Hoe leert een kaalkopibis een nieuwe route? Met pleegouders in gele kleren en een licht vliegtuig

3 dagen geleden 3

Een gele hoodie wappert aan de waslijn, naast een gele joggingbroek en dito poncho. Er is onweer op komst – de zoveelste bui. Het grasland is veranderd in een modderpoel, niemand heeft droge kleren over. Van de 32 vogels zijn er twee dood, één is geblesseerd. Het team loopt achter op schema, en dat terwijl de migratie al voor over twee weken staat gepland. Zelfs Marie Batzdorf, normaal zo opgewekt, lepelt lusteloos haar soep naar binnen. „Ik zie het even niet meer zitten.”

Kamp Schrockenbauer, eind juli 2025Nog 14 dagen tot vertrek

Er loopt een krekel door de badkamer. „Dat was niet de afspraak, maatje”, zegt kampmanager Clara Renner – „terug naar je vrienden jij!” Voorzichtig zet ze hem terug in een grote doos. In een krat daarnaast doen tientallen meelwormen zich tegoed aan stukjes appel. Een vijfsterrenhotel, zolang het duurt.

Want straks zijn ze bedoeld als voedsel voor de échte vip’s: de 29 kaalkopibissen in de volière verderop. Driemaal daags krijgen Knut, Lieschen, Tequila, Fasabi, Zeppelin en de anderen van hun pleegmoeders Marie Batzdorf en Johanna Haas een voedzame maaltijd van runderhart, rattenvlees, kuikentjes en kwark, aangevuld met klein levend voer en kalkrijke slakkenhuizen. Alles om ze zoveel mogelijk aan te sterken voor de grote vlucht vanuit Zuid-Duitsland naar Zuid-Spanje, half augustus.

Wie ooit een kaalkopibis – ook wel: heremietibis, Geronticus eremita – in het wild zag vergeet dat niet snel. Met hun kale kop, lange priemsnavel en zwarte nekveren ogen de vogels onheilspellend. Toch werden ze in het oude Egypte niet gezien als boodschappers des doods maar juist als symbool van vruchtbaarheid en kracht. De kaalkopibis stond model voor een hiëroglief, akh, het teken voor ‘de gezegende zielen van voorouders’. Maar door de eeuwen heen veranderde die positieve relatie tussen mens en vogel, onder meer door jacht en een versnipperde leefomgeving.

Al in de zeventiende eeuw raakte de soort uitgestorven in Europa; in Noord-Afrika verslechterde de situatie zodanig dat er eind jaren negentig nog maar zo’n honderd vogels over waren, in twee kleine kolonies aan de Marokkaanse kust. Een klein lichtpuntje was de ontdekking van enkele kaalkopibissen in Syrië – maar die populatie ging verloren. In dierentuinen werden fokprogramma’s uitgezet, voorzichtig werd gedroomd van een terugkeer in het wild. Dat zouden standplaatspopulaties worden, met vogels die jaarrond op dezelfde plek bleven. Want wie zou de vogels hun migratieroutes nog kunnen aanleren nu ze die zelf vergeten waren?

Dat was gerekend buiten Johannes Fritz, een Oostenrijkse bioloog die zich eind jaren negentig liet inspireren door de Canadese uitvinder Bill Lishman. Die had in de jaren tachtig vanuit een ultralicht vliegtuigje een ganzenmigratie geleid. In 1996 verscheen Hollywood-familiefilm Fly away home, losjes gebaseerd op Lishmans werk. „Ik werkte destijds nog bij een Oostenrijks onderzoeksinstituut”, vertelt Fritz terwijl hij de afwas doet in de buitenkeuken van Schrockenbauer, het boerenerf bij Taching am See waar de biologen hun kamp hebben opgeslagen. „Maar ik wilde wat anders en besefte na het zien van die film: wat met de ganzen werkte, zou wellicht ook met de kaalkopibissen lukken. Zonder Hollywood was het Waldrapp-project er nooit gekomen.”

Johannes Fritz in een ultralicht vliegtuigje.

Foto’s Waldrappteam Conservation & Research

Inmiddels zijn Fritz en zijn Waldrapp-team – genoemd naar het Duitse woord voor kaalkopibis – zélf beroemd geworden. Vogelliefhebbers van over de hele wereld volgen vanaf half augustus de livestream van de migratie. Fritz en een van de pleegouders in een ultralichtvliegtuigje voorop, de tientallen kaalkopibissen er netjes achteraan.

