Net als met penalty’s in het voetbal
wordt in het hockey nog wel eens gezegd dat shoot-outs
de beslissende één-tegen-één-duels tussen speler en keeper, een loterij zijn.
Niet waar, zegt Oranje-international en shoot-out-specialist Jorrit Croon. Natuurlijk zit er „een stukje geluk” bij. „Maar je kunt het echt trainen, zodat het stukje geluk zo klein mogelijk blijft.”
Want áls shoot-outs een loterij zouden zijn, dan had Oranje tot voor kort statistisch gezien pech. Vlak voor de Zomerspelen van Parijs verloren de hockeymannen zeven shoot-out-series in een reeks van tien. De ommekeer kwam op een belangrijk moment: bij de olympische finale, die op shoot-outs gewonnen werd van Duitsland.
Deze donderdag spelen de hockeymannen de halve finale van het EK hockey in het Duitse Mönchengladbach tegen Frankrijk. Vrijdag is het de beurt aan de hockeyvrouwen, die Spanje tegenover zich hebben.
Het is goed mogelijk dat ook in dit toernooi shoot-outs een belangrijke rol gaan spelen. In ieder geval bij de mannen, waar de verschillen „dusdanig klein dat je toch vaak in een gelijkspel terecht komt”, zegt mannen-bondscoach Jeroen Delmee. Daarbij bestaat bij de wereldtop bij de mannen uit Europese teams.
Bij de Oranjevrouwen zit dat anders. Hun hegemonie is zo groot – dit weekend kunnen ze voor de vijfde achtereenvolgende keer Europees kampioen worden – dat shoot-outs minder vaak doorslaggevend zijn.
Maar je weet het nooit: ook de hockeyvrouwen werden pas na shoot-outs olympisch kampioen in Parijs, ten koste van een taai China. En de Nederlandse hoofdklasse werd dit jaar bij zowel de vrouwen (Den Bosch won van SCHC) als de mannen (Amsterdam was te sterk voor Kampong) op shoot-outs beslist.
Hoe bereid je je als ploeg voor op die één-op-één-duels van acht seconden?
Beter huiswerk
Eerst de mannen: vlak voor de Spelen van Parijs stond de ploeg van bondscoach Jeroen Delmee er niet goed voor met shoot-outs. Een paar weken eerder waren in de Pro League, de competitie van beste hockeylanden wereldwijd, opnieuw twee series verloren gegaan (tegen Duitsland). En in 2023 schakelde België de Nederlandse ploeg in de halve finale uit door middel van shoot-outs.
Het initiatief om daar iets aan te veranderen, zegt coach Delmee, kwam van de spelers zelf. Zij vonden dat het beter moest, in aanloop naar ‘Parijs’. „Sindsdien zijn we anders naar shoot-outs gaan kijken.”
Om te beginnen is Oranje beter z’n huiswerk gaan doen. „We staken te weinig tijd in analyses van tegenstanders”, zegt Delmee. Dat is nu heel anders. Voor spelers is er een enorme voorraad aan videobeelden van keepers beschikbaar. „Zodat ze kunnen zien: waarin is een keeper goed? Blijft hij bijvoorbeeld vaak laag bij de grond, of juist niet?” Keepers analyseren op hun beurt veldspelers uitvoerig. Pirmin Blaak, de doelman die na de Spelen stopte, „kon alles wel dromen”, vertelt Delmee.
Daarbij wordt er ook op het veld meer tijd en aandacht in shoot-outs gestoken. Delmee: „Elke training wel.” Net als bij de vrouwen zijn er in de training manieren om de druk van een belangrijke wedstrijd enigszins na te bootsen, al kan dat natuurlijk nooit echt. Bijvoorbeeld: bij een partijtje telt een doelpunt alleen als daarna ook een shoot-out gewonnen wordt. „En je kunt ook op andere manieren variëren,” zegt Delmee. „Begin maar ergens in de hoek van de cirkel, en in plaats van acht heb je maar vijf seconden. Maak hem maar.”
In het algemeen zijn shoot-outs meer „een totaalding” geworden, aldus Delmee. „De jongens zijn er serieuzer naar gaan kijken. Ze betrekken de keeper erbij: wat zou je doen als je tegenover mij staat? Ze praten er onderling meer over. Het is niet meer iets dat je in je eentje doet.”
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/08/14093739/data135997670-3dec77.jpg)
Belgisch shoot-out-trauma
De nieuwe aanpak leidde tot een ommekeer: nadat eerst zeven van de tien shoot-out-series verloren gingen, hebben de hockeymannen sinds de olympische finale al acht keer op rij gewonnen. Een record, berekende Ramon Min van hockey.nl, die veel data bijhoudt over het tophockey.
Bij de vrouwen was zo’n ommekeer niet nodig: elf van de laatste series werden binnengehaald, ook berekend door Min. Dat is even wennen voor de nog relatief nieuwe bondscoach Raoul Ehren, die in september Paul van Ass opvolgde. Ehren was hiervoor trainer van de Belgische vrouwen, die „een shoot-out-trauma” met zich meedroegen. Als bondscoach ging hij er naar eigen zeggen „gigantisch” mee aan de slag. Toch verloor de ploeg in Parijs zowel de halve finale als de strijd om het brons op shoot-outs.
