale kompas, terwijl dat bij het navigeren over langere afstanden minstens zo belangrijk is.
In Science beschrijft een team van Tanzaniaanse en Duitse ecologen nu een onderzoek naar navigatie-gerelateerde zenuwcellen bij de Egyptische fruitvleermuis, ook wel nijlroezet (Rousettus aegyptiacus) genoemd. Die neuronen, de zogeheten head direction cells, komen in de hersenen van allerlei diersoorten voor, maar de werking ervan is tot nu toe alleen in laboratoriumexperimenten onderzocht. En zelfs daar reageren ze al niet eenduidig: soms roteren ze bijvoorbeeld tijdens de oriëntatie, terwijl ze in andere gevallen statisch blijven. Dus om ervan uit te gaan dat ze in een overzichtelijke labsetting hetzelfde werken als in de veel complexere buitenwereld is te simpel gedacht, aldus de ecologen.
Om die reden ontwikkelden ze een systeem dat draadloze opnames van zenuwcelactiviteit combineert met gps. De miniatuurlogger implanteerden ze vervolgens in het brein van roezetten op het eiland Latham, voor de kust van Tanzania. Zo wilden ze onderzoeken of het neurale kompas over grote afstanden werkt en of het bijvoorbeeld wordt beïnvloed door de stand van de maan. Dat laatste bleek niet het geval: de head direction cells vormden onder alle omstandigheden een stabiel en betrouwbaar oriëntatiemiddel, ook in een onbekende omgeving waar de vleermuizen nog nooit gevlogen hadden.











English (US) ·