Dit is het 25ste jaar dat Fritz met de vogels werkt, maar het is pas het derde jaar dat ze naar Spanje vliegen. „Aanvankelijk hebben we, met subsidie van het Europese Life-project, een trekroute naar Italië uitgestippeld. Dat ging goed, de ervaren vogels wezen na verloop van tijd de jonkies de weg. Maar door klimaatverandering vertrokken ze steeds later in het jaar – wat eerst eind september was, werd op den duur begin november.” Zie dan als vogel de Alpen nog maar eens over te vliegen. „De thermiek verslechterde, we zagen aan de gps-gegevens hoe de ibissen soms twee of drie keer tevergeefs hoog genoeg probeerden te komen. Uiteindelijk gaven ze op, als noodoplossing brachten we ze dan maar per auto de Alpen over.”

Als structureel alternatief bedacht het team toen de nieuwe route, naar Andalusië. „In Spanje was al een poosje een standpopulatie van geherintroduceerde vogels, mogelijk gemaakt door het Spaanse Proyecto Eremita. In principe zijn de omstandigheden er goed genoeg om jaarrond te blijven, maar het broedsucces is lager. Daar wordt meestal maar één kuiken per nest volwassen, terwijl dat bij migrerende kaalkopibissen vaak wel drie kuikens per nest zijn. Door te migreren kunnen ze optimaal profiteren van het voedselaanbod op beide plekken en van de juiste weersomstandigheden.”

Inmiddels zijn er naast de twee ‘jaarrondpopulaties’ – een in Spanje, een in Oostenrijk, met elk zo’n 200 vogels – nu zo’n 300 migrerende vogels. Een deel daarvan vliegt nog steeds op eigen houtje naar Italië, een deel heeft de nieuwe route naar Spanje geleerd. „We hopen dat toekomstige nakomelingen van Italiaanse vogels de Spaanse vogels achterna zullen gaan.”

So far so good. „Natuurlijk, er zijn de nodige tegenslagen geweest, elk jaar hebben we vogels verloren. We zijn wel wat gewend, crisissen maken creatief. Maar dit jaar hebben we wel uitzonderlijk veel tegenslagen. Weken regen, waardoor de nodige vliegtrainingen niet kunnen plaatsvinden. En diverse ongelukken tijdens de schaarse dagen waarop het weer wél goed genoeg was.”

Dit jaar hebben we wel uitzonderlijk veel tegenslagen

Eén vogel die zich nu al te pletter vloog tegen een hoogspanningsdraad, één vogel die ze hebben laten inslapen omdat hij beide poten had gebroken bij een landing. Eén vogel die in Wenen herstellende is van één gebroken poot en dan is er nu ook nog Fasabi die last lijkt te hebben van huiduitslag. Is het een bacterie, is het vitaminetekort? Knelde de gps-zender te veel? Vooralsnog is het gissen. Maar één ding is zeker: als de vogels niet fit genoeg zijn, kan er niet gevlogen worden.

„Stil maar Fasabi, rustig. Wij zijn er, het is zo voorbij.” Met een monsterstaafje – niet heel anders dan de doorsnee coronatest – neemt Johanna Haas een huidmonster af om op te sturen naar het laboratorium, geholpen door een paar andere teamleden. De vogel heeft een klein kapje over zijn hoofd, om niet verward te raken door alle loerende gezichten. Buiten de vogelpleegmoeders ziet hij nooit een mens van dichtbij.

Kamp Schrockenbauer, eind juliNog 13 dagen tot vertrek

In een bestelbusje met Waldrapp-opdruk maakt stagiair Inga Gieseke het ontbijt klaar voor de kaalkopibissen. De runderharten moeten niet té ver ontdooid zijn, dan wordt het een bloederige troep, maar ook niet te diep bevroren. „Dan kun je het niet lekker kneden.” Daarna zet ze in de buitenkeuken de muesli klaar voor de teamleden. Met sojayoghurt: zelf eten de biologen in tegenstelling tot de vogels veganistisch.

Net als de tafel gedekt is, loopt er een koe over de lage schrikdraadomheining het kamp binnen. Ze dreigt achter de rieten schermen richting de volière te verdwijnen, maar Gieseke grijpt bijtijds in en stuurt haar terug naar de wei. „Dit gebeurt vrijwel elke dag een keer…” De volière staat afgeschermd van de rest van het kamp zodat de vogels niet te veel afleidende prikkels krijgen.

Intussen haalt Haas haar gele kleren van de waslijn. De kuikens zijn eind maart, begin april geboren in de Oostenrijkse dierentuin Rosegg en enkele dagen later weggehaald bij de ouders. „In tegenstelling tot ganzen raken kaalkopibissen niet metéén ingeprint als ze uit het ei komen”, vertelt ze. „Ze zijn geen nestvlieders maar nestblijvers, ze doen er langer over om volwassen te worden en hoeven dus niet direct alles van die ene ouder te leren.”

Foto Waldrappteam Conservation & Research

De ‘pleegouders’ van de kaalkopibissen in Zuid-Duitsland dragen gele kleding, waarop de vogels zich kunnen richten.

