Alleen dankzij heroïne kon rocker Evan Dando normaal zijn, schrijft hij in zijn memoires

3 uren geleden 1

„Heb je het al gehoord? Evan Dando is dood! Gisteravond gestorven!”

Toen Evan Dando – springlevend – op een avond in 1996 rustig zat te eten in een New Yorks restaurant hoorde hij hoe één tafeltje verderop zijn fatale overdosis werd besproken. „Ik bleef luisteren, want je weet maar nooit”, schrijft hij in Rumours of My Demise, zijn net verschenen memoires. „Misschien werkt het hiernamaals nu eenmaal zo. Je gaat naar een restaurant en in plaats van een menukaart en wat stokbrood krijg je te horen dat je dood bent.”

Hoe bizar het wellicht ook klinkt: dat was het niet. De zanger van de Amerikaanse gitaarband The Lemonheads stond destijds – twee jaar na de dood van Kurt Cobain – hoog op de nominatie om de volgende te vroeg gestorven rockheld te worden. En dat was niet onterecht, geeft hij toe. Want vanuit het restaurant waar hij het nieuws over zijn eigen dood hoorde, liep ‘Dippy Dando’ linea recta terug naar zijn zogeheten ‘basecamp’: het New Yorkse verblijf waar hij dag in dag uit crack rookte of heroïne spoot.

Maar hoe beneveld ook, muzikaal gezien verkeerde Dando in bloedvorm. Hij was een onuitputtelijke troubadour die schijnbaar moeiteloos zorgeloze gitaarrockliedjes ophoestte waarin hij hartstocht, melancholie en nonchalance liet versmelten. Met The Lemonheads maakte hij furore door een onovertroffen reeks geniale platen af te leveren: It’s a Shame About Ray (1992), Come On Feel the Lemonheads (1993) en Car Button Cloth (1996).

K(r)uistocht

Het begon allemaal, zoals zo vaak, met punk. Samen met schoolvrienden Ben Deily en Jesse Peretz richtte Dando eind jaren tachtig in Boston een recalcitrant trio op dat bijna Drink Drive Kill, Amerifucks of Candy Dicks had geheten. Schitterend weetje: hun muzikale opvoeding kwam mede tot stand dankzij een van de grootste vijanden van het genre, Tipper Gore. De vrouw van latere vicepresident Al voerde met haar Parents Music Resource Center (PMRC) een k(r)uistocht tegen verderfelijke teksten in popmuziek die uiteindelijk leidde tot de op platen- en cd-hoezen geplakte waarschuwingsstickers (‘Parental Advisory, Explicit Content’).

https://www.youtube.com/watch?v=2C0sANgB9Qk

In een poging Peretz’ vader (en journalist voor tijdschrift The New Republic) te laten schrijven over haar strijd stuurde Gore talloze ‘omstreden’ punkplaten door. „Die gingen rechtstreeks naar onze collecties”, schrijft Dando dankbaar. „Dankzij Tippers woede luisterden wij naar de Dead Kennedys en andere extreme voorbeelden van rock-’n-roll die we zelf waarschijnlijk nooit hadden gevonden.”

Als de rest van de band het na de zoveelste onrendabele tour voor gezien houdt, blijft de zanger-gitarist als enig permanent lid over. Hij blijft geloven in een bestaan als muzikant. Wanneer hij in 1991 Nirvana’s ‘Sliver’ hoort („‘Shit’, dacht ik, ben ík dat? Het klonk als ik, maar dan beter!”) is dat een keerpunt, een „buckle-your-seat-belt moment”. Want ook al moet het monstersucces van Nirvana nog volgen, Dando weet op dat moment zeker dat ook The Lemonheads zullen doorbreken.

Sexy tegenhanger

En hij krijgt gelijk: de scheurende cover van Simon & Garfunkel’s hit ‘Mrs. Robinson’ wordt een knaller. Opeens is iedereen in de ban van die zoetgevooisde mooiboy, de sexy tegenhanger van Nirvana’s doorgaans neerslachtige, wispelturige en schreeuwende Cobain. Terwijl die voortdurend zijn afschuw uitspreekt over ongewilde roem lijkt Dando daar juist van te genieten. Als vrouwenmagneet scharrelt hij met modellen (Kate Moss) en filmsterren (Milla Jovovich).

Cobain zal door zijn vroege dood eeuwig een genie blijven, Dando moet zijn vergane glorie onder ogen zien. Want de laatste decennia lijkt zijn muzikale instinct te zijn verdampt. Afgezien van de sterke titelloze comeback The Lemonheads (2006) maakte hij een lauwe soloplaat en twee compilaties met covers. Ook het vrijdag verschenen elfde The Lemonheads-album Love Chant is niet de gehoopte revanche. Wie begin september het ondermaatse optreden in de Amsterdamse Melkweg heeft uitgezeten, wist dat al.

Artistieke afkalving

Maar in zijn autobiografie toont Dando weinig zelfinzicht over die artistieke afkalving. Wel klaagt hij uitvoerig over de (roddel)pers. Die liet hem vallen en kon geen enkel begrip opbrengen voor de openhartigheid over zijn drugsgebruik. „Ik wilde me alleen maar normaal voelen, en dat kon dankzij heroïne.” Het heeft hem naar eigen zeggen verlost van nachtmerries en zijn nare gewoonte om te slaapwandelen. Hij vond het hypocriet om dat te verzwijgen en neemt de imagoschade op de koop toe. Van het ene op het andere moment veranderde ik van indie-lieveling in drugsverslaafde.”

Maar dat is precies wat hij driehonderd pagina’s lang zelf ook beschrijft. De meest beklemmende passage: na een lange vlucht naar Australië heeft Dando – zonder dat zelf door te hebben – afkickverschijnselen gekregen. Als hij zijn veronderstelde jetlag met speed probeert weg te snuiven en bij gebrek aan effect ook nog lsd neemt, raakt hij compleet van het padje. Hij smijt al zijn geld in rioolputten omdat hij ervan overtuigd is dat dit de enige manier is om zichzelf terug naar huis te teleporteren. Platzak neemt hij een taxi naar het vliegveld, waar hij natuurlijk ruzie krijgt met de chauffeur en uiteindelijk wordt opgepakt.

Lang verhaal kort: ‘Don’t do drugs’. Dando is tegenwoordig clean, besluit hij trots. Of nou ja, hij probeert het. Alleen hadden we dat al een paar keer eerder gelezen.

https://www.youtube.com/watch?v=agym-bbF5Lc
Lees het hele artikel