Menselijke embryo’s die via in-vitrofertilisatie (ivf) zijn bevrucht, kunnen genetische afwijkingen ontwikkelen in de periode tussen de genetische test van het embryo en de implantatie. Dit hoeft hun levensvatbaarheid niet te beïnvloeden.
Bij een ivf-traject ondergaan embryo’s een genetische test voordat ze in de baarmoeder worden geplaatst. Biologen hebben ontdekt dat een veelgebruikte test genetische afwijkingen mist die zich in embryo’s kunnen vormen vlak voor de implantatie. Wat dit precies betekent voor het selecteren van embryo’s met de grootste kans op een gezonde zwangerschap, is nog onduidelijk.
De procedure, ‘pre-implantatie genetische test voor aneuploïdie’ (PGT-A) genoemd, vindt zo’n vijf tot zes dagen na de bevruchting plaats. Hierbij worden enkele cellen uit de buitenste laag van het embryo verwijderd om te controleren op extra of ontbrekende chromosomen, die het risico op een miskraam kunnen vergroten. Maar deze test geeft slechts een momentopname. De cellen in het embryo blijven zich delen en vermenigvuldigen voor de implantatie, waardoor er mogelijk genetische veranderingen ontstaan die onopgemerkt blijven.
LEES OOK
Wassen voor gebruik kan kruisbandimplantaat verbeteren
Een implantaat dat een gescheurde voorste kruisband repareert, takelt vaak snel af. Even wassen kan dat voorkomen.
Nabootsen
Daarom volgden bioloog Ahmed Abdelbaki van de Universiteit van Cambridge en zijn collega’s de ontwikkeling van menselijke embryo’s gedurende 46 uur nadat ze waren ontdooid, om zo de periode tussen de genetische test en de implantatie na te bootsen. Gewoonlijk duurt het ongeveer één tot vijf dagen voordat een embryo zich na plaatsing in de baarmoeder innestelt. Eerdere pogingen om dit proces in beeld te brengen, konden embryo’s slechts zo’n 24 uur volgen, omdat ze zeer gevoelig zijn voor het licht dat conventionele microscopen uitstralen. Het team gebruikte in plaats daarvan een microscoop die slechts een dunne doorsnede van het embryo tegelijk belicht (light sheet microscope). Zo was de lichtblootstelling beperkt en kon het team het embryo langer observeren.
De biologen injecteerden een fluorescerende kleurstof die zich aan DNA bindt in dertien menselijke embryo’s. Zo konden ze live volgen hoe genetische afwijkingen ontstonden.
Ze observeerden in totaal 223 celdelingen en ontdekten dat in 8 procent van de cellen de chromosomen niet op één lijn lagen. Dit vindt plaats wanneer chromosomen zich in het midden van de cel opstellen voordat de cel zich in tweeën deelt. Zo’n verkeerde uitlijning vergroot het risico aanzienlijk dat de resulterende cellen extra of ontbrekende chromosomen bevatten. Dat kan de innesteling belemmeren, de kans op een miskraam verhogen of aandoeningen zoals het syndroom van Down veroorzaken.
Dit wijst erop dat ‘er mogelijk latere genetische veranderingen optreden, ná het moment waarop we screenen met PGT-A’, zegt bioloog Lilli Zimmerman van Northwell Health in de Amerikaanse staat New York.
Buitenste laag
De fouten waren beperkt tot de buitenste cellaag, die de placenta vormt. Ze kwamen dus niet voor in de cellen in het centrum van de embryo’s, die zich ontwikkelen tot de foetus. Eerdere onderzoeken hebben aangetoond dat embryo’s met enkele genetische afwijkingen in de buitenste cellen toch tot een succesvolle zwangerschap kunnen leiden. Het is daarom mogelijk dat deze genetische fouten de levensvatbaarheid van embryo’s niet beïnvloeden, zegt Abdelbaki.
‘Wat deze studie voor mij echt laat zien, is dat er nog veel meer onderzoek nodig is naar het screenen van embryo’s’, zegt Zimmerman. En het is niet duidelijk hoe genetische fouten die optreden tussen screening en implantatie de levensvatbaarheid van embryo’s kunnen beïnvloeden, onderstreept ze. De studie keek bovendien naar slechts een klein aantal embryo’s. Daardoor is het moeilijk om te zeggen of deze resultaten breder toepasbaar zijn.

2 dagen geleden
2









English (US) ·