Foto Waldrappteam Conservation & Research

Sindsdien zijn Batzdorf en Haas fulltime vogelpleegmoeder. Al die maanden dragen ze uitsluitend gele kleding zodra ze bij de ibissen zijn. „We zochten een felle kleur die voor de vogels makkelijk te onderscheiden is en die niet te veel door andere mensen wordt gedragen. Dan zouden ze tijdens vliegtrainingen steeds afgeleid worden door willekeurige wandelaars.”

In het weekend mogen geïnteresseerden van buitenaf het kamp bezoeken. Wie zich heel stil houdt en geen geel draagt mag van een afstandje verdekt opgesteld met een verrekijker naar de volière gluren wanneer de pleegouders daar aanwezig zijn. Haas en Batzdorf zitten op de grond in de ruime kooi; „Komm komm Waldi, komm komm”, roepen ze. De vogels komen enthousiast op hen af. Ze spelen met het blonde haar van Haas en laten zich kroelen, nu en dan pikken ze met hun lange snavel in de bodem.

Kaalkopibissen zijn nieuwsgierige, vindingrijke vogels, zegt Fritz even later, buiten gehoorsafstand van de volière. „Dat maakt ze ook zo leuk. Ze zijn nooit saai. Na al die jaren kan ik hun gedrag nog steeds niet voorspellen. Ze zijn heel eigengereid maar kunnen zich ook goed aanpassen.” Als voorbeeld noemt hij hun broedgedrag. „In het wild broeden ze op rotskliffen en maken ze nesten van twijgjes en mos, maar ze blijken net zo makkelijk te kiezen voor vensterbanken of coniferen.”

Wat hun dieet betreft zijn ze eveneens flexibel. „Ze eten vooral wormen en larven, maar doen zich daarnaast soms ook tegoed aan krekels, vlinders, muizen en hagedissen… Al zijn ze niet heel goed in jagen: daarvoor zitten hun ogen te veel naar de zijkant en zit die kwetsbare snavel in de weg. Ze wroeten het liefst in de bodem naar voedsel.”

Sorry, het lukt niet om de video af te spelen.
of probeer het later nog eens.

Na al die jaren kan ik hun gedrag nog steeds niet voorspellen. Ze zijn heel eigengereid

Tijdens de lunch laat Batzdorf krassen op haar arm zien. Vrolijk: „Een enkele keer komen de vogels net iets té enthousiast op ons af.” Haas is eens in haar oor gepikt; sindsdien draagt ze in de volière het liefst een pet. Het voederen gebeurt met de hand. Soms schrokken de vogels het zó snel naar binnen dat het direct weer naar buiten komt. „Of je hebt een dominante vogel die een andere bij de keel grijpt met z’n snavel, zodat-ie het eten weer uitspuugt.” Elke vogel heeft een eigen individuele kleurringcode. „Al herkennen we de meeste inmiddels wel aan hun gedrag.”

’s Avonds, terwijl de regen op het doek van de partytent klettert, kijken de biologen hoopvol naar het weerbericht. Morgenochtend is het droog en vrijwel windstil: ideaal vliegweer.

In een grote schuur op het erf, tussen de appelboomgaard en de koeienstal, staat de MicroLite. Een piepklein ultralicht vliegtuigje dat uit weinig meer bestaat dan een open frame, twee stoeltjes en een propeller aan de achterkant. „Deze variant is uniek”, vertelt Johannes Fritz. „We hebben speciaal een kooi rond de propeller laten bouwen zodat de vogels er niet in terechtkomen. Veiligheid staat voorop.”

Kamp SchrockenbauerEind juli Nog 12 dagen tot vertrek

Eindelijk weer vliegtraining. Bij het ontbijt is de stemming opgetogen. „Zon, wat heb ik je gemist”, zegt Renner. In alle vroegte is ze met Fritz al naar een weiland in de buurt gereden: het eindpunt van de vliegtraining vandaag. De eigenaar van het stuk grond is akkoord: de MicroLite en de vogels mogen er landen. Alleen Fasabi vliegt niet mee vandaag – hij is nog te zwak.

Gieseke blijft in het kamp om te assisteren bij de start. Batzdorf en Fritz zullen straks voor de 28 vogels uitvliegen. Haas en Jenner springen in de auto om de vlucht te coördineren. Halverwege een landweggetje stapt Haas uit en wijst naar de horizon. „Daarvandaan vindt de take-off plaats.”

Even later verschijnt het silhouet van de MicroLite aan de horizon. Aan het vliegtuigje is een grote langwerpige parachute vastgemaakt. Knalgeel, zodat de vogels ’m makkelijk kunnen volgen straks. Tegelijkertijd biedt het valscherm óók bescherming mocht de motor haperen. Aan boord is een tweede parachute als reserve.