Uiteindelijk was dat geen pech, zegt Ehren. „Er waren gewoon niet zoveel meiden die het goed konden.”
In Nederland is dat wel anders: Ehrens lijst lijkt bijna oneindig: „Marijn Veen, Freeke Moes, Luna Fokke, Yibbi Jansen, Renée van Laarhoven, Xan de Waard, Frédérique Matla, Pien Sanders, Fay van der Elst”, somt hij op.
De echte killers onderscheiden zich door een combinatie van koelbloedigheid en techniek, zegt Ehren. „Het is de kunst om je actie volledig af te maken. Om rustig te blijven, acht seconden zijn langer dan je denkt.”
Delmee beaamt dat: „In mijn ogen zijn de beste spelers de jongens die de bal in de laatste halve seconde binnen leggen. Die na een eerste en een tweede ook nog een derde actie durven maken.”
En voor keepers is die koelbloedigheid net zo belangrijk. Ehren: „Keepers die er weinig op trainen gaan sneller naar de grond. Dat is een kwestie van ervaring, dat je leert rustig de bal te volgen, te blijven meebewegen.”
Keepster Anne Veenendaal heeft die ervaring inmiddels ruimschoots. In de olympische finale tegen China hield ze van de drie shoot-outs er drie tegen. Voor een belangrijke wedstrijd bereidt ze zich altijd voor op haar tegenstanders, al stond ze in Parijs ook tegenover een Chinese die ze niet had bestudeerd, omdat zij nog nooit eerder een shoot-out had genomen op een groot toernooi. „Maar eigenlijk voelde dat niet wezenlijk anders. Je moet gewoon goed kijken wat ze doen. Ik ben ook wel iemand die over het algemeen lang wacht.”
Uiteindelijk, zegt Veenendaal, is het de kunst jezelf zo min mogelijk druk op te leggen. „Zíj moeten binnen acht seconden scoren. Ik hoef helemaal niks.”
Te specifiek wil Veenendaal over haar eigen aanpak trouwens niet worden: ze houdt haar kaarten tegen de borst.
/s3/static.nrc.nl/wp-content/uploads/2025/08/14093737/data135997673-05f58c.jpg)
Onvoorspelbaar, meerdere trucs
Voor spelers is dat ook van belang: de besten zijn onvoorspelbaar, hebben verschillende trucs in hun arsenaal. Ehren. „Ik heb specialisten van wie ik geen idéé heb wat ze gaan doen.”
Delmee: „De kracht zit hem in de variaties.” Spelers kiezen er vaak voor zich met de rug naar de keeper te draaien, om zo de bal af te schermen. Maar je wil dat in een serie van vijf niet steeds herhalen, zegt Delmee.
Als dé specialist van zijn mannenploeg noemt de bondscoach Jorrit Croon. „Gevoelsmatig, maar ook statistisch. Ik zou van hem niet kunnen zeggen wat zijn voorkeur is.”
Croon, die zestien van zijn negentien genomen shoot-outs benutte, vertelt dat hijzelf voor aanvang ook nog niet weet wat hij gaat doen. „Ik analyseer de keeper, natuurlijk. Maar ik heb geen plannetje ofzo, ik heb meerdere opties in mijn hoofd en doe wat er in me opkomt.”
Voor Freeke Moes is dat weer anders. „Ik heb meestal wel een plan. Ik vind het fijn om er niet helemaal blanco in te gaan.” Maar ze stemt dat plannetje dan weer niet op een specifieke keeper af. „Ik wil niet te veel in de denkstand komen.”
In de olympische finale, waarin Moes een shoot-out tegen China nam, merkte ze dat ze wel in die denkstand raakte. De Chinese keeper bracht haar met een tikje haar stick uit balans. „Mijn hoek werd lastiger en ik durfde niet meteen te pushen. Ik was me erg bewust van wat ik aan het doen was, normaal zou ik het meer op gevoel doen.”
Opeens hoorde Moes de zoemer: de tijd was voorbij. Ze kon het bijna niet geloven, zegt ze. „Niet om arrogant te doen, maar ik had mezelf zo opgehyped van tevoren. Ik had gevisualiseerd dat het zou lukken.” En dat moet ook, zegt ze: je moet vertrouwen hebben in jezelf.
Moes is daarna vol doorgegaan met shoot-outs nemen. „Je wilt niet dat het in je hoofd gaat zitten.” De twee die ze sindsdien nam zaten er allebei in.
Dat vertrouwen, zegt Croon, is inderdaad cruciaal. En juist dat komt volgens hem dankzij alle trainingsuren. „Ik heb het nu duizenden keren gedaan. Dat helpt mij heel erg.”
Hij vindt het ook gewoon leuk om shoot-outs te nemen, zegt Croon. „Het is bijna een sport an sich. Je bent op jezelf aangewezen: jij en dat witte balletje. Succes, maak er iets moois van.”