Foster parent, can you hear me, over”, zegt Fritz. „Loud and clear”, antwoordt Haas. En dan verschijnen, als stipjes in de verte, de kaalkopibissen. Pas als alle vogels in de lucht zijn, stijgt ook de MicroLite op. „Komm komm, Waldi, komm komm”, roept Batzdorf door de megafoon.

Sorry, het lukt niet om de video af te spelen.
of probeer het later nog eens.

Het is een fenomenaal, onwerkelijk gezicht: het piepkleine vliegtuigje met het grote gele scherm, hoog boven de bomen, de vogels erachteraan. Nils Holgersson meets E.T. „Yes”, juicht Renner zachtjes. „Het is gelukt.”

Vanaf de grond geeft Haas aanwijzingen. „Buizerd op vier uur kan voor afleiding zorgen.” En inderdaad: een paar vogels splitsen zich van de rest af en maken rechtsomkeert, de buizerd achterna. De MicroLite maakt een rondje, wacht tot alle vogels weer volgen. Komm komm, Waldi, komm komm. Dan wordt de daling ingezet naar het beoogde weiland, de MicroLite verdwijnt achter een maisveld – de vlucht heeft al met al een klein kwartier geduurd. Straks, tijdens de echte migratie, zullen ze per dag zo’n 4 uur afleggen, 180 kilometer in totaal.

„Nu willen we ze niet te veel uitputten, zeker niet omdat ze nog niet zoveel gevlogen hebben en niet in optima forma zijn”, zegt Haas. In het weiland mogen de vogels 20 minuten uitrusten, alvorens terug te vliegen.

Na de pauze gaat het opstijgen minder voorspoedig dan de eerste keer: de vogels beginnen maar niet met vliegen, hoe vaak Batzdorf ze ook roept. Fritz houdt zich zoveel mogelijk afzijdig: als piloot is het niet de bedoeling dat hij met de kaalkopibissen communiceert. Maar uiteindelijk zijn alle vogels in de lucht en wordt de terugvlucht ingezet.

Bij de lunch maakt het team de balans op. Besloten wordt om de start van de migratie met één week uit te stellen. „De vogels hebben nog extra trainingsdagen nodig.”

Foto Waldrappteam Conservation & Research
Foto Waldrappteam Conservation & Research

Kamp SchrockenbauerHalf augustus 1 dag voor vertrek

Een update van Fritz per e-mail. „Gisteren hebben we de laatste trainingsvlucht gemaakt. In totaal hebben we nu 18 vluchten erop zitten – relatief weinig vergeleken met eerdere jaren.” De huidaandoening van Fasabi bleek te zijn veroorzaakt door een bacteriële infectie. „We hebben de vogels nu behandeld met antibiotica.”

Als alles goed gaat met de migratie, zullen de vogels pas over twee jaar weer in Duitsland terugkeren: jonge kaalkopibissen blijven eerst een jaar op hun overwinteringsplaats voordat ze tijdens de voorjaarstrek naar hun broedkolonie vliegen. „Vermoedelijk landen ze dan weer op het erf van Schrockenbauer. Dan brengen wij ze vanaf daar vervolgens naar de broedkolonie in Burghausen, dertig kilometer verderop.”

Vliegveld PaterzellEind augustus 6 dagen na vertrek

De eerste etappe, van Schrockenbauer naar Paterzell, is maar ten dele goed verlopen: het merendeel van de vogels keerde om, acht vogels vlogen veertig kilometer mee. Daarna zijn alle vogels in transportkooien meegelift met de auto.

Op sociale media deelt het Waldrapp-team foto’s van de vlucht, en van de tenten die rond het mini-vliegveld zijn opgesteld. Ook met de tweede etappe, naar Kißlegg, wil het niet vlotten: meerdere keren weigerden de vogels mee te vliegen. „Vanochtend volgden ze ons aanvankelijk wel”, schrijft Fritz in een update op Facebook, „maar helaas was het niet genoeg om de etappe te voltooien. Na een tijdje maakten ze rechtsomkeert. Nu is het plan om nog een week te blijven trainen in de omgeving van Paterzell en dan een nieuwe poging te wagen.” Onvermoeibaar zet het Waldrapp-team door, uit liefde voor de vogels.

Of zoals Fritz het eerder verwoordde: „Dat zij ons toestaan om tijdelijk deel uit te maken van de groep, om mee te vliegen in hun formatie, via die trekroute die talloze vogelsoorten al miljoen jaren gebruiken… Dat is echt een geweldig gevoel. Alsof je even één met de vogels bent.”

Sorry, het lukt niet om de video af te spelen.
of probeer het later nog eens.

Lees het hele artikel